zaterdag 31 oktober 2015

38. Verborgen angsten

Ondanks dat de boot nu in de luwte van de rotsen moest liggen danste ze als een bezetene op en neer in de metershoge golven.
Twee man probeerde met uiterste krachtsinspanning voor op de boeg te blijven zitten om de boot zo goed en kwaad het ging van de dreigende rotsen af te houden.
Het was voor hen een ware beproeving om in dit kolkende geweld op het kleine voorplechtje te blijven zitten.
Ze hadden zich dan ook stevig met lijflijnen aan de sloep vastgebonden om te voorkomen dat ze er afgeslagen zouden worden.
Die arme drommels daar voorop waren zeker niet te benijden bedacht William rillend van de kou terwijl hij dieper wegdook in de kraag van zijn jas.
Het stootkussen leek het ondanks de hoge branding toch te gaan houden.
Maar ondanks dat kreeg de boot toch zo nu en dan enorme rake klappen te verduren,
Daarom was het voor de stuurman een bijna onmogelijke opgave om hem in de juiste positie te krijgen en te houden.                                                    
Constant brulde hij bevelen naar de roeiers die door hen direct stipt werden opgevolgd, want iedereen besefte donders goed dat bij de geringste fout de boot aan splinters geslagen zou worden en dat ze dan in het ijskoude water terecht zouden komen.
En dan was het nog maar de levensgrote vraag of ze er ooit nog weer levend uit zouden komen.
Het was zaak om de sloep zo snel mogelijk in te laden, want deze inspanningen konden ze onmogelijk erg lang vol houden.
Een aantal vaatjes en kisten werden als eerste naar beneden getakeld.
Dat bleek relatief nog vrij eenvoudig te zijn, zij het niet dat een kist bijna één van de mannen voor op de boeg van boord had geslagen.
Maar er was geen tijd om daar nu erg lang bij stil te blijven staan.
De hutkoffer van de Brighttons was het volgende object, hetgeen overigens zonder noemenswaardige moeilijkheden gelukte.
“Maakt u gereed madame!, nu bent u aan de beurt!”
De kabel werd opnieuw naar boven gehesen.
Daar werd de broek er aan bevestigd met een slipsteek, waarbij ze zorgden dat het eind van de kabel onder de broek bleef hangen zodat het voor de mannen beneden wat eenvoudiger zou zijn om de broek vanuit de sloep los te maken.
“Madame wilt u zo vriendelijk zijn om in de broek te stappen?”
Angstig, maar te trots om het te laten blijken, stapte lady Brightton in de broek, waaraan nog twee extra kabels werden bevestigd die naar de sloep beneden hen werden geworpen.
Ze zouden gebruikt worden om de broek zoveel mogelijk van de rotsen af te houden en om haar in de boot te geleiden.
William greep zijn moeders hand en keek haar een ogenblik liefdevol aan.
”U kunt het moeder, u zult zien dat het best wel goed zal gaan.”
Zijn moeder knikte, maar hij zag aan haar dat ze er toch niet erg gerust op was.
En eerlijk gezegd, .. was hij dat zelf ook niet.
Maar daar zweeg hij tegenover haar natuurlijk wijselijk over.
Hij keek naar de wilde golven onder hem en slikte zijn angst weg.

Eerlijk gezegd was hij altijd al bang geweest voor grote hoogtes.
Iedere keer als hij aan boord van de White Star in de mast had moest klimmen om vanuit de mars een vijandelijk schip in de gaten te houden, kon hij slechts maar met de grootste moeite zijn hoogtevrees overwinnen. Hij was nooit echt een held geweest.
Zelfs als kind al niet, wat was hij altijd jaloers op zijn vrienden geweest die vaak veel meer lef hadden gehad dan hij.
Die schijnbaar onbezorgd, en niet denkend aan gevaar, de hoogste bomen hadden beklommen, of in de zomer vanaf de rotsen in het meer hadden gedoken dat vlak bij hun eigen huis gelegen was.
O, wat had hij hen in stilte en diep in zijn hart toch altijd benijd en gewenst dat ook hij ooit nog eens zo onbevreesd zou worden als zij!
Maar hij was inmiddels helaas tot de conclusie moeten komen, dat die wens waarschijnlijk wel nooit zal uitkomen, ook al wilde hij het nog zo graag.
Hij bleef tot zijn eigen ergernis, een even grote angsthaas als vroeger.
Al kon hij zijn angst wel beter onder controle houden dan toen hij nog een aantal jaren jonger was dan nu. Hij was nu zelfs in staat om zijn angst zo goed te camoufleren, dat niemand aan boord van de White Star het ooit had opgemerkt.
Maar!, moest hij met schaamte bekennen, dat was omdat de angst op ontdekking van zijn lafheid nog groter was!
Dat was wel de grootste angst die diep in hem verborgen zat.
En het zou voor hem persoonlijk een ware nachtmerrie betekenen als er ooit iemand achter zijn zorgvuldig verborgen geheim kwam.
O!, wat verweet hij zichzelf vaak dat hij zo’n grote lafbek was!
Diep in zijn hart verachtte hij die gevoelens van angst en kwelde hij zichzelf met schuldgevoelens over wat hij zelf meende, zijn grote tekortkomingen.
Hij schrok op uit zijn sombere gedachtes, want zijn moeder uitte een klein kreetje van schrik toen de broek, na de order van de luitenant, werd opgetakeld en een moment stil boven de vijftig meter hoge afgrond bleef hangen.
De wind kreeg er vat op en de broek zwaaide daardoor vervaarlijk heen en weer.
“Haal de lijnen aan!” brulde de luitenant naar beneden.
De lijnen kwamen nu strak te staan en langzaam werd de kabel vanaf de kraanbalk gevierd en zakte de broek langs het platform naar beneden.
William schreeuwde zijn moeder nog enkele bemoedigende woorden toe.
“Hou vol!, het gaat goed zo!, je kunt het!”
Zijn moeder wuifde, duidelijk angstig, maar dapper naar hem terug.
Toen verdween ze na een korte tijd over de rand uit het zicht.
William, opnieuw zijn angst overwinnend, liep voorzichtig naar de rand van het platform en keek haar zo lang mogelijk na.
Door de steeds dichter wordende duisternis was het niet zo makkelijk om haar te blijven volgen.
Soms verdween ze geheel uit het zicht doordat de schaduw van de rotsen het maanlicht verdrong.
Maar telkens ving hij toch weer een glimp van haar op en zag dan tot zijn opluchting dat het tot dusver nog steeds goed ging.
Gespannen volgde hij de broek met zijn ogen, die nu ongeveer drie meter boven de sloep vervaarlijk heen en weer begon te zwaaien.
Hij wist dat de sloepgasten het juiste moment moesten zien te berekenen om haar veilig binnenboord te kunnen halen.

vrijdag 30 oktober 2015

37.Vijandelijk vernuft

En dan wachtte voor hen slechts maar een straf, …. de galg!
Vechten onder andermans vlag of uniform stond voor alle partijen gelijk aan een halsmisdaad.
Normaal waren de regels, dat op het moment dat vijandelijke troepen in actieve dienst overwonnen of op een andere manier in handen kwamen, ze slechts alleen krijgsgevangen gemaakt mochten worden.
Hetgeen overigens ook niet bepaald een pretje was.
Maar je bleef dan in ieder geval nog een poosje leven, tenminste, als je lichamelijke en geestelijke gezondheid sterk genoeg waren om de barre omstandigheden die in die smerige gevangenisschepen heersten te kunnen overleven.
Hij had eens een kort poosje wacht moeten lopen op zo’n schip en hij rilde bij de gedachte.
Soms hoorde hij s’nachts in zijn dromen nog het kreunen van de gevangenen die in hun vochtige, donkere en smerige cellen lagen weg te teren.
Achteraf gezien was een snelle dood dan misschien toch nog niet eens zo’n erge straf, als je het daarmee vergeleek.
Als je dan toch moest kiezen, dan zou hij het wel weten.                                      
Plotseling hoorde William een luid gerinkel achter zich en nieuwsgierig draaide hij zijn hoofd in de richting van de oostelijke kraanbalk waar volgens hem het geluid vandaan moest komen.
Er bleek een groot, vlak, vierkant ding opgetakeld te worden.
Schijnbaar hingen er zware kettingen onder en was dat hetgeen wat het geluid veroorzaakte.
Door de duisternis kon hij niet meteen herkennen wat het grote platte ding nu precies moest voorstellen of waar voor het voor zou moeten dienen.
Maar toen hij het nieuwsgierig eens wat beter bekeek ging hem plots een lichtje op.
Blijkbaar hadden ze alle matrassen die in het kasteel te vinden waren geweest stevig aan elkaar verbonden en vervolgens daaronder een aantal zware kettingen bevestigd.
Het was misschien een wonderlijke constructie om te zien, maar hij kreeg ongewild bewondering voor de professionele manier waarop de Fransen nu te werk gingen.
Dit was werkelijk een geniaal idee vond hij.
Door al die matrassen aan elkaar te verbinden en die vervolgens te laten zakken tot op de hoogte waar de sloep de rotsen zou gaan raken, kreeg je een enorm stootkussen dat mogelijk zou voorkomen dat de sloep ernstig beschadigd zou raken en zinken.
Hij zag dat er enkele mannen bezig waren een aantal zware dreg ankers aan de kettingen te bevestigen en dat ze het geheel verder klaarmaakten om over de muur te takelen.
Vervolgens werd het met een lange kabel ook bevestigd aan de westelijke kraanbalk van het platform.
William ontdekte een eindje verder op de muur een derde kraanbalk die hem daarnet nog niet eerder was opgevallen.
Vanaf die balk werd er ook een kabel overgebracht en aan het stootkussen bevestigd.
Blijkbaar waren ze gereed om het gevaarte te laten zakken!
Beneden aan de muur zag hij een rij mannen klaarstaan die blijkbaar de opdracht hadden om de kabels voetje voor voetje te laten vieren.
Hij bedacht dat het bij die andere kraanbalk wel hetzelfde geval zou zijn.
De bedoeling was om het geïmproviseerde stootkussen ongeveer tegen het zuidelijkste gedeelte van de rotsen aan te brengen, precies zoals hij zelf ook al had gedacht.
Hij had zelf ook al bedacht dat de sloep op die manier de beste kans zou hebben om niet beklemd te raken tussen de ‘tenen’ van de rots.
Geboeid keek hij naar de uitvoering van deze operatie, die tot dusver bijzonder vakkundig in elkaar gestoken zat.
Een luitenant ging op het platform staan en brulde bevelen naar degene die beneden aan de kabels stonden.
Het bevel werd van man tot man over geschreeuwd, omdat het voor hem vrijwel onmogelijk was om de afstand met zijn stem tegen de wind in te overbruggen.
Met een kort lichtsignaal kreeg de sloep opdracht om te wachten tot het stootkussen op de plaats was aangebracht.
Het zou nog een hele kunst zijn om het kussen in zijn geheel recht naar beneden te laten zakken, bedacht William bij zichzelf.
De drie kabels moesten daarvoor vrijwel gelijktijdig door de verschillende groepjes mannen worden gevierd.
Langzaam maar zeker zakte het gevaarte naar beneden.
William was benieuwd of de kettingen en ankers zwaar genoeg waren om te voorkomen dat de matrassen door de beukende golven zouden worden weggeslagen.
Ze hadden wel het geluk dat boven aan de rots en aan die kant van de teen, zich aan de zijkant een groot recht stuk vlak afgesleten rots bevond.
Hierdoor werd het laten zakken van het zware geheel iets eenvoudiger.                                                
Langzaam zakte het gevaarte lager en lager, tot het uiteindelijk langzaam in de woeste branding verdween.
De kabels werden net zo lang gevierd tot ze een moment geheel slap kwamen te staan.
Hierdoor zouden de ankers de gelegenheid krijgen om zich ergens in de spleten van de rotsen vast te haken.
De luitenant gaf na een korte tijd het bevel om de kabels voorzichtig strak te spannen.
Direct werd de kabel langzaam piepend in hun katrollen weer door de mannen aangetrokken totdat ze uiteindelijk snaar strak kwamen te staan en er door de luitenant opnieuw een bevel werd gebruld om het aantrekken te staken.
William was benieuwd of de matrassen het wel zouden houden.
Ze waren tenslotte niet berekend op zoveel trekkracht, alhoewel hij wel vermoede dat men ze wel wat aangepast zouden hebben om ze uiteindelijk geschikt te maken voor dit doel.
Blijkbaar hadden de ankers zich ergens goed in vastgehaakt want het geheel bleek netjes strak te blijven staan.
Precies op de hoogte waar de sloep de meeste kans maakte om de rotsen te raken hing nu een enorm stootkussen om de ergste klappen op te vangen.
De luitenant gaf orders om de kabels te beleggen aan de palen die voor dit doel in de grond  waren geslagen.
Hierna kreeg de sloep het teken dat ze een eerste poging konden gaan ondernemen om de rotsen voorzichtig te naderen.
Er werden een aantal kabels naar beneden geworpen voor het geval dat er iemand overboord geslagen zou worden.
Misschien dat een drenkeling dan nog enige kans zou hebben om zich hiermee te kunnen redden.   Die verdraaide Fransen hadden het goed voor elkaar!, vond hij, hier was duidelijk goed over nagedacht.
Dat hadden zijzelf niet beter kunnen doen, concludeerde William bewonderend.
Er werd op de kraanbalk nog een extra blok aangebracht zodat hij ook goed dienst zou kunnen doen bij het laden van de sloep.
Uiterst Langzaam kroop de sloep naderbij.
Hij zag dat de stuurman van de sloep de golfslag zorgvuldig in de gaten hield.
Het was vooral zaak om de golven zoveel mogelijk op de kop van de boot te nemen.
Als door een fout van de stuurman de boot dwars op de golven zou komen te liggen was het vrijwel zeker dat hij in deze woeste branding zou kapseizen.

donderdag 29 oktober 2015

36. Verzegelde orders.

”Ik stel je hoogst persoonlijk verantwoordelijk voor de begeleiding van de Brighttons.
Zorg er voor dat ze niet ontsnappen of dat hen wat overkomt voordat de overdracht een feit is.” drukte Astray de man overduidelijk op het hart.
De man knikte ernstig.
“Hier heb je de afzonderlijke brieven die bedoeld zijn voor onze Spaanse en Franse contacten.
Ze zijn verzegeld en verzwaard en bovendien ook nog eens verpakt in zeildoek wat behandeld is met pek zodat het pakje nu volkomen waterdicht is afgesloten.
Mocht de missie echter dreigen te mislukken doordat het schip onderschept wordt door de vijand, moet u dit direct overboord werpen of op een andere manier laten verdwijnen.”
Astray gebaarde druk met zijn handen in een poging de man van het grote belang van zijn verhaal te doordringen.
“Het mag hoe dan ook in geen geval in handen komen van de vijand!, is dat begrepen?”
De man knikte nogmaals heftig, “Jawel, my Lord.”
“Ik hoop dat ik de juiste man voor deze opdracht heb uitgekozen en dat u mijn vertrouwen niet zult beschamen, sir. Zorg dat alles volgens plan verloopt en ik zal je rijkelijk belonen.
Je weet dat je missie van het grootste belang is voor het verdere verloop van het grote plan.”
“U kunt erop vertrouwen dat alles naar wens zal verlopen, my Lord, ik zal de documenten, de jonge Lord en de lady samen met mijn leven bewaken en zorgen dat ze precies terechtkomen, daar, waar u ze wilde hebben.”
Astray keek hem een kort moment doordringend aan, “Ik hoop dat je je woord aan mij gestand zult doen luitenant, ik schenk je hierbij mijn volste vertrouwen, stel me dus niet teleur!”
“Aye, aye, sir!” De man sprong in de houding en tikte aan zijn steek.
William en zijn moeder, die het allemaal flink geërgerd van een afstand hadden zitten bekijken, walgde toen ze die overloper stijf in de houding zagen springen voor een landverrader als Astray.
William wende zijn gezicht af en keek in een poging zijn gedachten wat af te leiden in de richting van de zee.
Daar kon hij, als hij heel goed keek, de sloep in het opkomende maanlicht op de golven naderbij zien dansen.
De mannen aan de riemen moesten er hard aan trekken zag hij.
Het was duidelijk te zien dat ze de grootste moeite hadden om de sloep tegen de wind in te krijgen.
Hoge golven namen het bootje op en smeten het daarna alle kanten uit.
Weliswaar moeizaam maar toch gestaag naderde hij de landing plek.
De kabel van de kraanbalk, die over de westkant van het platform uitstak, werd in gereedheid gebracht om, zodra de boot onder aan de hoge rotswand lag, meteen te kunnen beginnen met laden. Hij moest daar natuurlijk zo kort mogelijk blijven liggen omdat anders de hoge en zeer gevaarlijke branding het bootje tegen de rotsen zou kunnen verpletteren.
Beneden het platform en de toren waarop het bevestigd was kon hij een uitstulping van een rots onderscheiden.
Die uitstulping bestond uit twee delen die vanboven één geheel vormden.
Het had wel iets weg van de hoef van een hert bedacht hij.
Telkens als de golven zich terugtrokken, om daarna met hernieuwde kracht terug te komen, kwamen de twee delen even bloot te liggen.
Het was voor de stuurman van de sloep zaak om deze uitstekende rotspunt aan de zuidkant te benaderen, omdat anders het gevaar bestond dat de sloep beklemd kon raken tussen de twee ‘tenen’ van de rots.
Als dat gebeurde zou dat absoluut het einde van de sloep betekenen.
Ze zou daar dan muurvast tussen komen te liggen en vervolgens volledig aan splinters worden geslagen door de beukende branding.
Zoiets was een ware nachtmerrie voor zeelui zoals de sloepgasten, omdat ze, net als de meeste zeelieden overigens, vrijwel niet konden zwemmen en daardoor zeker de dood zouden vinden.
Voor hen hierboven zou het vrijwel onmogelijk zijn ze te helpen, omdat de grote hoogte nooit snel genoeg te overbruggen zou zijn.
En zelfs al konden er een paar van hen zwemmen, dan nog zouden ze het niet lang uithouden in het ijskoude water van de Firth of Clyde.
In dit jaargetijde zouden ze binnen de kortste keren door onderkoeling buiten bewustzijn geraken en te pletter slaan tegen de scherpe rotsen.
William rilde bij de gedachte en volgde met spanning de verdere verrichtingen van de sloep.
Plotseling hoopte hij eigenlijk dat het maar gebeurde.
Het zou tenslotte betekenen dat ze dan niet van het eiland afgehaald konden worden.
En tevens zouden ook de plannen van Astray hierdoor lelijk in de war geschopt zijn.
Maar even snel als die gedachte bij hem opkwam, verdween hij weer.
Die arme drommels daar beneden deden ook maar hun plicht, evenals hij dat deed voor zijn koning en vaderland.
Buiten dat zou die Astray zeker een volgende poging laten wagen door een andere sloep.
Desnoods een stuk zuidelijker, zelfs ook al zou dat de kans op ontdekking aanmerkelijk vergroten.
Hij kon het zich simpelweg niet veroorloven om te falen.
Blijkbaar stonden er grote belangen op het spel die bij falen zeker zijn kop zou kosten.                                                      
Met spanning bleven zijn ogen de sloep, die nog net te zien was in het maanlicht, volgen.
Nog even, dan konden ze profiteren van de betrekkelijke luwte die de rots waarop het kasteel gebouwd was hen zou bieden.
Dan kon wellicht de sloep wat beter op koers gehouden worden omdat hij dan wat meer vaart zou kunnen maken.
Eerlijk is eerlijk, bedacht William, die gasten daar in de sloep wisten van wanten.
Het waren blijkbaar doorgewinterde vaklui.
Dat kon hij wel zien aan de wijze waarop de riemen gelijktijdig op en neer werden gehaald.
In deze omstandigheden was dit zeker niet eenvoudig.
Maar in deze tijden van oorlog waren dat soort vaklui schaars wist hij.
Hij vroeg zich dan ook af waar ze hen vandaan hadden weten te halen.
De Franse zeelui stonden bij hen Engelsen nou niet bepaald hoog aangeschreven.
Maar dat bewees maar weer dat je niet te snel bevooroordeeld moest zijn, en dat ze hun vijanden dus ook zeker niet moest onderschatten.
Hij stond zo geboeid naar hen te kijken dat hij niet doorhad dat hij inmiddels steenkoud was geworden.
Hij dook wat meer in zijn jas, wreef even stevig zijn handen over elkaar en stak ze diep in zijn zakken.
De sloep was nu nog maar slechts een halve mijl van hen verwijderd en hij kon nu met enige moeite de mannen, die diep gekromd over hun riemen zaten, onderscheiden.
Een uniform of zo kon hij vanaf deze afstand en met het schaarse licht helaas niet onderscheiden.
Maar waarschijnlijk zouden ze tijdens deze missie wel in het zwart zijn gekleed om zo min mogelijk op te vallen.
Voor hem persoonlijk stond het nu wel vast dat hij zeker geen enkel Frans uniform te zien zou krijgen, dacht hij.
En mocht het blijken dat ze toch in uniformen waren gestoken verwachtte hij tien tegen èèn dat het dan Britse uniformen zouden zijn.
Dat betekende voor hen echter wel dat, mochten ze per ongeluk toch gesnapt worden door de kustwacht, ze zonder meer als spionnen berecht zouden worden.

woensdag 28 oktober 2015

35. Klaar voor transport


“Dat zou namelijk heel erg jammer zijn, zoals u wellicht nog wel zal weten!” gromde hij dreigend, terwijl zijn gezicht boosaardig vertrok.
Lady Brightton knikte geërgerd waarmee ze te kennen gaf dat ze het niet vergeten had en zweeg vervolgens wijselijk.
Astray’s gezicht ontspande zich en kreeg weer zijn onnatuurlijke glimlach terug.
“My Lord!, de sloep is in zicht, ze kan naar schatting over een kwartier hier zijn!” werd er vanaf de toren naar beneden geschreeuwd.
“Dank u!” brulde hij terug “Maak u klaar om Lady Brightton met de broek omhoog te hijsen!” “Jawel, my Lord!” kwam er van boven terug, terwijl de persoon ook nog eens een teken met zijn handen gaf dat hij hem begrepen had.“Mag ik u dan nu verzoeken om in de broek plaats te nemen, ‘my Lady?” zei Astray op zemelige toon.
Zonder nog een woord te zeggen, maar met een blik die boekdelen kon bevatten, stapte ze met zichtbare tegenzin in de zeildoeken broek, waarna Astray met zijn hand een teken gaf aan de man boven hem.
Voorzichtig werd ze langzaam naar boven getakeld.
Nauwgezet volgde Astray haar met zijn ogen terwijl hij aanwijzingen brulde naar degene die de kraanbalk bediende.
Ongeveer halverwege zorgde een plotselinge sterke windvlaag ervoor dat de broek vervaarlijk heen en weer begon te slingeren, waardoor ze het gevaar liep om stevig tegen de muur te worden gesmakt.
“Houd hem!, houd hem, idioten!” brulde Astray woedend naar de mannen die de opdracht hadden gekregen om de broek door middel van twee touwen (die aan beide zijden van de broek bevestigd waren tegen het slingeren), in bedwang moesten zien te houden.
"Wat denken jullie wel dat dit is?, een zak vodden of zo!
Behandel haar zo voorzichtig als een vaatje kostbare rum idioten!”
Van boven werd er nu luid gelachen over het feit dat er een vrouw van adel vergeleken werd met een vaatje rum en de opmerkingen waren dan ook niet van de lucht.
“Houd hem strak daar!, ja zo!, zo gaat het beter!”
Lady Brightton hing nu boven de toren en werd met de touwen die aan de broek bevestigd waren naar het platform getrokken.
Daar lieten ze haar zachtjes zakken, waarna ze door een aantal stevige mannenarmen werd beetgepakt om te voorkomen dat ze terug zou vallen.
“Laat me los!” beet ze de mannen toe, terwijl ze een poging deed om zo snel mogelijk uit die ellendige broek te stappen.
De mannen grinnikten, maar hielden haar armen nog steeds stevig vast en dirigeerden haar met zachte drang naar de zijkant van het platform.
“Hier blijven staan madame” kwam er stuntelig uit, “We gaan nu uw zoon naar boven takelen.”
Lady Brightton knikte slechts kort als teken dat ze het begrepen had, en bleef op de aangewezen plek staan om de mannen niet in hun werk te hinderen.
Het was koud en winderig zo hoog boven op het platform, daarom dook ze automatisch dieper in haar jas weg en trok haar kraag zo hoog mogelijk op.
Haar handen waren inmiddels al behoorlijk verstijfd van de kou.
Èèn van de mannen, die dat blijkbaar in de gaten had gekregen, gaf haar galant zijn halsdoek. Met een dankbare blik nam ze die van hem aan.
De broek zakte via de kraanbalk weer terug naar beneden, waar vervolgens William op zijn beurt nu gedwongen werd in te stappen om naar boven te worden gehesen.
Èènmaal boven aangekomen werd ook hij met zachte drang gedwongen naast zijn moeder op het platform plaats te nemen.
Ze keken over de rand naar beneden waar de hoog opgezweepte branding met een geweldige kracht tegen de rotsen beukte.
William keek zijn moeder liefdevol aan en lag zijn hand in de hare als bemoediging.
Zij gaf hem een veelbetekenende blik van verstandhouding terug.
Er werden nu verscheidene materialen, die blijkbaar ook met die sloep mee moesten, naar boven gehesen, waaronder een aantal kleine vaatjes met sterke drank die ze haast welzeker in de kelder van het kasteel gevonden moesten hebben.
Waarschijnlijk wilden ze de bemanning aan boord van het schip ook van de overwinning mee laten genieten.
Zeelui kennende, zou dit een meer dan welkome afwisseling op hun dagelijkse rantsoen betekenen.
Ook hun hutkoffer herkende William tussen de lading en verder zag hij ook nog een aantal zakken graan en gestolen kostbaarheden.
De Fransen hadden in een korte tijd een behoorlijk groot en stevig platform op de toren van de buitenmuur zien te flansen waar met gemak een groep mensen met hun benodigde spullen op kon plaatsnemen.
William begreep in eerste instantie niet waarom ze zo’n moeilijke manier en locatie hadden gekozen, terwijl een eindje verderop het landschap langzaam naar beneden glooide.
Iets ten zuiden van het kasteel waren de rotsen velen malen lager dan hier. Voor z'n gevoel zou het toch een stuk eenvoudiger zijn geweest om daar beneden onder dekking van het duister alles in de sloep te laden.
Toen hij daar eens zijn gedachten over liet gaan, bedacht hij wel dat het op deze plaats een stuk minder zou opvallen.
Want tegen de donkere rotswand zou de sloep in het duister vrijwel onmogelijk te zien zijn. Hij bedacht dat het ook niet echt te verwachten zou zijn dat ze op deze plek onverwachts op een kustvaartuig zouden stoten, omdat die zich hier niet zo snel met dit slechte weer zou durven vertonen.
Deze locatie lag precies in het midden van een natuurlijke kom die de zee in de afgelopen eeuwen in de kustlijn had weggesleten, zodat het noch vanaf het noorden, noch vanaf het zuiden te zien zou zijn.
Ook was het voor de sloep met deze wind iets eenvoudiger om de kust te naderen, doordat het van de betrekkelijke luwte van de rotsen gebruik kon maken, terwijl de wind een eindje verderop bijna geheel vrij spel zou hebben.
Achteraf gezien was deze locatie voor een geheime operatie als deze toch zo gek nog niet, alhoewel hij eerst nog moest zien of het van hieruit wel echt zo eenvoudig zou zijn om zonder kleerscheuren alles in de hevig bewegende sloep te krijgen.
Lord Astray was inmiddels, samen met een paar Fransen, ook omhoog geklommen en op het platform aangeland.
Onder hen bleek schijnbaar nog een Engelse verrader aanwezig te zijn.
Met die persoon bleef Astray op enige afstand van hen staan praten.
Maar ongemerkt werden grote flarden van het gesprek door de wind meegevoerd, zodat ze soms toch nog vrij goed konden verstaan wat er tussen hen beiden werd gezegd.

dinsdag 27 oktober 2015

34. Vaarwel liefste

Daar lag ze!, met haar wijd opengesperde, gebroken, en niets ziende ogen te staren met een blik zoals alleen doden dat konden doen.
Het was voor hem nauwelijks te geloven dat dit stille, bleke, levenloze lichaam, hetzelfde meisje was wat nog maar zo kort geleden zo sprankelend en fris als een schone hinde in de wei had rondgedarteld.
Hij zag haar nog voor zich, zoals ze gisteren de kamer vulde met haar warme aanwezigheid.
Vaak stralend lachend met van die grappige kuiltjes in haar wangen en die parelwitte, blinkende tanden waarboven haar vrolijke en ondeugende, maar o zulke vriendelijke ogen hem zo schalks hadden aangekeken.
Nu lag ze daar vaal en bleek als een stuk vuil neergeworpen op het natte gras!
Haar werkelijk eens zo schitterende haardos die gisteren nog glansde in de zon, lag nu in lange natte slierten verward over haar gezicht uitgespreid.
Een pluk ervan hing in haar mond, die net als haar ogen wijd open lag, alsof ze de wereld wilde toeschreeuwen welk onrecht haar was aan gedaan.
Met bevende vingers streek hij door haar verwarde haren in een poging er wat orde in te scheppen.
Zachtjes veegde hij de lok die in haar mond hing naar achteren.
“Je was zo mooi” fluisterde hij “Die smerige schoften!, waarom!, .. waarom!, ..het spijt me lieverd! het spijt me zo vreselijk dat ik je niet heb kunnen beschermen tegen al deze mensonterende vernederingen!
Vergeef me!, ... vergeef het me alsjeblieft!”
Voorzichtig, alsof hij wilde voorkomen dat hij haar nog pijn zou doen, sloot hij teder haar ogen en daaropvolgend haar mond.
Hij pakte haar slappe armen en legde ze met zorg naast haar verstijvende lichaam.
Vol eerbied en respect boog hij zijn hoofd en nam hij een stil moment van gebed.
Nadat hij zijn gebed had beëindigd keek hij op.                                                        
Ineens stonden er twee Fransen naast hem, ”Je tijd is om, mee jij!” ruw werd hij aan z’n haren omhoog getrokken en sleurden ze hem met zich mee.
Na een aantal meter lieten hem nu voor zich uit lopen waarbij ze hem geregeld een gemene duw met hun geweer in de rug gaven.
“Ik hoop dat het afscheid naar uw wens was, my Lord?” schamperde Astray.
“Vanaf nu, kan ik naar ik meen, toch op uw volledige medewerking vertrouwen?”
William knikte slechts kort ter bevestiging.
Een klein overwinningslachje speelde rond  Astray’s lippen.
“Nu dan, mag ik u dan verzoeken mij nogmaals te volgen?” vervolgde hij smalend.
Ze marcheerden over het ronde grasveld in de richting van het koetshuis en stallen.
Toen ze over het pad liepen dat op de poort van het koetshuis uitkwam sloegen ze ineens linksaf en liepen ze langs de ronde muur tot ze tenslotte in een smalle corridor terecht kwamen die tussen twee muren was ingebouwd en die bedoeld was om vijanden van buiten te verhinderen het kasteel binnen te komen.
Helaas waren die niet berekend geweest op verraders van binnen uit, bedacht William verbitterd in zichzelf.
De corridor werd spookachtig verlicht door fakkels, die ongeveer om de vijf meter aan de muur waren bevestigd. Ongeveer halverwege die muur, waar een markant torentje in de muur was uitgebouwd, hield Astray stil.
Een soort steiger en twee massief houten kraanbalken waren aan beide kanten op een houten platform, dat bevestigd zat op de krans van een toren van de buitenmuur, bevestigd.
Astray bemerkte tot zijn grote bezorgdheid dat het inmiddels al een stuk harder was gaan waaien dan een uur of twee daarvoor en dat het bovendien daarmee ook heel wat kouder aan het worden was.
Ze moesten nu echt gaan opschieten want het weer was duidelijk sneller dan gedacht ten nadele van hen aan het veranderen.
Weldra zou het een stuk moeilijker, zo niet onmogelijk zijn, om de gevangenen en voorraden in de sloep te krijgen en ze veilig naar de brik over te brengen.
De toch altijd al stevige branding was naar zijn mening behoorlijk sterker geworden.
Dat maakte het voor de stuurman van de sloep er niet bepaald eenvoudiger op om met zijn vaartuig de rotsige kust dicht te naderen.
Gelukkig stond er wel een aflandige wind waardoor het voor hem iets eenvoudiger zou zijn om afstand van de gevaarlijke kliffen te houden, tenminste, .. dat hoopte hij maar.
Hij moest er niet aan denken dat zijn kostbare ‘lading’ hier voor zijn ogen verloren ging.
“We zijn helaas op het punt gekomen dat we afscheid van elkaar moeten gaan nemen, my Lady.”
"Het spijt mij anders helemaal niet, sir!” beet ze hem nijdig toe, ”Ik was toch al niet zo gecharmeerd van uw aanwezigheid!”
“Geloof me my Lady, u zult nog vaak aan mij terugdenken, ha, ha, ha!
Maar goed, ik wens u en uw zoon een behouden vaart!
We zullen elkaar waarschijnlijk wel nooit meer zien, wat ik overigens persoonlijk gezien wel erg jammer vind.
U bent best op zichzelf genomen een aantrekkelijke vrouw, en ik had u graag eens van dicht, bij willen leren kennen, en dan bedoel ik ook van wel van zeer dichtbij ha, ha, ha!
Maar ja!, de plicht gaat nu eenmaal voor het meisje nietwaar?”
“Van uw plichtsgevoel heb ik nu niet bepaald een hoge dunk, ‘mijnheer!’en ik hoop dat uw woorden van zojuist voor mij bewaarheid zullen worden, en dat ik u inderdaad nooit meer zal zien!
Geloof me, dat is wel het grootste plezier wat u mij nog in mijn leven kunt geven.                      
Ik wil u daar dan ook alvast bij voorbaat voor danken,‘sir!’
“Alles is in gereedheid gebracht, my Lord” kwam een korporaal melden.
Zichtbaar geërgerd omdat hij onderbroken werd in zijn gesprek en hij zodoende niet meer de tijd had om de hatelijke opmerking aan zijn adres nog te kunnen pareren gromde hij, “Uitstekend, laat direct het afgesproken lichtsignaal geven en houd die verrekte sloep scherp in de gaten.”
“Jawel, my Lord.”
De man klauterde langs de steiger omhoog en gaf het bevel door aan de man die al reeds klaar stond om het sein te gaan geven.
Hij zwaaide drie maal met zijn stormlantaarn op en neer, en ging toen naar de kraanbalken om de broek neer te laten.
Dat was een lap van verstevigd zeildoek waarin twee gaten voor de benen waren gemaakt, en die op vier punten stevig bevestigd was aan de kabels die door de katrollen van de kraanbalken liepen.
Op deze manier konden Lady Brightton en haar zoon ‘veilig’ opgetakeld worden zonder het gevaar te lopen naar beneden te vallen.
Ze hoopten hen daarmee heelhuids in de sloep te krijgen.
Lady Brightton stond er met de nodige minachting naar te kijken, en beet Astray toe, “U denkt toch zeker niet dat ik gebruik ga maken van dat belachelijke ding, sir!”
Hij wendde zich gemaakt bezorgd naar haar toe, en met een bijna honingzoet stemmetje zei hij, ”Helaas wel, my lady.
Ik zou niet willen dat u zich zou bezeren, of erger nog, misschien wel te pletter zou vallen op de rotsen.
Dat zou namelijk voor mij een onverteerbaar groot verlies zijn, en dat kan ik mijzelf natuurlijk niet aandoen” schamperde hij..
“Mag ik u wijzen op uw eerdere belofte deze avond die inhield dat u mij niet langer zou tegenwerken?, ik mag toch aannemen dat u dat nu toch alweer niet bent vergeten?”

maandag 26 oktober 2015

33. Met de dood voor ogen

Met de gemene grijnslach nog op zijn lippen draaide hij zich om en liep hij de kamer uit.              
Het volgende moment ging de deur weer opnieuw open en werd er een stapel kleding naar binnen gebracht.
Ook werd er een houten hutkoffer in het midden van de kamer neergezet.
“Ik wil adviseren om u warm aan te kleden” zei een marinier in gebroken Engels, "De overige kleren kunt u in deze koffer leggen.”
Ze werden opnieuw alleen gelaten en snel griste William een aantal warme kleren van de stapel, waaronder zijn eigen overjas.
Hij voelde snel in zijn zakken of ze soms vergeten waren die te doorzoeken, maar helaas, ze waren allen volledig leeggehaald.
De Fransen lieten werkelijk niets aan het toeval over.
Schuchter liep William vervolgens naar de andere kant van de kamer en draaide hij zich om waardoor hij zijn moeder de gelegenheid bood zichzelf met een zekere privacy te kunnen omkleden.
Na exact tien minuten werden de deuren opnieuw opengeworpen, en een aantal Fransen onder leiding van de korporaal kwamen binnen stampen.
“Wij zijn uw begeleiding madame, ik wil u verzoeken om samen met uw zoon vrijwillig met ons mee te lopen.
Indien u echter weerstand zult bieden zijn wij genoodzaakt om u en uw zoon in de boeien te slaan!, aan u is de keus.”
“Wij zullen ons niet verzetten, de boeien kunnen achterwege gelaten worden,, u heeft mijn woord .”   De man lachte tevreden, “Heel verstandig madame, ik hoop dat uw zoon er hetzelfde over denkt?” Hij keek smalend naar William, die daarop slechts bevestigend knikte.
“Wilt u mij dan nu maar volgen?”
De kleine stoet zette zich in beweging en liep richting aankomsthal waar Astray al met een achterbakse grijns op zijn gezicht hen stond op te wachten.
“Ah!, fijn jullie weer te zien, my Lady en u ook my Lord.
Ik hoop dat u gereed bent voor de lange reis?” Spottend maakte hij een sierlijke buiging.
“Laat die poppenkast maar achterwege” reageerde Lady Brightton bits.
“Waarheen voert die reis dan wel?” Hij lachte slechts sarcastisch.
“Ik hoop dat u zult begrijpen dat ik dit nog liever even voor u beiden geheim houd, my Lady.
Wilt u mij dan nu maar volgen?”
Hij leidde hen door de hoofduitgang van het kasteel naar buiten.
Daar bleek dat het al behoorlijk donker aan het worden was.
Een aantal mannen waren bezig onder het flikkerende licht van een aantal fakkels dode lichamen in zeildoeken zakken te naaien en ze met stenen te verzwaren.
Hierna werden ze vervolgens achteloos op een gereedstaande platte kar geworpen.
Daar lagen ze dan, klaargemaakt voor hun laatste reis, ... de reis naar het donkere watergraf!
De flikkerende fakkels en de schaduwen van de mannen gaven het geheel een griezelige, lugubere uitstraling.
Lady Brightton gaf een kreetje van afgrijzen en wendde haar gezicht af om het walgelijke schouwspel maar niet te hoeven zien.
Maar William’s ogen speurden langs de lichamen die nog niet waren ingenaaid en in een lange rij naast elkaar op het vochtige gras lagen.
Ze werden onweerstaanbaar naar de rij bleke wanstaltige lichamen getrokken, die op de meest onnatuurlijke verwrongen houdingen als stukken vuilnis op en tegen elkaar aan lagen.
Wanhopig zocht hij de rij af of hij tussen hen in liggend Jeanne kon ontdekken.
Hij hoopte, tegen beter weten in, dat dit gruwelijke lot haar bespaard zou mogen zijn.
Maar hij besefte ook direct dat zelfs als ze daar niet tussen zou blijken te liggen, het hem helaas nog niet de zekerheid zou bieden dat ze daarom dan ook nog steeds in leven was.
De kans was eerder levensgroot aanwezig dat zij dan waarschijnlijk al in een met stenen verzwaarde zak ingenaaid tussen de andere lichamen op de kar te vinden zou zijn.
Gejaagd keek hij rond of er ook nog andere rijen dode lichamen lagen dan deze, maar dat bleek gelukkig niet het geval te zijn.
Hij hoorde zijn moeder zachtjes snikken, maar kon daar op dit moment helaas geen aandacht aan schenken.
Hij speurde uiterst geconcentreerd naar de lichamen, bang als hij was om misschien haar over het hoofd te zullen zien.
Tot hij geschokt abrupt stil ging staan op het moment dat hij tot zijn afgrijzen het ontzielde lichaam van Jeanne herkende.
Hij stond ineens zo plotseling stil dat de Fransman die achter hem liep tegen hem op botste en struikelde.
“Jeanne!” schreeuwde hij hartverscheurend uit, terwijl hij op haar bleke roerloze lichaam afstormde en verslagen bij haar neer knielde.                                                        
Astray draaide zich nijdig om en schreeuwde “Grijp hem!”
Drie man sterk stormde direct op William af, grepen hem ruw beet en sleurden hem naar Astray waar ze hem als een hond voor zijn voeten neergooiden.
Die gaf hem woedend een gemene trap in zijn lendenen zodat hij kreunend van pijn in elkaar kromp en zo bleef liggen.
“Je weer niet aan de afspraak houden, hè!” gromde hij dreigend, “Ik had je gewaarschuwd mannetje!, knevel hem!”
“Nee!” schreeuwde Lady Brightton vertwijfeld, “Hij wilde alleen maar afscheid nemen van zijn goede vriendin” ze wees snel naar het lichaam van Jeanne.
“Ze waren sinds kort goed bevriend met elkaar geraakt, ... ben je werkelijk zo’n gevoelloos monster zonder eer dat je hem zelfs niet wilt toestaan dat hij even op een respectvolle manier afscheid van haar neemt?”
Ze deed slim een uiterste poging de situatie voor haar zoon te redden door bij Astray op zijn gevoel van eer in te spelen.
Geërgerd bekeek hij het hele tafereel en trok daarbij zijn lip minachtend omhoog.
“Pfft, een jonge Lord die bevriend is met een simpele boerenmeid!” spotte hij.
“Jullie Brighttons zijn een schande voor ons mensen van stand, ‘mevrouw” schamperde hij.
Hij dacht even kort na, “Goed, vooruit dan maar, ik ben tenslotte ook de beroerdste niet, ik geef hem precies twee minuten de tijd om afscheid van haar te nemen.”
Hij maakte een achteloos gebaar. “Laat hem los en laat dat bastaardjong z’n gang maar gaan!, maar ik waarschuw u dat dit echt de laatste keer is dat ik u nog een gunst bewijs, my Lady!” beet hij haar toe, “Een volgende maal ken ik geen genade!”
William werd door zijn moeder kreunend overeind geholpen en strompelde zwaar op haar leunend zo goed en kwaad het ging naar het lichaam van Jeanne toe waar hij op zijn knieën naast haar neer zeeg.

zondag 25 oktober 2015

32. Afscheid en vertwijfeling

Maar onverbiddelijk bleef de man doof voor hun roepen en Lady Brightton besefte dat het verder nutteloos was om er nog verder mee door te gaan.  
William rekte zijn hals zo ver als hij kon in een poging Jeanne te kunnen zien.
Hij zag haar uiteindelijk ergens achterin de groep mee strompelen en riep wanhopig haar naam.
Ze bleef hem gelaten met een verslagen blik waarin grote angst lag af te lezen aankijken.
“Jeanne!, Jeanne!, .. ik hou van je!” schreeuwde hij, terwijl hij over de gekruiste geweren heen boog om toch maar zo goed mogelijk zichtbaar voor haar te blijven.
Hij zag haar ruw door een Fransman de kamer uitgeduwd worden.
Nog éénmaal keek ze naar hem met haar angstige en betraande ogen en sloeg toen haar ogen neer.
De deuren sloten zich,  Jeanne was voorgoed uit William’s zicht verdwenen.
Zonder een woord te spreken verlieten ook de laatste vier wachten de kamer en bleven ze daarna samen alleen achter.
Op één of andere manier hadden ze het gevoel dat dit niet veel goeds te betekenen kon hebben.
Verslagen viel William op de grond, terwijl hij radeloos met zijn handen in zijn haar naar zijn voeten bleef zitten staren.
Zijn moeder zonk naast hem neer en sloeg haar armen troostend om hem heen.
“We hebben echt alles gedaan wat we konden William.”
Hij knikte somber.“Maar dat was niet genoeg moeder, .. niet genoeg!”
Vertwijfeld schudde hij zijn hoofd terwijl hij met betraande ogen naar haar opkeek.
“Laten we hopen dat ze hen alleen maar naar een andere kamer willen verplaatsen en dat we ze misschien spoedig weer terug zullen zien.”
Hij haalde slechts zijn schouders op.
“En wat zullen ze met ons van plan zijn te doen moeder?”
"Ik wou dat ik het wist jongen” zei ze zacht onderwijl denkend aan de dreigende woorden van Astray eerder die dag.
William zag de zorgelijke blik van haar en vroeg niet verder.
Er viel een verslagen stilte en beiden bleven met de armen om elkaar heengeslagen in gedachten voor zich uit zitten staren.
Plotseling werden ze opgeschrikt door een salvo geweervuur, wat kort daarop werd gevolgd door enkele losse schoten.
Verbijsterd keken ze elkaar aan!, terwijl ze beiden met ontzetting tot het verschrikkelijke besef kwamen wat deze schoten te betekenen moesten hebben.
Hun angstige voorgevoelens werden gruwelijk bewaarheid.
Woedend stoof William op en rende hij naar de deur.
Wild beukte hij er met z’n beide vuisten tegenaan, terwijl hij uit alle macht brulde: “Moordenaars!, .. moordenaars!, .. schoften!, smerige moordenaars!”
En terwijl bij hem nu opnieuw de tranen vrij over zijn wangen stroomde, zonk hij totaal ontredderd bij de deur neer.
Verslagen lag hij zijn hoofd tegen de deur terwijl hij die nog steeds machteloos en wanhopig met zijn vuisten (die inmiddels volledig krachteloos waren geworden) bleef bewerken.
Schor bleef hij maar in zichzelf herhalen, “Moordenaars!, ...smerige moordenaars.”
“My lord, alles is gereed! Uw orders omtrent de gevangenen zijn stipt uitgevoerd, en de mannen zijn nu bezig de lijken te verzwaren om ze straks in zee te laten verdwijnen.
Ook de kraanbalk is al bijna in gereedheid gebracht.
Als het u belieft, kunt bevel geven om het vissersvaartuig te seinen dat ze aan de brik kunnen doorgeven dat ze de gevangenen over een uur kunnen komen halen.”
“Dank u, goed werk. “ Lord Astray keek van zijn bureau op waaraan hij bezig was geweest met een aantal begeleidende brieven te schrijven die betrekking hadden op zijn ‘gulle’ geschenken aan zijn belangrijke Spaanse en Franse contacten.
Hij bekeek nog eens zijn werk en bromde tevreden in zichzelf.
Deze brieven en geschenken zouden de heren zeker gunstig stemmen, en dat was precies wat hij nodig had bij het verdere verloop van zijn plannen.
Vooral de Spaanse contacten wilde hij aan zich proberen te binden, want ze hadden de Spaanse vloot hard nodig om tot de volledige uitvoer van hun geniale plan te komen.
“Kunt u mij zeggen hoe laat het nu is?”
“Ik schat dat het omstreeks tegen zessen loopt, my Lord, maar mag ik zo vrij zijn om u er op wijzen dat u sinds kort in het bezit bent gekomen van een schitterend vestzakhorloge?” subtiel het beladen onderwerp ontwijkend op welke manier Astray hiervan in het bezit was gekomen.
“Oh ja!, da’s waar ook.” Astray graaide in zijn zak en vond grijnzend wat hij zocht.
Hij opende voorzichtig het dekseltje en keek in het licht van de kaarsvlam hoe laat het was.
“Sein aan het vissersvaartuig dat ze aan de brik moeten doorgeven dat hun sloep om omstreeks acht uur de gevangenen hier moeten komen oppikken.
Dan is het inmiddels donker genoeg geworden, zodat ze hopelijk niet meer zo snel opgemerkt zullen worden door de kustwacht.
Het weer is nu nog gunstig en er staat bijna geen branding zodat het te doen moet zijn.                                                        
Maar er is wel behoorlijk haast geboden, want het weer kan en gaat hier zeer spoedig flink veranderen.”
“Jawel, my Lord, tot uw orders.” De man groette beleefd en ging heen.
Al met al zou het toch nog een hele toer worden om de sloep langs alle riffen te loodsen, bedacht Astray in zichzelf.
Zelfs bij daglicht was het al een hele kunst, laat staan in het duister.
Maar ze konden gewoon het risico niet nemen om te worden ontdekt door de kustwacht.
Dan zou alles wat ze nu al hadden bereikt in één klap teniet worden gedaan.
Hij keek nog eens naar het glanzende horloge, dat zacht een melodietje ten gehore bracht.
Daardoor ontdekte hij dat er in het dekseltje het èèn en ander stond gegraveerd en nieuwsgierig hield hij het wat dichter bij de vlam van de kaars zodat hij, in het licht wat er nu op viel, kon lezen wat er stond.
Gefeliciteerd met uw vijfentwintigjarig huwelijksjubileum, uw liefhebbende zoon William.
Hij lachte sinister voor zich uit, deed met een klap het dekseltje dicht en stak het vervolgens met een zwier weer terug in zijn vestzak.
Hij moest nu gaan voortmaken want hij had nog een hoop werk liggen om de overdracht van de gevangenen voor te bereiden.
De deur van de kamer waarin Lady Brightton en haar zoon zaten zwaaide opnieuw open en de korporaal kwam naar haar en William toe lopen.
Die hadden zich inmiddels alweer achter in de kamer teruggetrokken, in bange afwachting van de dingen die komen zouden.
“Maakt u gereed voor vertrek, u heeft tien minuten!” beval hij bars.
“Ik heb wat warme kleren voor u en uw zoon van de kamers laten halen, ik kom jullie zo halen.” Waar gaan we dan heen?” vroeg lady Brightton hem.
Maar hij lachte vals, “Dat zult u vanzelf wel zien madame.”

zaterdag 24 oktober 2015

31. Ontvoerd!

Hij schoof voorzichtig zijn hand in haar richting en lag die zachtjes op haar schouder.
Maar ze schudde hem wild van zich af en deinsde angstig achteruit, terwijl ze wederom diep in elkaar dook en haar handen stijf voor haar gezicht sloeg.
Even wist hij niet meer wat hij met de situatie aan moest, maar opnieuw schoof hij iets naar haar toe en sprak hij haar aan.
“Jeanne ik ben William weet je nog wel?, we hebben gisteren nog met elkaar koffie gedronken in de salon. Ik doe je geen kwaad, ik wil alleen maar proberen je wat te troosten.
Weet je dan niet meer hoe gezellig we het gisteren samen hebben gehad?
Laat me je alsjeblieft mogen helpen om je wonden te verzorgen, ik beloof je geen pijn te doen.”
Maar ze schudde heftig haar hoofd.
“Laat me toch met rust!, Ik heb jou niet nodig” zei ze zacht gesmoord.
“Het is allemaal voorbij!, je kunt nu niets meer voor me doen.
Ik ben vies, smerig en met schande beladen, alle eer is mij ontnomen!“ snikte ze luid, terwijl haar schouders nu wild schokten en de tranen door haar vingers drupten en langs haar bebloede handen naar beneden gleden. "Alstublieft!, ga weg en denk niet meer aan mij!, de Jeanne die u gekend hebt is er niet meer.
Ze is voorgoed verdwenen en komt ook nooit meer terug!”
“Zeg dat toch niet!” riep hij smekend.
“Ik ben van je gaan houden, en zal dat altijd blijven doen!
Voor mij is er niets veranderd!, .. hoor je!, niets!
Laat me je toch mogen helpen om jezelf weer terug te vinden, alsjeblieft!, probeer het.
Ik wil alles wat maar enigszins menselijk mogelijk is voor je doen!”
Maar opnieuw schudde ze hevig met haar hoofd, terwijl ze haar gezicht nog steeds in haar handen verborgen hield.
“Wat mij deze nacht is afgenomen kan door geen mens me ooit weer worden terug gegeven!
Ook niet door u“ snikte ze.
“U kunt me alleen helpen door weg te gaan en me met rust te laten.
Dat is het enige wat ik wil, ... alsjeblieft, ... ga!”
Maar hij zei beslist, ”Nee!, ik ga niet, want ik hou van je en ik wil je helpen!”
Radeloos keek ze hem met haar zwaar betraande ogen aan.
Ze schudde troosteloos haar hoofd, stond plotseling op. en strompelde ineengedrongen als een oude vrouw naar de andere kant van de kamer.
Ook hij sprong op om haar te volgen, maar ze keek hem vijandig aan.
Machteloos besefte hij, terwijl zijn hart verscheurd werd van verdriet, dat het nu op dit moment helaas geen nut meer had om haar achterna te gaan.
Verslagen volgde hij haar met zijn ogen terwijl ze langzaam tussen een groepje mensen verdween.
Wanhopig zonk hij op de grond neer, terwijl hij zijn tranen nu vrijelijk over zijn wangen liet lopen.

“My Lord!, we hebben seinen ontvangen vanaf het vissersvaartuig, dat de brik die uw gevangenen naar hun bestemming moet brengen al is aangekomen.
Het houdt zich schuil in een inham langs de kust.
Er wordt dringend verzocht om hen zo snel mogelijk in te laden, omdat ze bang zijn niet lang verborgen te kunnen blijven voor de Engelse fregatten die de kust bewaken.
Ook het weer en de golfslag zijn nu bijzonder gunstig, maar ze verwachten dat dit zeer snel zal gaan veranderen.”
“Dank u, geef direct de order dat er een kraanbalk geconstrueerd moet worden om Lady Brightton in een sloep te kunnen hijsen.
We kunnen zo’n kostbaar geschenk natuurlijk toch niet van de rotsen af laten klimmen”  grijnslachte hij smalend.
”Jawel, my Lord, tot uw orders” lachte de korporaal veelbetekenend terug.
“Verder wil ik dat de kwestie van de andere gevangenen nu wordt afgehandeld, zodat we al onze mannen voor andere doeleinden kunnen inzetten.
Laat het snel gebeuren zoals ik het heb gezegd, maar zorg dat er geen sporen achtergelaten worden.”
De man knikte begrijpend.“ Zoals u wenst, my Lord.”
De man beende weg en Lord Astray keek met half dicht geknepen ogen uit het raam, terwijl hij tevreden met zijn vingers over de stoppels van zijn ongeschoren kin wreef.
“Tijd voor fase twee” glimlachte hij genoegzaam in zichzelf.
Hopelijk hadden ze net genoeg tijd om hun plan tot uitvoer te brengen voordat de kustwacht de brik zou ontdekken.
Voorlopig zat het weer hen tot dusver mee.
Hopelijk zouden de weersgesteldheden geen roet in het eten gaan gooien, bedacht hij bezorgd.          
                                                               ^^^^^^^^^^
Ruw werden de deuren van de kamer open gesmeten.
Met stampende laarzen kwamen een stuk of twintig Fransen, met bajonetten op hun geweer gestoken, naar binnen lopen.
Over en weer werden bevelen geschreeuwd.
Snel werden er een paar strategische posities door een tiental Fransen in de kamer ingenomen.
Een stuk of vijf van hen bleven bij de deur staan, terwijl de anderen zich verspreidden tot achter in de kamer.
Er ontstond paniek!, en de radeloze vrouwen gilden van angst.
De mannen gingen beschermend om de samengeschoolde groep vrouwen staan in een wanhopige poging hen tot de laatste man te verdedigen.
“Koppen dicht!, en opstellen in het midden van de kamer!” klonk bars geschreeuwd het bevel.
“Opschieten een beetje!, we hebben niet de hele dag de tijd.”
De gevangenen werden ruw naar het midden van de kamer gedreven en direct door de Fransen omringt zodat ontsnappen volkomen onmogelijk werd gemaakt.
Lady Brightton liep dapper op de bevelvoerende officier af en sprak hem in haar beste Frans aan. “Wat heeft dit te betekenen!“ vroeg ze hem fel.
”Wat gaat er met ons gebeuren?, ik eis een verklaring!”
De officier keek haar spottend aan.
“Dat gaat u totaal niets aan!, ik ben u geen verklaring schuldig madame, wilt u nu opzij gaan?
U en uw zoon blijven onder bewaking in deze kamer en de rest gaat met mij mee.” “Dat weiger ik!
Deze mensen vallen onder mijn verantwoording, ik laat hen niet aan hun lot over.”  “Madame dit was geen verzoek “ dreigde de officier “U doet nu wat ik zeg anders laat ik u met geweld opzij zetten!”
Als antwoord bleef ze hardnekkig voor de man staan en ook William voegde zich nu demonstratief bij haar.
Vanuit de groep gevangenen klonken een paar bijvallende juichkreten, maar met een paar rake klappen werden die snel in de kiem gesmoord.
De officier snauwde een kort bevel.
Direct werden ze omringd door vier mannen die voor en achter hen bleven staan, en kruislings hun geweren tegen elkaar hielden.
Opnieuw werden er orders geschreeuwd, waarop vervolgens de stoet gevangenen ruw naar de uitgang van de kamer werd gedreven.
Wanhopige kreten klonken richting Lady Brightton en William die tevergeefs met hun bewakers worstelden en de bevelvoerende officier luid aanriepen in een poging hem nog op andere gedachten te brengen.

vrijdag 23 oktober 2015

30. Gebroken harten, leed en verdriet


William zag tot zijn stomme verbazing de sergeant, met de grijnslach nog rond zijn lippen, bloedend vanuit zijn borst voor zijn voeten neervallen.
Verschrikt keek iedereen in de richting van waar het schot gekomen was.
Daar stond Lord Astray, met het rokende pistool nog in zijn hand.
“Ik had volgens mij heel duidelijk gezegd dat niemand hen ook maar een haar mocht krenken!
Schijnbaar worden mijn orders niet echt serieus genomen!”zei hij dreigend.
“Laat dit een waarschuwing zijn voor iedereen die aan mijn woorden twijfelt!
Laat hem direct los!” beval hij.
“En zorg dat dit stuk ellende uit mijn ogen komt!” minachtend wees hij naar de dode sergeant die nog steeds voor William’s voeten lag.
Zwaar onder de indruk gekomen van zijn dreigement volgden de mannen direct zijn orders op en lieten ze William snel gaan.
Die viel naar adem snakkend op zijn knieën.
Zijn moeder liep op Astray af.
“Ik wil u mijn dank overbrengen dat u mijn zoon heeft behoed voor een zekere dood.”
“Ha, ha, ha” lachte Astray honend “Ik denk dat u er over een tijdje wel heel anders over zult denken.
Heb maar niet de illusie dat ik het deed om hem die aframmeling te besparen of uit èèn of ander gevoel van sympathie voor jullie Brighttons.
Het maakt mij namelijk totaal niet uit of je zoontje lief de aframmeling wel of niet overleefd zou hebben, sterker nog, het liefst maak ik jullie nog vandaag eigenhandig als beesten af!”
Hij keek haar smalend met kille ogen aan.
“Maar eerst heb ik nog heel wat anders voor jullie in petto” grijnslachte hij onheilspellend.
“Geloof me, je zou liever hebben gewenst dat hij dood was!”
Lady Brightton draaide hem zichtbaar geschokt de rug toe en wilde naar William lopen die nog versuft door de aframmeling op de grond zat.
Maar Astray lag stevig zijn hand op haar schouder en hield haar tegen.
Vervolgens bracht hij zijn mond dicht bij haar oor en hijgde hees, “Jammer dat ik geen tijd had om u op mij feestje uit te nodigen, ik weer zeker dat ik me ook met jou bijzonder goed geamuseerd zou hebben.”
Lady Brightton rechtte haar rug en terwijl ze voor zich uit bleef kijken zei ze rustig:
”Uw woorden getuigen mij van iets wat ik al reeds wist, namelijk dat goede smaak niet tot uw toch al niet zo talrijke vaardigheden behoort.
Als u mij dan nu wilt excuseren!, mijn zoon heeft hard verzorging nodig.”
Astray’s greep verslapte en met een duw liet hij haar los.
“Als ik u was zou ik uw zoon ook maar even een waarschuwing geven en hem duidelijk vertellen, dat als hij hierna ook nog maar een keer een probleem zal veroorzaken, ik zijn moeder dan direct zonder enige vorm van pardon aan de vlaggenmast van het kasteel zal laten ophangen.
En ik verzeker u, dat ik u daar dan net zo lang zal laten hangen tot de vogels uw stinkende karkas in z’n geheel hebben leeg gevreten!”
Lady Brightton, die tijdens het aanhoren van dit dreigement star voor zich uit was blijven kijken vertrok geen spier op haar gezicht en zei slechts op formele toon “Als u mij dan nu even excuseert!” Zonder hem ook nog maar een blik waardig te keuren stapte ze op William af en knielde ze bij hem neer.
Astray draaide zich abrupt om en beet één van zijn mannen toe “Bewaakt hen goed, en bij de minste last die ze veroorzaken kom je naar mij toe en reken ik met ze af, is dat begrepen!”
“Jawel, my Lord, tot uw orders”
Met grote stappen beende hij de kamer uit, en met een klap sloeg hij de deur achter zich dicht.
Zijn moeder vroeg bezorgd aan William, “Hoe gaat het met je jongen?”
William knikte geruststellend “Ik heb wel betere tijden gekend, maar het gaat nu wel weer een beetje moeder. Alleen heb ik voorlopig geen trek meer in eten denk ik” grimaste hij, in een poging haar wat gerust te stellen.
Maar ze zag aan hem dat hij toch behoorlijk veel pijn in zijn rug en maagstreek had, terwijl ze glimlachte om zijn grapje.
Ze keek verontrust naar Jeanne, die nog steeds als een zielig hoopje ellende in elkaar gedoken op de grond zat.
Haar hele lichaam schokte en beefde nog na van de zojuist weer doorstane spanningen, terwijl ze haar handen voor haar gezicht hield alsof ze zichzelf wou verbergen voor haar schaamte.
Aarzelend maakte ze aanstalten om een bemoedigende hand op haar schouder te leggen.
Maar William lag veelbetekenend zijn hand op haar arm en keek haar vragend in de ogen om aan te geven dat hij liever zelf een poging wou wagen om Jeanne te troosten.
Ze begreep hem direct, knikte en stond op.
“Als je mijn hulp nodig heb kan je me aan de andere kant van de kamer vinden.”
Hij knikte terug “Dank u moeder “ zei hij zacht.
Ze keek hem liefdevol aan en liet hen toen alleen.
William keek met intens medelijden naar Jeanne, die nu bezig was haar ogen vol tranen zo goed en kwaad het ging met een doekje droog te deppen.
Haar eens zo open en vriendelijke gezicht was nu vreselijk gehavend en gezwollen, terwijl haar mooie lange en slechts enkele uren geleden nog zulke glanzende haren, nu verwart en plakkerig in klitten en slierten langs haar betraande gezicht hing.                                                      
Haar diep blauwe ogen, die gisteren nog straalde van volle levenslust, zaten nu bijna dicht doordat de oogleden dik, paars-groen en gezwollen waren.
Haar wangen, bevuild door stof, bloed en de tranen die ze in grote getale had vergoten en die ze blijkbaar vluchtig met haar stoffige bebloede handen had weggeveegd, waren bont en blauw van de klappen die ze blijkbaar had moeten incasseren.
Ook haar mooie volle mond met kersenrode lippen hing nu scheef door de zwellingen van haar oog en wang en uit haar linker mondhoek sijpelde lichtjes nog wat bloed, doordat er duidelijk te zien was dat er ook een paar tanden uit haar mond waren geslagen.
Haar sierlijke slanke handen waren deerlijk verwond en overal op haar armen en benen waren net als bij de andere vrouwen grote blauwe plekken te zien.
Die smeerlap had zich letterlijk totaal op haar uit geleefd, nooit had hij zo’n hoopje miserabele ellende gezien als nu.
Zowel geestelijk als lichamelijk was er niets meer te ontdekken van het eens zo vreugdevolle, beeldschone meisje, waar hij gisteren nog zo’n heerlijke tijd mee had beleefd.
William’s hart brak bij het zien van zoveel leed dat haar was aangedaan.
Met tranen in zijn ogen keek hij haar aan en wist een tijdlang sprakeloos van ontzetting niet meer wat hij nu tegen haar zeggen moest.
Wat voor verschrikkelijke dingen had dit meisje allemaal gedwongen wel niet moeten doorstaan? bedacht hij met pure afschuw, terwijl zijn hart verscheurd werd door verdriet.
Wat een gevoelloos monster moest je zijn om haar dit soort dingen aan te kunnen doen.
In zijn hart vlamde opnieuw die zelfde enorme woede die de wanhopige aanval op die schoft van een sergeant had gevoed.
Even balde hij zijn vuisten, maar toen bedacht hij op tijd, dat hij haar daarmee niet helpen zou. Hij dwong zichzelf om weer te kalmeren, terwijl zijn vuisten zich weer langzaam ontspanden.
Toen hij zich weer enigszins hervonden had schoof hij langzaam een klein beetje dichter naar haar toe. “Jeanne “ zei hij zacht, in de hoop dat ze naar hem zou opkijken.
Maar er kwam geen reactie. “Jeanne!, .. ik ben het, .. William!”
Maar opnieuw kwam er geen enkele reactie.

donderdag 22 oktober 2015

29. Gehavend en geschonden

De geluiden van het feest stierven tegen het krieken van de morgen langzaam weg.
Op een enkele gil en geweerschot na werd het bijna onnatuurlijk stil.
Na een tijd van betrekkelijke rust werd de deur opeens opengeworpen.
Gespannen keken de mannen naar de deuropening, in angstige afwachting van wat er nu weer komen zou.
Ze zagen met ontzetting de groep vrouwen de kamer komen binnen strompelen.
Bij de meeste van hen hingen de kleren in flarden langs hun lichaam en sommige waren zelfs half of geheel naakt.
Hun lichamen, geschonden en gehavend, met gezichten en armen die bont en blauw bleken te zijn. Ze waren onmiskenbaar het huiveringwekkende bewijs dat ze zich tevergeefs tegenover hun belagers hadden proberen te verweren.
William rekte zijn hals om te zien of hij Jeanne tussen hen kon ontdekken.
Maar hoe hij ook keek, hij kon haar niet vinden.
Angstig vroeg hij zich bij zichzelf af wat hiervan de reden kon zijn.
Snel liepen de mannen op de vrouwen af die beschaamd en ineengedoken in het midden van de kamer waren blijven staan.
Hun naakte lichamen respectvol afschermend met hun jassen, probeerden ze hen troostend naar de gereedstaande stoelen aan de zijkant van de kamer te leiden.                                                      
Lady Brightton ontfermde zich direct over twee jonge vrouwen en liep zachtjes ondersteunend met ze naar twee stoelen waar ze hen direct op plaats liet nemen.
Daar probeerde ze troostend en liefdevol de wonden zo goed en kwaad het ging wat te verzorgen.
William liep op een van de vrouwen af en probeerde haar te vragen of ze wist waar Jeanne gebleven kon zijn.
Maar ze schudde afwerend en beschaamd haar hoofd.
“Kan ik nog iets voor u doen?” vroeg hij haar zacht.
Maar opnieuw schudde ze haar hoofd, terwijl ze nog steeds ontredderd en troosteloos met haar ogen naar de grond bleef turen.
William begreep dat ze hem verder niets meer kon vertellen en dat hij haar daarom niet langer in verlegenheid moest brengen.
Overal om hem heen hoorde hij de afschuwelijke geluiden van wanhopig gejammer en kermend gekreun.
De sfeer in de kamer was geschokt en diep bedrukt en liep over van woede vanwege de mensonterende vernederingen die de vrouwen gedwongen waren geweest te moeten ondergaan.
Opnieuw werd de deur met kracht open geworpen.
Met grote stappen kwam de sergeant naar binnen denderen, terwijl hij Jeanne grof aan haar arm voort sleurde.
Vallend over haar eigen voeten trachtte ze hem nog met haar laatste krachten bij te houden.
William zag hen op zich afkomen en ging staan.
De sergeant smeet met grof geweld Jeanne voor zijn voeten.
Kreunend en bevend over haar hele lichaam bleef ze liggen.
Haar kleren hingen net als bij al de andere vrouwen in flarden langs haar lichaam en haar gezicht was gezwollen. William’s bloed kookte van ingehouden woede.
Langs haar lippen sijpelde wat bloed, terwijl haar verwarde haren sluiks in lange plukken langs haar bleke bont en blauw geslagen gezicht hing.
Ook op haar blote armen en benen zaten grote blauwe plekken die onmiskenbaar een gruwelijk tastbaar bewijs waren van hoe zeer hij haar mishandeld had.
Schuw en vol schaamte dook ze als een zielig vogeltje in elkaar en verborg ze haar gezicht in haar verwonde handen.
“Hier heb je je kleine hoertje weer terug” spotlachte hij terwijl zijn rotte tanden te zien waren door de smerige grijnslach die hij trok.
“Je zal haar vannacht wel gemist hebben neem ik aan?” ging hij smalend verder.
“Ik moet zeggen dat ik zeer, en dan bedoel ik ook zeer!, intens van haar genoten heb!, en dat ik het erg jammer vind, dat ik nu helaas verder geen tijd meer voor haar heb.
Maar misschien heeft ze nog wel even zin om met jou wat te stoeien!
Voor een plattelands hoertje weet ze heel erg goed hoe ze een man op en top moet behagen.
Geniet er nog maar even van, want het zou wel eens de laatste keer kunnen zijn.
Maar voor dat ik hier weg ga wil ik eerst nog wel even een afscheidszoentje van het kleine hoertje.
Want ik vind dat je me toch op z’n minst wel even mag bedanken voor het feit dat ik je heb uitgenodigd op ons feestje.”
Hij greep Jeanne plots bij de haren en trok haar ruw omhoog terwijl hij voorover boog om haar vol op haar gezwollen lippen te zoenen.
Jeanne huilde en kermde het uit van pijn, terwijl ze uit alle macht tegenspartelend probeerde hem van zich af te houden.
William had bleek van woede zijn oneerbare gebral aan moeten horen maar verloor nu volledig zijn zelfbeheersing.
Met de moed der wanhoop sprong hij naar voren en plaatste hij zijn vuist met volle kracht in het gezicht van de sergeant.
Die werd door deze plotselinge klap achterwaarts tegen de grond geworpen en bleef daar even volledig versuft liggen.
Maar direct daarop stormden er twee man op William af die met grote kracht de kolven van hun geweer in zijn maag en rug beukten waardoor ook hij vervolgens kreunend op de grond neer smakte en bleef liggen.
De sergeant werd overeind geholpen en kreeg een doek aangereikt om het bloed wat uit zijn gescheurde wenkbrauw liep af te deppen.
Direct daarna liep hij woedend op William af en gaf hij hem een gemene trap in zijn rug terwijl hij bulderde, “Zo te zien heb je nog steeds niet geleerd wie er hier de baas is he!
Ik zal je nu eens een lesje leren die je nooit meer van je leven zal vergeten!”
Hij rolde vals grijnzend zijn mouwen op.
“Pak hem op!” beet hij zijn mannen toe “En hou hem maar even stevig vast!”
De mannen sleurden de van pijn kermende William weer overeind.
Vanuit zijn ooghoeken zag hij dat de sergeant door één van zijn mannen een knuppel kreeg aangereikt.
Een luid protest steeg uit de groep gevangenen op, maar verstomde direct toen er dreigend een aantal geweren op hen werden gericht.
William zag als in een waas de sergeant sinister lachend op hem af komen.
Nu ben ik er geweest bedacht hij.
De arm, met daarin de knuppel, rees langzaam omhoog.
William boog zijn hoofd in een poging zijn gezicht enigszins te beschermen.
Maar opeens klonk er een schot!

woensdag 21 oktober 2015

28. Een schaamteloos feest

“De eerste de beste die nu nog zijn kop open doet schiet ik ter plekke neer!, is dat begrepen!” Dreigend werden de geweren op het groepje mannen gericht.
Het protesterende gemurmel verstomde en maakte plaats voor een bedrukte stilte die enige tijd de kamer in een ijzeren greep hield.
“Voer de vrouwen weg!” doorbrak na verloop van tijd de sergeant ineens de benauwende stilte. De vrouwen werden ruw met hun geweren de kamer uitgedreven.
Jeanne keek naar William die nog steeds roerloos in de hoek lag waar hij was neergegooid.
Ze rekte haar hals toen ze in de richting van de deur werden gedreven in de hoop hem nog te kunnen zien bewegen.
Toen sloten de deuren zich achter hen en was hij aan haar gezicht onttrokken.
Zodra de Fransen de kamer hadden verlaten stormde zijn moeder op William af.
Ze werd direct gevolgd door een paar mannen die haar hielpen om William op een tafel te leggen.
“William!, William!, kun je me horen jongen?, zeg toch eens wat!”
 Maar William reageerde niet op haar roepstem.
“William!, .. William!, toe nou jongen!” bleef ze proberen.
“H, .. hij is toch niet dood!” riep ze angstig uit.
Een man stapte naar voren, trok William’s hemd open en lag zijn oor te luisteren op zijn borst.
Er viel een moment van doodse stilte en iedereen hield van spanning zijn adem in.                          
“Nee gelukkig, hij leeft nog!, hij is alleen maar buiten bewustzijn” zei de man, “Hij zal zo wel bijkomen, blijft u maar bij hem staan en roep hem aan.”
Een zucht van opluchting ging door de kamer.
Zijn moeder nam William’s hoofd in haar armen en streelde zachtjes met haar vingers door zijn blonde haren terwijl ze hem zachtjes in zijn oor aan bleef roepen.
Na enige tijd, die voor haar wel uren scheen te duren, sloeg William eindelijk zijn ogen op en keek hij haar even niet begrijpend aan.
Al snel herinnerde hij zich weer wat er was gebeurd.
Hij slikte een paar maal en probeerde schor wat tegen zijn moeder te zeggen.
“Jeanne, ..waar is Jeanne?”
Ze keek hem een moment diep bedroefd in de ogen en schudde langzaam haar hoofd.
“Jeanne is helaas door hen meegenomen William, we konden ze onmogelijk tegenhouden.”
“Wat gaan ze met haar en die andere vrouwen doen?” vroeg hij haar vertwijfeld.
Zijn moeder zweeg een moment om over haar antwoord na te denken.
“Ik moet je helaas zeggen dat het volgens mij niet al te veel goeds zal zijn jongen.
Ik hoorde een paar Fransen tegen elkaar zeggen dat er vanavond een soort van overwinningsfeest gevierd zal worden.”
Ze slaakte een trieste zucht, “Je begrijpt dus wel waar ze die vrouwen voor gaan gebruiken.
Ik wou dat ik je dit niet had hoeven zeggen mijn jongen, maar die schoften sparen niemand!”
William wilde woest met zijn hoofd omhoog komen maar een flinke pijnscheut weerhield hem en dwong hem weer te gaan liggen.
“Rustig jongen, blijf voorlopig maar even liggen, je kunt er nu helaas toch niets aan veranderen. Het heeft geen enkel nut om je nu voor niets in te spannen, je kunt beter je krachten sparen voor later.”
Hij knikte begrijpend en sloot vermoeid weer zijn ogen.
Zijn moeder streelde hem nogmaals door zijn haren.
“Ik hou van je jongen, je bent een dappere kerel.”
Een flauwe glimlach verscheen op zijn lippen en langzaam viel hij in een onrustige slaap.
Plotseling schrok hij na enige tijd weer wakker.
Hij wist niet hoelang hij had geslapen, maar het was vrij donker in de kamer.
Er waren een paar kaarsen aangestoken die een flauw schijnsel verspreiden, waarop hij concludeerde dat het laat op de avond of vroeg in de ochtend moest zijn.
Er klonken zo nu en dan schoten en er werd gegild en gelachen.
Zo te horen was het feest in volle gang.
Meteen voelde hij weer die machteloze woede in zich opkomen toen hij besefte dat Jeanne nu gedwongen werd om tegen haar wil in aan dit ellendige feest deel te nemen.
Hij zag weer die smerige grijnslach van de sergeant voor zich en hij walgde bij het idee dat hij met zijn gore ruwe handen aan haar zou zitten.
Dan nog niet te spreken over de rest wat hij waarschijnlijk met haar zou gaan uitvoeren.
Zo te horen ging het er ruig aan toe.
Hij zag dat zijn moeder die vlak bij hem lag ondanks alle lawaai toch in slaap was gevallen, en besloot daarom zo stil mogelijk te doen om haar niet te wekken.
Hij keek onderzoekend de kamer in het rond.
Overal in het schemerige licht zag hij silhouetten van mannen die slapend, voorovergebogen, of somber met niets ziende ogen voor zich uit zaten te staren.
Net als hij konden ze niets anders doen dan machteloos afwachten wat er met hun geliefde vriendin, meisje of vrouw gebeurde, en zich bij zichzelf af vragen of ze hen ooit nog levend terug zouden zien.
En zelfs als dat het geval zou zijn, wat voor vreselijke dingen ze dan allemaal wel niet hadden moeten doorstaan.
Het was een ware martelgang en de tijd kroop tergend langzaam voorbij terwijl de geluiden voor zich spraken.                                                        
Hijzelf was, doordat hij toch nog wat geslapen had, iets opgeknapt van zijn pak slaag wat hij had gekregen.
Alhoewel hij wel nog met flinke krampscheuten in zijn maagstreek te kampen had.
Hij keek nog verder onderzoekend in het rond om te kijken of er soms toch ergens een kleine mogelijkheid bestond om uit te breken.
Misschien waren de wachten wel niet zo nuchter meer of lagen ze te slapen, dacht hij hoopvol. Zijn ogen probeerden door het schemerige licht heen te boren.
Maar al direct werd zijn hoop volledig de bodem in geslagen.
Uiterst alert stonden de mannen op wacht en toen hij bewoog werd hij direct door zes paar ogen bekeken of hij soms niet iets verdachts van plan zou kunnen zijn.
Die verdraaide Fransen hadden het goed voor elkaar!, gromde William.
Die hond van een Astray zou wel met een forse straf hebben gedreigd om er zeker van te zijn dat de wacht alert zou blijven.
Plotseling ging de deur van de kamer open en William zag dat in de ruimte ernaast Franse soldaten met flessen wijn in de hand achter een paar half ontklede vrouwen aanjoegen.
De vrouwen gilden in wilde paniek en renden voor hun leven.
Met hun kleding aan flarden gescheurd, neerhangend aan hun naakte lichamen, trachtte ze tevergeefs te ontkomen aan hun belagers.
Vele handen probeerden hen te vangen en te betasten, en dit alles ging gepaard met luid gejoel en lallend en brallend gelach.
Iedereen in de kamer was nu wakker geschrokken en moesten met samengeperste lippen machteloos toezien hoe die smeerlappen bezig waren hun vrouwen te bezoedelen.
De aflossing van de wacht kwam binnenlopen.
Na een korte woordenwisseling, die William niet kon verstaan, vertrokken degene die de laatste vier uur wacht hadden gelopen.
De deur werd weer zorgvuldig achter hen afgesloten waardoor gelukkig het geluid van het feest enigszins wat werd gedempt.
Wederom was het nu weer schemerig in de kamer.

dinsdag 20 oktober 2015

27.Angst


De man haastte zich om de order uit te gaan voeren en sloot de deur snel weer achter hem.
Zo, alles wat gedaan kon worden was gedaan.
De teerling was geworpen, hij kon er nu verder niets meer aan veranderen.
Hij moest maar eens wat afleiding gaan zoeken, het had geen nut om er nog verder over na te blijven denken vond hij.
Hij moest maar eens gaan kijken hoe het met het opruimen van de doden en de noodzakelijke herstellingen van het kasteel stond.
Het was volgens hem wel een goed plan om vanavond een overwinningsfeestje te geven vond hij. Het zou de mannen even een goede afleiding bezorgen na de strijd en hen weer meer motiveren voor de volgende fase.
In de kamer waar de gevangenen erg op elkaar gepakt zaten begon het ondertussen behoorlijk muf te ruiken vond William.
Het zou wel prettig zijn als ze eens een raam open zouden zetten, maar dat zouden ze wel niet zo snel doen aangezien ze hen natuurlijk niet de minste kans op ontsnappen wilde geven.
Plotseling werd de deur ruw open geworpen.
De sergeant, in het bijzijn van enkele guur uitziende ondergeschikten, kwam stampend met zijn laarzen de kamer binnen lopen.
“Alle vrouwen opstaan en aan de linkerkant van de kamer opstellen!” bulderde hij.
Er ontstond een gespannen tumult en er werden in het wilde weg vragen op de sergeant afgevuurd.
“Stilte!” bulderde hij, maar er was niemand die reageerde.
Hij trok nijdig zijn pistool en schoot in de lucht!
Brokken kalk kwamen van het plafond naar beneden zetten en met een schok hield iedereen angstig zijn mond.                                                      
Enkele vrouwen gaven nog in paniek een gil, maar daarna hield iedereen geschrokken zijn mond.
“Dat is beter!” grijnsde hij “Iedereen houd nu zijn mond totdat ik hem wat vraag! Is dat begrepen!”
Dreigend richtte hij zijn tweede pistool op de angstig samengeschoolde menigte.
“Verzamel de vrouwen” beval hij kort.
Een aantal van zijn mannen stapte op de groep af en begon ruw de vrouwen naar de linkerkant van de kamer te trekken en te duwen.
“Vlug!, doe een pet op van die man naast je en ga pal achter mij zitten” fluisterde William tegen Jeanne.
“Laat je gezicht en ogen zo min mogelijk zien!, kijk naar de grond, en doe zo ongeïnteresseerd mogelijk.”
“Laat lady Brightton met rust!” brulde de sergeant naar één van zijn mannen die op haar af stapte. “Iedereen blijft van haar af!, is dat begrepen!”
Angstig gillend werden de vrouwen als vee samen gedreven.
De sergeant keek hen één voor één onderzoekend aan alsof hij iemand zocht.
Blijkbaar kon hij haar niet vinden en keek hij daarom geërgerd de kamer rond.
Hij liep naar de groep overgebleven mannen en bekeek hen stuk voor stuk heel van top tot teen. Met een bonzend hart zagen Jeanne en William hem steeds dichter en dichter tot hen naderen.
Kom zo dicht mogelijk bij mij zitten!” fluisterde hij haar toe.
Zachtjes en omzichtig schoof Jeanne haar lichaam wat dichter in de richting van William.
Bang bleef ze strak naar de vloer zitten staren.
Ze hoorde de voetstappen van de sergeant met steeds groter wordende angst haar kant opkomen tot hij vlak voor hen stil bleef staan.
“Jij daar!”schreeuwde de sergeant “Kijk mij eens aan!, laat mij je gezicht eens zien!”
Jeanne deed zeer ongeïnteresseerd net alsof ze niets hoorde, maar haar hart bonkte als een razende in haar keel.
“He!, jij daar!, ik heb het tegen jou!, die figuur met die pet op, moet ik je even wat manieren bij brengen?”
Jeanne keek schichtig een beetje omhoog, maar keek de sergeant niet recht in zijn ogen aan.
“Als ik het niet dacht!, ik wist wel dat je er moest zijn, kom hier, je bent nu van mij!”
Jeanne deinsde achteruit in een vruchteloze poging aan de sergeant te ontsnappen.
Maar hij stapte resoluut op haar af en greep haar ruw bij de arm.
“Hier komen lekker ding, tegenstribbelen heeft totaal geen nut, je kan toch niet aan me ontsnappen” lachte hij vals.
William sprong op, “Blijf met je vuile poten van haar af! “ onmiddellijk gaf hij de sergeant een daverende vuistslag die hem achteruit deed wankelen.
Direct vlogen er vier van man op William af.
Èèn van hen gaf hem een enorme stoot met de kolf van zijn geweer in de rug waardoor William het gevoel had dat hij in tweeën brak.
Een andere bewerkte hem met zijn vuisten zodat hij kermend tegen de grond sloeg.
“Houd hem vast!” bulderde de sergeant woedend, ”Dan zal ik hem wel even mores leren!”
Twee man sleurde de van pijn krimpende William tussen hen omhoog, zodat hij nu als een vaatdoek op hun armen hing.
Zijn benen waren niet meer in staat om zijn lichaam te dragen.
De sergeant rolde zijn mouwen op en kwam dreigend op William af!
William, die nog versuft was van de klappen hing met zijn hoofd slap naar beneden.
De sergeant trok zijn hoofd aan zijn haren naar achteren en keek hem grijnzend aan.                                                        
“Zo!, je wilde dus de held uithangen he?, ik zal je wel eens leren wie er hier de baas is!”
Lady Brightton kwam schreeuwend op hen af maar werd door twee man sterk tegen gehouden.
“Durf je wel lafaard!, ik gebied je van mijn zoon af te blijven!”
De sergeant keek haar minachtend aan.
“Wie denk je wel dat je bent!” snoof hij, “De tijd dat je orders kon geven is voorgoed voorbij dame!, je staat nu gelijk aan de eerste de beste boerenmeid!
Kijk maar eens goed wat ik met je young ‘Lord’ William doe!” smaalde hij.
Hij haalde met alle kracht die hij in zich had uit en plantte zijn vuist diep in de maagstreek van William zodat die dubbel klapte en kreunend naar adem snakte.
Nogmaals en nogmaals haalde de sergeant uit, waardoor de gehele inhoud van zijn maag naar buiten kwam en hij tenslotte levenloos als een oude lap tussen de twee mannen in hing.
Lady Brightton gilde en huilde van machteloze woede en ook Jeanne draaide zich af om het walgelijke schouwspel maar niet te hoeven aanschouwen.
Maar één van de mannen greep haar met z’n grove handen bij d’r haren, en dwong haar ruw om te blijven toe kijken.
“Alsjeblieft!, alsjeblieft!” smeekte ze gillend, “Ik ga al met je mee en je mag alles met me doen wat je wilt, als je hem maar laat gaan en met rust laat!”
“En wat heeft onze youg ‘Lord’ hierop te zeggen?” maar William reageerde niet meer.
De sergeant rukte zijn slap hangend hoofd aan zijn haren achterover en keek hem smalend aan. “Zo!, nu weet je wie er hier de baas is!, laat dit een waarschuwing voor je zijn want de volgende keer kom je er niet meer zo gemakkelijk af!”
Smijt hem maar in die hoek daar!, we zullen denk ik voorlopig geen last meer van hem hebben.”De twee mannen sleepten William naar de bewuste hoek en lieten hem ruw op de grond smakken waar hij roerloos bleef liggen.
Een luid protesterend gemurmel steeg uit de groep gevangenen op.
“Koppen houden!” bulderde de sergeant.

maandag 19 oktober 2015

26.Een missie

De deur ging open en haastig stapte de man binnen.
“U wenst, my Lord?” “Ik wil dat je gaat uitzoeken of er ergens in het regiment een man is die perfect en accentloos Engels spreekt, en als je hem gevonden hebt breng je hem direct hier”
”Hm, dat is niet zo moeilijk my Lord, in mijn compagnie is er één die het vloeiend spreekt, zijn naam is Loïs Biencard.” Astray’s gezicht klaarde direct op.
“Dat is nog eens een meevaller, ontbied hem direct hier, en zorg dat er een heel en schoon Brits uniform in zijn maat voor hem klaar ligt.”
“Zoals u wenst, my Lord.” Vlug maakte de man zich uit de voeten om de orders uit te gaan voeren. Tien minuten later werd er op de deur geklopt.
En nadat Astray toestemming had gegeven om binnen te treden, kwam er een opvallend kleine mannetje de kamer binnen lopen.
Op zijn gezicht stond een mengeling van spanning en grote nieuwsgierigheid af te lezen.
Wat kon de reden van die Lord Astray zijn dat hij een eenvoudige soldaat als hij bij hem liet ontbieden?
Met kleine pasjes kwam hij nader.
“Soldaat Loïs Biencard meldt zich, my Lord!”
Hij salueerde en sprong stram in de houding.
“Ik heb vernomen dat u in staat bent om vloeiend en accentloos Engels te spreken?“ begon Astray direct zonder met verdere plichtplegingen tijd te verliezen, “Is mijn informatie juist?”
“Jawel, my Lord, dat is geheel correct” antwoordde de man formeel, terwijl hij nog steeds stram in de houding bleef staan.
“Mag ik u vragen op welke manier u dat uzelf heeft eigen hebt gemaakt?” vroeg Astray hem
belangstellend. “Mijn moeder is van Britse afkomst my Lord, en zij leerde mij het Engels van kinds af aan.”
“Juist ja.” er viel even een gespannen stilte.
“Uw kennis komt ons nu erg goed van pas bij de missie die ik u nu bij deze opdraag.
Het is van het grootste belang dat u exact doet wat ik u beveel.
Als u slaagt, zal ik u rijkelijk belonen en u aanbevelen voor promotie.
Mislukt echter uw missie, dan raad ik u aan om weg te blijven als uw leven u lief is!
Als de Engelsen mij dan natuurlijk al niet voor zijn geweest!“ merkte lord Astray ook nog eens terloops op.
“Uw missie is op zichzelf genomen niet zo moeilijk, maar wel van het aller grootste belang zoals ik u net al zei.
Het bestaat hieruit, dat u namens mij een document moet overhandigen aan Premier William Pitt. Het zal u niet al te veel moeite kosten om langs de Engelse wachtposten te komen want ik geef u deze brief mee als vrijgeleide met mijn naam en zegel er op.
Niemand zal u een strobreed in de weg durven leggen zolang u uw rol maar met volle overtuiging speelt en u geen verdachte fouten maakt die verdenkingen tegen u zullen oproepen.”
“Dit zal geen probleem voor mij vormen my Lord, want ik heb een jaar of twee geleden als ordonnans van zijne Excellentie de Eerste Consul van Frankrijk gediend.”
“Mooi, dat is helemaal perfect, dan weet je ook al een beetje hoe het er daar allemaal aan toe gaat.Je hebt tien minuten de tijd om het uniform dat er voor je klaar ligt aan te trekken, daarna kom je hier weer terug om je verdere instructies van mij in ontvangst te nemen.”
“Tot uw orders, my Lord, had u nog meer orders?”
“Nee, dank u, u kunt wel gaan.”
Met kleine driftige pasjes stapte het mannetje de kamer uit.
Binnen vijf minuten melde hij zich alweer geheel in een Engels uniform gestoken bij Astray.
Ondertussen had die de brief voor zijn vrijgeleide al geschreven en hoefde hij hem alleen nog maar te voorzien van zijn naam en zegel.
Astray stond van achter zijn bureau op en overhandigde hem plechtig de beide documenten.
“Bewaak ze met uw leven!, ze mogen in geen geval in verkeerde handen vallen!
Ik verwacht u zo spoedig mogelijk terug met een tegenbericht.
Hier heeft u ook nog de routebeschrijving en verdere informatie wat u nodig zult hebben om deze missie tot een goed einde te brengen.
Bestudeer ze goed en vernietig ze, is dat begrepen?”
“Jawel, my Lord” “Dan rest mij niets anders meer dan u succes te wensen, leve Napoleon Bonaparte!” “Leve Napolean Bonaparte!” beantwoorde de man de groet.
Stram draaide hij zich om en liep met ferme pas,( zover dat tenminste kon voor zo’n kleine mannetje als hij), de kamer uit en ging vervolgens op weg.
Vreemd idee, vond Astray, dat het succes van dit uiterst geheime en complexe plan nu in handen lag van een mannetje van pak’m beet één meter vijfenveertig hoog.
Als hij het verknalde was het hele plan kansloos!
Nou ja, hij kon er nu toch niets meer aan veranderen.
Het was nu een kwestie van afwachten hoe William Pitt op zijn rapport zou reageren.
Nu moest hij nog een bericht die bestemd was voor de Eerste Consul Napoleon Bonaparte, gaan schrijven.                                                      
Die zal per postduif naar Frankrijk overgebracht worden.
Zuchtend begon hij opnieuw te schrijven:


Culzean Castle 16 maart 1801                                       

Monseigneur Dacoü 
  
VIVA LA FRANSE!

Wilt u zo vriendelijk zijn om Zijne Excellentie, de Eerste Consul van Frankrijk, op de hoogte te stellen van het heugelijke feit dat Culzean Castle van af heden tot het grote Franse rijk behoort!
En dat, als het Zijne Excellentie, de Eerste Consul behaagd, hij bevel kan geven om operatie VIVA LA FRANCE in werking te stellen waardoor binnen afzienbare tijd geheel Engeland tot zijn grondgebied zal behoren!
Groet Zijne Excellentie Napoleon Bonaparte de Eerste Consul van Frankrijk van mij.
                                                       A.
Hij rolde het briefje heel klein op en deed het in een zilver kokertje.
“Wacht!, laat dit direct aan het pootje van een duif aanbrengen en zorg dat hij zo snel mogelijk uitvliegt, er word op dit bericht gewacht.”

zondag 18 oktober 2015

25. De brief



Tenslotte zette hij de punt op het papier en begon hij met zwierige halen aan zijn brief;

                                                 Culzean Castle 16 maart 1801

Aan zijne Excellentie, Premier over het grote Britse rijk, Ridder in de orde van Bath, Lord William Pitt.

Uwe Excellentie,
Hierbij wil ik u mijn rapport doen toe komen, inzake de ontdekking van een ophanden zijnde verraderlijke samenzwering, welke gericht was tegen het Britse rijk en tegen u in het bijzonder. Ik, uw bereidwillige dienaar Lord Astyray, kwam bij toeval in het bezit van zeer geheime inlichtingen omtrent een complot tegen de staat, waarin, zoals u later in dit rapport zult kunnen zien, Lord Brightton, u zelf wel bekent, verraderlijk de hoofdrol bleek te vervullen. Hij onderhield namelijk in het grootste geheim heimelijke contacten met de verachtelijke dictator Napoleon Bonaparte zelf! Ik achtte het dan ook niet meer als mijn plicht om, zodra ik van deze samenzwering op de hoogte was gebracht, direct met enkele troepen op te trekken naar de vermoedelijke verblijfplaats waar Lord Brightton zich volgens onze inlichtingen op dat moment moest bevinden.Deze plaats bleek Culzean Castle te zijn, wat staat op het landgoed van graaf Cassillis. Dit is een afgelegen plaats, welke ligt op Schots grondgebied, hetgeen ideaal bleek voor een verraderlijk complot als dit. Echter in een poging Lord Brightton en zijn medestanders op heterdaad te arresteren is er een gevecht ontstaan tussen de troepen die op Culzean Castle gelegerd waren en de troepen van mijn regiment.Daarrom moet ik u helaas melden dat Lord Brightton tijdens zijn verzet tot arrestatie is omgekomen en de rest van zijn troepen is uitgeschakeld. Zijn vrouw en zoon, welke beiden ook aan het complot bleken deel te nemen, hebben in de verwarring kans gezien te ontsnappen en zijn helaas op dit moment nog voortvluchtig. Ook wil ik u melden dat mijn regiment zware verliezen heeft moeten incasseren. Ik zou u daarom dan ook dringend willen verzoeken om versterkingen naar hier te zenden. Ook Wil ik u nogmaals vriendelijk verzoeken of u mij een volmacht zou willen verlenen om Culzean castle, wat op dit moment het eigendom is van graaf Cassillis, te confisqueren in het belang van de staat, teneinde daar troepen te kunnen stationeren om een dreigende Franse inval het hoofd te kunnen bieden. Hierbij zult u ook wel tot het inzicht komen dat een aantal kustbatterijen goede diensten voor de verdediging zouden kunnen opleveren. Ik hoop hierbij tevens op uw begrip voor het feit dat ik, op het moment dat ik deze inlichtingen verkreeg, zeer snel op eigen initiatief heb gehandeld ,zonder dat ik u eerst hiervan op de hoogte heb gebracht. Dit in de hoop de verraders nog op heterdaad te kunnen betrappen. U begrijpt dat grote snelheid was geboden teneinde het afgelegen kasteel tijdig te kunnen bereiken. Hierbij sluit ik enkele bewijs voerende documenten bij welke in de slaapkamer gevonden zijn waarin op dat moment Lord Brightton zijn logies had, zodat u uzelf in hoogsteigen persoon op de hoogte kunt stellen van de ophanden zijnde aanslag op uw leven en de daarbij opvolgende coup, teneinde de regering van Zijne Majesteit George 111 te laten vallen. U zult net als ik, helaas, tot de conclusie moeten komen dat deze documenten zijn verzegeld met de allernieuwste Franse zegels. Deze documenten bleken in het bezit te zijn van onze aller geliefde Lord Brightton en kunnen in geen geval vervalsingen zijn. De zegels blijken nog maar slechts één maand geleden door Napoleon zelf in gebruik te zijn genomen. U zult dus net als ik daaruit moeten concluderen dat deze documenten zeer recentelijk in het bezit van Lord Brightton moeten zijn gekomen. En dat er dus sprake moet zijn geweest van een nauw contact tussen de dictator Napoleon en Lord Brightton zelf. Het spijt mij u deze documenten in zo’n erbarmelijke staat te moeten toesturen. Maar tijdens het moment dat wij Lord Brightton wilden arresteerden probeerde deze nog op het laatste moment een poging te doen het bewijs van zijn verraad te vernietigen. Hij is hierin, zoals u kunt zien, gelukkig niet geheel geslaagd, waardoor ik ze u alsnog, ook al zij het dan gehavend, kan toezenden. Ik hoop u met dit rapport voldoende te hebben geïnformeerd.
Wachtende op uw persoonlijke orders houd ik verblijf op Culzean Castle,Uw bereidwillige dienaar Lord Astray.

Astray bekeek de brief nauwkeurig en las hem een moment terug om te zien of hij niets vergeten was, of dat hij fouten had gemaakt die hij over het hoofd had gezien.
Toen dit niet het geval bleek te zijn, kwam er een tevreden valse glimlach op zijn lippen.Dit moest zo wel gaan lukken! Zo niet, dan was alles voor niets geweest.
Maar voorlopig liep alles nog redelijk volgens plan.
Nadat hij de brief nogmaals goed had bekeken en hij hem daarop vervolgens had goed gekeurd, nam hij een kaars en wat was, verwarmde die zodat er een aantal druppels op de brief viel, drukte daar zijn ring in en verzegelde hem.
Hij lag hem voor zich neer en bleef een poosje in gedachten verzonken zitten staren.
Onder zijn manschappen moest hij er èèn zien te vinden die betrouwbaar genoeg was en ook nog eens perfect Engels sprak zonder dat ellendige Franse accent.
Die moest voor hem als koerier dienst gaan doen.
De man die ze daar voor hadden ingehuurd was ongelukkigerwijs tijdens het gevecht gesneuveld. Hopelijk waren er nog meer mannen in het regiment te vinden die voor dit doel geschikt zouden zijn.
Hij kon toch moeilijk zelf de brief in Londen gaan bezorgen!
En de mannen die hiervoor in Frankrijk waren opgeleid zouden op zijn vroegst pas over tien dagen aanwezig kunnen zijn!, als ze tenminste ongezien langs de kustbewaking zouden zien te komen.
Echt weer wat voor die Franse kikkers om maar één perfect Engels sprekende Fransman mee te zenden in zo’n belangrijke operatie als deze, bromde hij geërgerd.
Hopelijk ontdekte hij nog meer talent in het regiment, anders zou hij wat anders moeten verzinnen.
“Korporaal!” bulderde hij.

zaterdag 17 oktober 2015

24. Valse plannetjes

Maar William lag zijn hand op die van haar en hield hem een tijd lang vast,
hetgeen voor haar een geruststellend teken was dat hij het zeker op prijs stelde om zich door haar te laten troosten.       
“Ik zag dat je hinkte, ben je gewond geraakt in het gevecht?” vroeg ze hem bezorgd.
“Niet echt, maar dat is een verhaal dat ik je misschien later nog wel eens zal vertellen“ zei hij terwijl hij zich naar haar terug draaide.
In zijn ogen las ze dat ze niet verder moest vragen, dus verstandig als ze was zweeg ze direct.
“Binnen!” brulde Lord Astray, geërgerd omdat hij nu weer hinderlijk gestoord werd tijdens het schrijven van een belangrijke brief aan premier William Pitt.
“Het spijt me, my Lord “ verontschuldigde een sergeant zich “Maar wat zijn uw orders aangaande de doden en overlevenden van het gevecht?“
”Ik wil dat de doden in zee worden geworpen.
Maar zorg er wel voor dat ze zo verzwaard zullen zijn, dat het zeker is dat ze nooit of te nimmer aan zullen spoelen.
Ze moeten voor eens en voor altijd verdwijnen, is dat goed begrepen?
We willen natuurlijk voorkomen dat er vervelende vragen gesteld gaan worden.
Het is van het grootste belang dat er niets verdachts valt op te merken waardoor onze plannen misschien wel gevaar zouden kunnen gaan lopen.”
De man knikte instemmend.
“Ik zal er persoonlijk op toezien dat het gebeurt zoals u het aan mij hebt opgedragen, my Lord, en wat wilt u verder met de overlevenden doen?“
”De mannen hebben vanwege het succes wel een verzetje verdiend, laat ze plezier maken met de overgebleven vrouwen en vanavond een feestje bouwen.
Daarna verwacht ik dat u zich van alle overlevenden ontdoet!, u ziet zelf maar op welke manier, als het maar grondig gebeurt!
Alleen van de jonge Lord en de Lady blijven jullie met je poten af!, want daar heb ik heel andere plannen mee!
Ik wil daarom dat ze op geen enkele manier dan ook maar een haar gekrenkt zullen worden, is dat goed begrepen?
De eerste de beste die hen wat aandoet zonder mijn uitdrukkelijke toestemming zal wensen dat hij nooit was geboren!"
De sergeant grijnsde bij het vooruitzicht op een avond van drank en vrouwen.
Hij had direct al een lekkere jonge meid in gedachten die hij voor zichzelf zou reserveren.
Haar leeftijd schatte hij op een jaar of zeventien, precies iets voor hem vond hij.
“Misschien vindt u het onbeleefd dat ik het u vraag, maar wat voor plannen heeft u precies met de Brighttons, my Lord?”
“Inderdaad gaat het je eigenlijk geen moer aan, maar ik begrijp wel dat je het graag wilt weten.
Ik wil hen gebruiken om een aantal Franse en Spaanse contacten te paaien.
Je weet, met geschenken onderhoudt men de vriendschap, en we hebben hun goodwill, invloed en medewerking hard nodig bij de verdere uitvoering van onze plannen.
“Ze krijgen niet elke dag een sterke jonge Lord aangeboden als galeislaaf en een Britse Lady als dienstmeid” zei hij vals grijnzend.
“Begrijp je nu, dat hen absoluut geen haar gekrenkt mag worden totdat we ze aan onze invloedrijke medestanders hebben overgeleverd?
Op deze manier krijgen we hopelijk van onze contacten gedaan wat we willen, en zijn we ook nog eens voorgoed van de Brighttons af, zodat ze niet meer in staat zullen zijn om onze plannen te kunnen dwarsbomen.”
De sergeant knikte dat hij het begreep en grinnikte bewonderend met Astray mee over diens sluwheid en het bedenken van dit plan.
“Dit zal bij onze bondgenoten zeker in goede aarde vallen, my Lord, ik zal er goed op toezien dat hen niets zal overkomen”                                                      
“Goed, dan wil ik nu dat je maakt dat je wegkomt zodat ik die ellendige brief nu eindelijk eens af kan maken.
Zorg er voor dat ik absoluut meer gestoord zal worden is dat begrepen?
O ja!, en laat vanavond natuurlijk wel wacht lopen door voldoende betrouwbare mannen die helder en oplettend zijn.
En mocht ik er één van hen vanavond toch dronken op z’n post zien dan schiet ik hem ter plekke door zijn kop!, en geloof me, dit is geen loos dreigement!
Al verwacht ik eigenlijk voorlopig geen bezoek of problemen omdat het kasteel volledig afgelegen ligt van bewoonbare gebieden, toch kunnen we ons nu niet veroorloven om fouten te maken, en onze plannen te laten mislukken door de stommiteit van èèn of andere dronken idioot!”
“Jawel, my Lord, tot uw orders.” “Mooi, dat was alles.”
Astray wuifde met zijn hand ten teken dat de sergeant kon gaan.
Een moment later sloeg de deur achter hem dicht en Astray boog zich weer zuchtend voorover om zich aan zijn brief, die zoals gezegd gericht was aan premier William Pitt. te wijden.
Waar was hij ook alweer gebleven?, gromde hij in zichzelf, terwijl hij de brief even vluchtig doorlas.
Oh ja!, hij was over de aanzet op welke manier hij de brief zou beginnen aan het denken. 
De brief was namelijk van het grootste belang voor zijn verdere plannen, dus hij kon het zich niet veroorloven er fouten in te maken.
Opnieuw pakte hij zuchtend de ganzenveer en doopte hij hem lichtjes in de inkt.
Even aarzelde hij en hield hij hem een moment vlak boven het papier stil om nog even kort na te denken over hetgeen hij ging schrijven.