dinsdag 29 september 2015

10. Koffie

“Ik wist eigenlijk wel dat je er zo over zou denken, maar ik vind het toch erg fijn om het nu uit je eigen mond te horen zeggen.
Ze slaakte een diepe zucht van tevredenheid. “Wat heb ik van God toch een fijne en verstandige man gekregen.
Ik ben zo blij met de man die je nu bent lieverd, heb ik je dat eigenlijk wel eens gezegd?”
“O, .. Ik denk pas nog maar slechts zo’n honderd keer “ plaagde hij “Maar het kan mij natuurlijk nooit genoeg zijn!”
“Je weet dat er in onze kringen heel vaak anders over dit soort dingen wordt gedacht.
Mensen van stand zouden alleen mogen trouwen met andere mensen van
stand.
En voor liefde is vaak niet echt veel ruimte, familiebelangen gaan voor zoals je weet.”
“Ik weet het, maar zijn er daarom niet zoveel echtparen in hun huwelijk zo ziels ongelukkig?” antwoordde hij. “Laten we voornemen William zo’n ellendig huwelijksleven niet op te leggen, ik zou het vreselijk vinden als hij door onze schuld doodongelukkig zou worden.
Ik wil zoiets niet op mijn geweten hebben.” Ze knikte instemmend.
“Maar goed, voorlopig lopen we nog wel erg ver op de zaken vooruit.” Ging hij verder.
“Hij heeft nu pas zijn eerste afspraakje en misschien zal het wel nooit meer worden.”
“Misschien niet” zei ze “Maar weten doe je het nooit, en dan is het wel fijn om van elkaar te weten wat die ander er van vind.”
“Gelijk heb je schat, maar zullen we nu zelf ondertussen ook maar eens van tafel gaan?
Dan kunnen ze de boel gaan wegruimen.”
De daad bij het woord voegend stond hij van tafel op en zette hij de stoel van zijn vrouw naar achteren om het haar gemakkelijker te maken van tafel op te staan.
Daarna gaf hij zijn vrouw een arm en begeleide hij haar galant de kamer uit.
Nadat William zich weer lekker had opgefrist, pakte hij een nieuw kostuum uit de kast en maakte hij zich gereed om naar de salon te gaan.
Eenmaal daar aangekomen ging hij naar buiten en nam hij vervolgens plaats op de balustrade.
Uitkijkend over zee gingen zijn gedachten uit naar de komende tijd dat hij van dit alles weer voor lange tijd afscheid zou moeten nemen.
Straks moest hij weer naar zee en was dit lieve leventje voor een heel poosje uit.
Dan stond hij weer onder de strenge krijgstucht en die harde onbuigzame wetten die op ieder marineschip in oorlogstijd golden.
Ook voor een jonge Lord als hij in opleiding tot luitenant ter zee werd hierop geen enkele uitzondering gemaakt.
Over een korte tijd ging hij noodgedwongen voor zijn vaderland het gevaar weer tegemoet.
En niemand kon hem vertellen hoe lang die verschrikkelijke oorlog met al zijn ellende van dien nog ging duren.
En ook niemand kon weten hoeveel tijd er weer overheen zou gaan voordat hij weer vaste voet zou kunnen zetten op Engelse bodem.
Zijn gedachten werden onderbroken door een geluid vanuit de salon.
Schuchter en bedeesd kwam Jeanne binnen lopen.
“Vergeef mij dat ik zo maar brutaal binnen kom lopen, my Lord.
Maar ik had al een aantal malen op de deur geklopt en u deed maar niet open.
Ik dacht dat u mogelijk buiten zou staan en daarom ben ik zo vrij geweest om toch maar naar binnen te gaan.”
Hij stond direct op en liep breed lachend naar haar toe.
“Fijn dat je er bent Jeanne, wil je hier buiten zitten of toch maar liever binnen?”
“Wat u maar wenst my Lord” antwoordde ze voorzichtig.                                                                                                                
“Dan zit ik liever buiten als je het niet erg vindt.”
“zeker niet, my Lord.”
“Uitstekend dan!, neem plaats alsjeblieft.”
William pakte vlug een stoel uit de salon en zette die voor haar neer, hield vervolgens de rugleuning vast en begeleidde haar met zijn andere arm galant naar de stoel.
Verwonderd ging ze zitten.
“Dat had u niet hoeven doen, my Lord!, ik ben maar een gewoon dienstmeisje, ik hoor voor u uw stoel aan te reiken.”
“Nee!, deze avond doen we het eens helemaal anders, deze avond ben ik jouw gastheer.
Mag ik jou voor de verandering eens een kopje koffie aanbieden?”
Verlegen met de volkomen onverwachte situatie antwoordde ze bedeesd, “Dank u, my Lord.”
William riep Stuart binnen en vroeg hem om de koffie in de salon te brengen.
Na kortte tijd kwam Stuart binnen met een blad waarop een koffiepot, twee kopjes, melk, suiker en gebak stonden.
“Dank je Stuart, zet het daar maar neer, ik doe de rest zelf wel.”
“Weet u dat zeker?, had my Lord nog iets anders gewenst?” vroeg Stuart verwonderd.
“Nee dank je, dit is voldoende, je kunt weer gaan en zorg er voor dat we voorlopig niet gestoord zullen worden.”
“Jawel, my Lord” met een lichte buiging liep hij richting de uitgang van de salon.
Daarbij passeerde hij Jeanne en wisselde hij met haar een korte blik van verstandhouding.
Zachtjes sloot hij de deur achter zich, waarna hij glimlachend verder ging met zijn andere bezig heden.
“Wil je wat melk of suiker in je koffie Jeanne?” vroeg William haar.
“Een scheutje melk alstublieft, my Lord” antwoordde ze nog steeds wat bedeesd.
“Laten we de titel ’my Lord’voor deze avond maar eens voor een keer achterwege laten, vind je ook niet?
Noem mij maar William als je het niet erg vindt, want zo heet ik tenslotte.”
“Als dat is wat u wenst my Lo, ..eh, ...William” herstelde zij zich snel.
“Graag, anders is het zo officieel vind je niet?
Vertel eens, heb je het hier op het kasteel een beetje naar je zin?“ vroeg hij haar oprecht belangstellend, terwijl hij ondertussen d’r koffie aanreikte, en er ook een voor zichzelf inschonk.
“Oh ja!, het is hier heel erg fijn, en heel anders dan bij de mensen waar ik eerst voor moest werken!”
“Wat is er dan precies zo anders aan?” wilde hij van haar weten.
“Letterlijk alles!, de sfeer, de mensen, de omgeving, echt alles!”
“Was het adres waar je hiervoor werkte dan zo slecht?”
“Nou en of!, ze behandelden daar het personeel als slaven en keurden ze zelfs geen blik waardig.
Ik heb daar een half jaar moeten dienen, maar dat was een half jaar te lang!”
“Waar was dat dan precies?” vroeg hij nu nieuwsgierig geworden.
“In Londen, bij de familie Henderson, zij wonen in Bondstreet.”
William knikte begrijpend, hij kende die familie wel, het waren inderdaad koude, harteloze mensen, wier harten alleen gesteld was op geld, eer en macht.
“Gelukkig voor je dat je hier bent aangenomen.”
“Ja, dat kunt u wel zeggen.
Dank zij mijn oom Stuart, die een goed woordje voor mij heeft gedaan, ben ik hier nu aangenomen.
U snapt nu wel dat ik daarom enorm was geschrokken van die blunder eerder deze dag, ik zag mijzelf al weer binnen enkele dagen eerloos ontslagen worden.”  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten