donderdag 31 december 2015

101. Wijze raad?

Monsieur William, ik verzoek u te controleren hoeveel water we in totaal toch nog ondanks dit ellendige voorval hebben weten op te vangen.
Zodra u deze gegevens verzameld hebt wil ik dat u dit direct aan mij komt rapporteren.
Verder wil ik dat alle wachtindelingen op dezelfde manier van kracht zullen zijn als daarvoor.” “Jawel, commandant, tot uw orders!”
De opvang van water met het grootste zeil was dan helaas jammerlijk mislukt, maar het zeil dat over de kampanje was gespannen bleek gelukkig wel goed te hebben gewerkt.
Ondanks het weinige water wat er was gevallen had het toch nog voldoende opgeleverd om een watervat tot op ongeveer de helft te kunnen vullen.
Desondanks was dit natuurlijk een jammerlijk resultaat en op geen ende na de hoeveelheid die ze gehoopt hadden op te kunnen vangen.
Toen William dan ook rapport bij de commandant ging uitbrengen, zag hij diens enorme teleurstelling op zijn vermoeide, gegroefde gezicht.
“Het is zelfs nog minder dan dat ik in mijn ergste nachtmerrie had durven dromen,” gromde hij nijdig voor zich uit. “Die ellendige stommelingen!
Ze hebben er zelf voor gezorgd dat er zeker meer dan de helft van het water verloren is gegaan.
Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat die schoften hun verdiende loon zullen krijgen!
Ik geef je bevel om samen met twee onderofficieren voor morgen een krijgsraad samen te stellen.”
Woest keek hij William met vlammende ogen aan waarbij hij gefrustreerd met zijn gebalde vuist op tafel sloeg.
“Ik wil, voordat morgen de zon onder is, die muiters zien hangen aan de hoogste ra, hoor je!“
Hij stak zijn wijsvinger in de hoogte tot op ooghoogte van William en gromde, “Is dat goed begrepen, monsieur!
En verder blijven alle orders gewoon van kracht als hiervoor.
Dat was alles!” daarna vermoeid, “En maak nu maar dat u weg komt.”
Hij zakte weer terug op zijn stoel en begon demonstratief aan zijn tafel in zijn logboek zitten schrijven alsof hij zijn aanwezigheid op slag vergeten bleek te zijn.
Maar William bleef aarzelend staan, waarop de commandant na ongeveer een halve minuut plotseling nijdig opkeek en naar hem uitviel.
“Heeft u mij soms niet begrepen!, maak dat u weg komt!“
Aarzelend sprak hij, “Het spijt me commandant, ... misschien is dit niet geheel het juiste moment, maar toch waag ik het u permissie te vragen om u nu nog wat te mogen zeggen.”
Ongeduldig viel de commandant uit: “Wat wil je!, ..nou!, .. spreek op man!“
“Ik, ..ik wilde het wagen u te zeggen dat ik uw besluit om de, wat u noemt muiters, op te hangen, niet geheel goed overwogen en doordacht vind.”
Langzaam en dreigend stond de commandant van zijn stoel op en hij boog zich over de tafel naar hem toe zodat zijn gezicht zich vlak bij het gezicht van William bevond.
“Zo!, ..vind u dat?” beet hij hem met zichtbaar ingehouden woede toe.
“Ik had anders niet de indruk dat ik u om uw mening had gevraagd!
Er viel even een ongemakkelijke stilte.
"Maar aangezien u erg overtuigd bent van uw eigen wijsheid” spotte hij,
”Wil ik bij hoge uitzondering wel eens van u weten welke wijze raad u dan wel voor mij in petto heeft!
Maar ik zeg u wel van tevoren dat uw argumenten beter maar heel erg goed moeten zijn!” vervolgde hij dreigend met lage stem.
“Anders kan ik niet voor mijzelf instaan, en zal dan ook een passende straf niet aan u voorbij gaan!”   William besefte nu heel goed dat hij het meende en aarzelde een kort moment.
De commandant had zijn lichte aarzeling opgemerkt en ijzig merkte hij dan ook op,
“Ik zie dat u nu al reeds uw bedenkingen heeft?
Of heeft u nu plotseling uw tong verloren?” lachte hij honend.
“Blijkbaar schat u uw eigen wijsheid toch niet meer zo hoog in dat u het nog  aandurft om uw ‘goede’ raad met mij te delen?” vervolgde hij uitdagend.
Maar hij had zichzelf al weer hervonden en pareerde gedurfd terug,
“Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn standpunt aan u uiteen te zetten.
Mijn persoonlijke mening is, dat het onder de gegeven omstandigheden niet zo verstandig zou zijn om deze mannen direct te straffen door middel van ophanging, commandant.
Het moreel van de bemanning ligt zoals u weet door alle voorgaande tegenslagen al ver beneden pijl.
Persoonlijk denk ik dat het door executies nog veel dieper zal gaan wegzinken.
Ik denk dat u daarmee het doel wat u voor ogen heeft voorbij zal streven.
Naar mijn mening zal het zelfs kunnen leiden tot een grote uitbarsting van muiterij onder de rest van de bemanning”
“Zo!, dus dat is dan uw zogenaamde wijze raad?” brieste Thonnon.
“Dus volgens uw ‘wijze raad’ moet ik die ongedisciplineerde schurken maar vrij rond laten lopen alsof er niets gebeurd is?”
“Heeft u wel enig besef van wat deze mannen zojuist hebben aangericht, monsieur!”
Hij keek William woest door de spleten van zijn samengeknepen ogen aan.
Nee!, mijn besluit staat vast!, ... ze zullen hangen!”
Maar William liet zich nog steeds niet uit het veld slaan en waagde het voorzichtig toch nog te vragen, “Mag ik u toch nog eenmaal dringend verzoeken om het besluit van u te heroverwegen commandant?
Is het niet mogelijk om te besluiten hen alsnog een andere straf te geven?”
“Ik moet zeggen dat u wel lef heeft, monsieur!” gromde Thonnon.
Zichtbaar zwaar geërgerd maakte hij hem met zijn hand duidelijk dat hij van hem nog een laatste kans kreeg.
William greep deze mogelijkheid met beide handen aan en vervolgde snel zijn betoog.
“Mijn bedoeling was niet om hen ongestraft te laten lopen commandant, maar hen op een andere manier als voorbeeld voor de bemanning te stellen.
Misschien zou het wel goed zijn om ook de bemanning een aandeel in de besluitvorming en veroordeling van de straf te geven.
Dat zou er toe bijdragen dat er dan een groter draagvlak voor de uitvoering van een bepaalde strafmaat zou zijn, en tevens de wind uit de zeilen van mogelijke oproerkraaiers nemen.”
“U heeft het volkomen bij het verkeerde eind, monsieur!
Als ik nu niet keihard ingrijp zullen zij dat eerder zien als een blijk van zwakte!
In dat geval zal het hek helemaal van de dam zijn!
Nee!, .. mijn besluit staat vast!
U heeft van mij de kans gekregen om uw standpunten uiteen te zetten, maar ik waarschuw u!,“ dreigde hij, “Om vanaf nu mijn geduld niet langer meer op de proef te stellen.
Ik verwacht dat u nauwgezet zal doen wat ik u heb opgedragen.
U weet dat ik u hoog heb staan, monsieur, maar ik verzoek u mij niet langer meer te tarten!
Maar omdat u blijkbaar zo begaan bent met mijn manschappen acht ik het niet meer als mijn plicht u een plaatsje in de krijgsraad te geven.
Ik neem aan dat ik u daarmee voldoende tegemoet ben gekomen, monsieur?” grijnsde hij gemaakt meelevend.
William wilde protesteren maar begreep dat hij nu in de val zat en dat hij dat zogenaamde voorrecht onmogelijk nog kon weigeren.

woensdag 30 december 2015

100. Opstandige wanhoop

De mannen zogen gretig het water uit hun neergelegde kledingstukken en lesten daarmee hun eerste dorst.
Maar voor enkelen ging dit blijkbaar veel te langzaam waardoor ze zichzelf niet meer konden beheersen.
Plotseling doken er een paar mannen tegelijk in de strakgespannen zeilen die als wateropvang dienden.
Zoals te verwachten, was dit het sein voor anderen om hetzelfde te doen.
Hierdoor ontstond er ineens een ware veldslag tussen de mannen om de beste plek in het doek te bemachtigen waar het meeste van het weinige water verzameld was.
“Laat dat!, laat dat!, stelletje dwazen!”
Vloekend en tierend stoof de bootsman daarbij wild om zich heen meppend met zijn eindje touw op de woeste meute af, maar het was al te laat!
Door het geworstel en het gewicht van het water en manschappen scheurde het toch al zwakke zeil finaal in de lengte door midden waardoor het kostbare water tussen de kieren van het dek weg liep en alsnog verloren ging.
Enkelen van de mannen lagen wanhopig letterlijk het water als honden van het dek af te likken.
Tot overmaat van ramp dreef het buitje daarbij ook nog eens snel over.
De hemel was nog steeds wel wat bewolkt maar er viel die dag geen spatje regen meer uit.
Woest stoof de bootsman op de maat af die hij als eerste in het zeil had zien springen en sloeg hem met een formidabele vuistslag in één keer tegen het dek.
Hierna roste hij iedereen af die maar bij hem in de buurt stond.
Ook een paar andere maats stortte zich nu woedend in de strijd waardoor de chaos compleet werd.
Het geheel dreigde nu helemaal uit de hand te lopen omdat één van de maats nu ook de anderen opriep in opstand te komen.
Direct de daad bij het woord voegend pakte hij een korvijnnagel uit de korvijnnagelbank en ging hij daarmee hoog boven zijn hoofd brullend de bootsman te lijf.
Die werd vol op zijn achterhoofd getroffen en viel hevig bloedend met een smak achterover op dek neer. De man boog zich over hem heen en rees zijn arm al omhoog om hem de genadeklap te geven.
Toen klonk er plotseling een schot!
De man stortte dodelijk getroffen door een kogel in het achterhoofd naast de bootsman tegen het dek.
Verbijsterd keek iedereen in de richting van de kampanje waar het schot vandaan bleek te komen.
Daar stond de commandant kaarsrecht overeind met het nog rokende pistool in zijn hand.
Gevaarlijk dreigend met z’n twee pistolen riep hij kalm wie het volgende slachtoffer wenste te worden.
Één voor één keek hij ze met een ijskoude blik aan.
“Niemand?, .. mooi!, ... jullie daar!“ hij wees op een groepje maats dat zich van het gevecht afzijdig hadden gehouden “Sla deze muiters in de ijzers“ gromde hij “Ik reken later wel met ze af!
En zorg er ook voor dat het lijk van die muiter zo snel mogelijk uit mijn ogen verdwijnt.
Geeft de chirurgijn mijn complimenten en verzoek hem zo snel mogelijk aan dek te komen om de bootsman te behandelen aan zijn verwondingen.
Ik verwacht binnen een kwartier een rapport over dit gebeuren in mijn hut.
Alles duidelijk?, dan stel ik nu voor dat iedereen terug gaat naar zijn post,”
Vervolgens ging hij dreigend verder, “Laat dit een les zijn geweest voor iedereen. Ik duld geen enkele tegenspraak of andere vorm van muiterij meer, is dat begrepen!

dinsdag 29 december 2015

99. Een weinig hoop

Twee maats waren de doorgedraaide man achterna geklommen en zagen nu kans hem behoedzaam tot op enkele meters te naderen.
Ze probeerden hem te kalmeren door rustig wat tegen hem te praten, maar al hun inspanningen ten spijt, het mocht allemaal niet baten.
Ten einde raad besloten ze hem plotseling van twee kanten vast te pakken.
Maar ongelukkigerwijs zag hij kans om zich uit hun handen los te vechten en aan hen te ontsnappen door zich bliksemsnel te laten vallen en zich vast te pakken aan het paard dat onder de ra was gespannen. Maar doordat de man al zo ernstig was verzwakt verloor hij vrijwel direct zijn grip, stortte daarop naar beneden en verdween met een grote plons in zee.
“Man over boord!“ werd er van alle kanten geschreeuwd.
“Alle zeilen van de fokkemast tegenbrassen!“ brulde William, “Werp lijnen overboord en zet een man op de uitkijk. Bootsman zet één van de vlo .....”,
“Ik wil direct dat u de laatste orders herroept monsieur William!” sprak de commandant kalm maar zeer beslist.
William keek hem verbijsterd aan om zich te overtuigen dat hij hem goed had verstaan.
De commandant bemerkte zijn aarzeling.
“Heeft u mijn order soms niet begrepen monsieur?” vroeg hij nu ongeduldig.
“Jawel commandant, maar, ......”
“Dan wil ik dat u mijn order nu direct tot uitvoer brengt, is dat begrepen!“
Zeer tegen zijn wil in herriep hij daarop zijn orders en beval hij dat ze de zeilen weer moesten volbrassen.
Er volgde een moment van doodse stilte op de kampanje waarin William, weliswaar zonder woorden, maar zeer duidelijk door zijn lichaamstaal liet blijken wat hij van deze order vond.
Plotseling verbrak de commandant de stilte.
“U vindt mij nu helemaal een monster, is het niet?
Bij hoge uitzondering zal ik u daarom graag uitleggen waarom ik u de orders heb laten herroepen.”
“U bent mij als commandant geen uitleg schuldig, monsieur, zeker niet omdat ik ook nog niet eens iemand van uw eigen strijdkrachten ben.” reageerde hij afwijzend.
De commandant deed of hij deze opmerking niet had gehoord en ging kalm verder met zijn verhaal.
“Nog voor ik de man zag vallen wist ik al dat hij verloren zou zijn.
Ten eerste was hij al niet meer te redden doordat hij waarschijnlijk behoorlijk veel zeewater had gedronken.
Daardoor gaan ze hallucineren en zijn ze een gevaar voor anderen en zichzelf.
Het zeewater uit zijn lichaam spoelen of verdunnen gaat niet vanwege het gebrek aan zoet water of wijn.
Maar ten tweede, de kans dat hij deze val had overleefd was zeer gering.
Het zou op zich al een wonder zijn als hij niet door de klap op het water bewusteloos was geslagen.
Zelfs als dit niet gebeurd zou zijn zou de man door zijn verzwakte gestel niet voldoende kracht hebben gehad om zich drijvende te houden tot het schip was bijgedraaid en wij in staat waren geweest om één van de vlotten overboord te zetten.
Geen van de mannen aan boord zou nog de kracht hebben kunnen opbrengen om de afstand tussen het schip en de drenkeling zwemmend af te leggen. Laat staan dat hij hem vervolgens nog eens terug had kunnen slepen naar het schip.
Ook een redding door het schip zelf was volslagen zinloos daar de manoeuvre veel te veel krachten zou hebben gevergd van de manschappen.
Waarbij het dan nog maar de vraag zou zijn of deze moeilijke manoeuvre wel in één keer geslaagd zou zijn.
Hoe dan ook, het zou in ieder geval zeker veel te veel tijd in beslag hebben genomen.”
Er viel opnieuw een moment van stilte.
“Vertel eens monsieur William, vindt u mij nu nog steeds net zo’n vreselijk monster als u eerst wel dacht?, of bent u inmiddels zelf ook tot hetzelfde inzicht gekomen als ik?”
Het schaamrood vloog William naar de kaken en hij draaide zich half om, om zich bij hem te verontschuldigen.
Maar de commandant had zijn antwoord niet afgewacht en was zonder ook nog maar een woord te zeggen van hem weg gelopen.
Na dit voorval werd de order van kracht dat een ieder die betrapt zou worden op het drinken van zeewater, in welke hoeveelheden dan ook, zonder pardon neergeschoten zou worden.
Na een zwoele nacht brak er een nieuwe hete dag aan.
Maar in de ogen van de commandant gloorde nu toch een klein sprankje hoop.
Het rood oranje van deze ochtend was anders dan de dagen ervoor.
Hetgeen voor de commandant een vaag teken was dat er op deze dag heel misschien wel een buitje zou kunnen gaan vallen.
Helaas konden die op zee soms zeer plaatselijk zijn.
Wat betekende dat hij ook wel eens aan hen voorbij zou kunnen trekken zonder dat hij over het schip zelf heen zou komen.
De gehele morgen gebeurde er maar bar weinig waardoor de hoop op regen langzaam weer begon te verflauwen.
Maar laat in de middag begonnen er zich kleine wolkjes boven de horizon te vormen.
Langzaam maar zeker werden ze een klein beetje groter.
De commandant begreep al meteen dat, als het zou gaan regenen, dit slechts van zeer korte duur zou zijn.
Direct liet hij alle gespannen zeilen en opvangvaten controleren zodat ze zoveel mogelijk regenwater zouden kunnen opvangen als maar mogelijk was. De volledige bemanning was nu inmiddels hoopvol aan dek gekomen en keek met brandend verlangen naar de ontwikkelingen van de wolken boven de kim. En ja!, op een gegeven moment zagen ze dan eindelijk langzaamaan een regenbuitje naderbij komen.
Maar aan de koers van de bui te zien zou hij ruim voor de boeg aan hen voorbij trekken.
Overal waren er hese kreten van teleurstelling te horen.
Sommige van hen vielen op de knieën en lieten wanhopig hun tranen de vrije loop.
Maar tot hun geluk zagen ze kort daarop een nieuwe regenwolk ontstaan die wel hun richting uit scheen komen.
Met een beetje geluk zou deze misschien wel over het schip heen trekken.
William schreeuwde dat iedereen zoveel mogelijk kledingstukken moest neerleggen zodat ze die konden wringen en uitzuigen om te drinken.
De mannen sprongen op en werden bijna gek van vreugde toen bleek dat de regenbui werkelijk over hen heen zou komen.
Toen eindelijk dan ook de eerste druppels vielen stonden velen met hun hoofden achterover en hun monden wijd open gesperd op dek te dansen om de levensreddende druppels begerig op te vangen.
Maar van een echte hoosbui was helaas geen sprake.
Het water dat viel was slechts maar mondjesmaat.

maandag 28 december 2015

98. Dorst!

Haar afgetobde gezicht verbleekte een ogenblik van schrik maar kort daarna werd het dieprood van woede.
“Wat denkt die kerel wel!” schreeuwde ze woest, “Als hij denkt dat ik op zijn order deze mensen zomaar laat verrekken dan heeft hij het goed mis!
Dit is gewoon moord met voorbedachte rade!
Ik weiger dan ook aan dit afschuwelijke bevel gehoor te geven, hoor je!“
Met vurige ogen keek ze hem strijdlustig aan.
Haar hele houding straalde grote onverzettelijkheid uit.
“Ik vind het een schande dat je je hiervoor laat gebruiken, jongen!
Dat had ik nooit achter jou gedacht!
Wat zou je vader hier wel niet van gevonden hebben.
Als hij dit zou weten zal hij zich uit schaamte misschien nog omdraaien in zijn graf!“ Hij liet d'r even uit razen, want hij had deze reactie eigenlijk wel van haar verwacht.
Maar toen ze naar adem hapte om aan de volgende ronde te beginnen vond hij het de hoogste tijd om haar reprimande te onderbreken.
“Moeder ik begrijp dat u kwaad bent” schreeuwde hij “Maar sta mij toe u een moment te onderbreken.
Geloof me, toen ik de bevelen voor het eerst hoorde was ik net zo geschokt en woest als u nu.
Maar probeer nu alles eens een moment zonder verdere emoties op een rijtje te zetten. Plaats uzelf even in de schoenen van de commandant.
Wat zou u doen als u hem was?, en als u wist dat er bij lange na niet voldoende water meer aan boord is om de gehele bemanning nog voor drie dagen te voorzien?
En dat vervolgens met de wetenschap dat we waarschijnlijk met dit weer nog vele dagen, zo niet weken, nodig zullen hebben om de eerstvolgende nabije haven te bereiken.
Zeg eens eerlijk moeder, u heeft zich de afgelopen dagen samen met de chirurgijn met de grootst mogelijke ijver en zorg ingezet voor de gewonden hier beneden.
U moet hierbij in vrijwel alles gebrek hebben geleden.
Zeg eens eerlijk, .. op welke manier heeft u voor uw zelf bepaald wie er iets kreeg van de wijn of van de andere schaars geworden medicijnen?”
Zijn vraag trof haar als een bliksemschicht diep in het hart.
Plotseling haalde ze uit en sloeg ze hem met de vlakke hand vol in het gezicht.
Daarna draaide ze zich direct van hem af en begroef ze d’r gezicht snikkend in haar handen.
Troostend lag hij zijn beide handen op haar schokkende schouders, waarna ze zich plotseling omdraaide en haar hoofd, dat nog steeds begraven lag in haar handen, op zijn borst liet rusten. Ineens kon ze al d'r opgekropte gevoelens niet langer meer de baas en liet ze haar tranen de vrije loop.
De tranen drongen langzaam door haar slanke bevuilde vingers en drupten op zijn borst.
“Oh, ..William, het is zo afschuwelijk!“ snikte ze verstikt “Zo verschrikkelijk afschuwelijk!“
“Ik weet dat het moeilijk voor u is moeder, maar toch vraag ik u om het nog zo lang mogelijk vol te houden. U heeft gedaan wat u kon, en zelfs meer dan dat ooit iemand voor mogelijk had gehouden.
Helaas kunnen we nu niet veel meer voor hen doen.
Maar geloof me moeder, dat uw troostrijke woorden van onschatbare betekenis voor deze mannen zijn.
Uw liefdevolle aandacht is een ware balsem voor hun eenzame, gemartelde zielen.
Haar strijdlustige houding was nu volkomen weggeëbd en begon langzaam plaats te maken voor gelatenheid. Hij deed zijn best haar zo goed en kwaad het kon te troosten.
Na enige tijd liet hij haar op eigen verzoek weer alleen met haar gedachten en gewonden.
De uitzichtloze dagen regen zich aaneen als een ellenlange zwarte begrafenisstoet bij maanloze nacht.
Elke dag opnieuw vielen er een aantal slachtoffers te betreuren wiens lichamen bezweken waren door het gebrek aan water en voedsel.
De omstandigheden waarin ze nu verkeerden was regelrecht mensonterend te noemen.            
Volledig ten einde raad probeerden de mannen zelfs door het drinken van hun eigen urine wat extra kostbaar vocht binnen te krijgen.
Maar omdat hun lichaam met de dag meer uitdroogde werd ook deze hoeveelheid natuurlijk steeds minder en door de scherpe stank volledig ondrinkbaar.
De absurde situatie had vanmorgen zelfs nog geleid tot een schaamteloze vechtpartij die was ontstaan doordat één van de mannen de urine probeerde te stelen van een ander.
De dader werd door de bootsman genadeloos afgestraft met zijn eindje touw en had te horen gekregen dat hij bij de volgende wateruitreiking zou worden overgeslagen.
De man was hierop wanhopig op zijn knieën gevallen en had hem uit alle macht gesmeekt om deze straf alsjeblieft om te zetten in een lijfstraf.
Maar de bootsman had hem onverbiddelijk van zich afgeduwd.
William werd tijdens de achtermiddagwacht plotseling opgeschrikt door een hevig gekrijs.
Toen hij om zich heen keek bleek die uit de mond te komen van de maat die deze morgen nog zo hardhandig door de bootsman was afgestraft.
Wild om zich heen maaiend rende hij over het dek, onderwijl angstig achter zich kijkend alsof er een zwerm bijen achter hem aan zat.
“Dat moest er nog even bij komen!“ werd er naast hem hardop gemompeld.
Hij keek de man niet begrijpend aan.
“Hoe bedoel je?” merkte hij op.
“Nou, het is wel duidelijk dat die arme drommel daar blijkbaar aardig wat zeewater naar binnen heeft gewerkt!
Hierdoor ga je dingen zien die er niet zijn, kortom je word knettergek!“
William reageerde direct. “Houdt die man tegen!, probeer hem te pakken te krijgen!”
Maar voordat ze kans konden zien om hem te pakken te krijgen, vloog de man als een kat het want van de grote mast in.
“Wat is hier voor de drommel aan de hand!” foeterde Thonnon, terwijl hij nijdig op William af liep.
William wees daarop zonder een woord te spreken naar boven.
De commandant onderdrukte een binnensmondse vloek waarna hij de handen om zijn mond kromde en naar boven begon te brullen dat ie als de gesmeerde bliksem naar beneden moest komen.
Maar de man verkeerde blijkbaar volledig in zijn eigen wereldje want hij reageerde totaal niet op het gebrul van zijn commandant.
Hij was nu al ter hoogte van de mars geklommen maar begon daarna nog steeds krijsend naar het eind van de ra van het grootzeil te lopen.
Op het eind van de ra aangekomen ging de man weer wild staan wapperen met zijn armen alsof hij de onzichtbare horde bijen van zich af wilde slaan.
“Houd je vast, ongelukkige!, houd je vast!” bulderde de commandant machteloos uit.

zondag 27 december 2015

97. Een monsterlijke opdracht

Zoals wel verwacht brachten zijn nieuwe orders behoorlijk veel beroering teweeg.
En alhoewel nog niemand uit angst hardop zijn protest had durven laten horen, vertelden de dodelijke blikken in de richting van de kampanje hem boekdelen.
Het was duidelijk dat het bij de manschappen onderhuids hevig broeide.
Hij voelde ook wel aan dat het nog maar slechts enkel een kwestie van tijd zou zijn dat de vulkaan van opgekropte woede tot uitbarsting zou komen.
In dat geval zou de enige redding misschien nog kunnen liggen in het tijdig en keihard ingrijpen van de mariniers.
Maar eerlijk gezegd had hij ernstige twijfels of al deze maatregelen wel het gewenste resultaat zouden opleveren bij mensen die niets meer te verliezen hadden en vrijwel gek werden van dorst.
Ook rees bij hem de vraag wie hij uiteindelijk nog zou kunnen vertrouwen.
Hij besefte heel goed dat het met de loyaliteit jegens hem nu niet meer al te best gesteld zou zijn.
Sterker nog, het stond voor hem wel vast dat hij op dit ogenblik de meest gehate persoon moest zijn die er op dit schip rondliep.
Met deze dreiging in het achterhoofd liep hij naar zijn tijdelijk ingerichte hut die provisorisch weer voor hem in het verwoeste achterschip was opgebouwd.
Daar tastte hij naar zijn twee pistolen die verborgen lagen onder zijn zeildoekse matras.
Zorgvuldig controleerde hij het afvuur mechanisme en laadde hij beiden daarna met kruit en kogels.
Vanaf dat moment weken de twee geladen pistolen niet meer van zijn zijde. Onder elkaar was besloten dat het ‘t beste zou zijn als William zelf het slechte nieuws aan zijn moeder zou meedelen.
Ook wat er eventueel van het vaatje wijn was overgebleven moest hij, op order van de commandant, in beslag gaan nemen.
Dit maakte zijn, op zich zelf al moeilijke opdracht, er nou niet bepaald gemakkelijker op.
Hij liep even later dan ook met lood in zijn schoenen in de richting van het koedek waar zijn ogen onrustig in het schemerdonker naar zijn moeder en de chirurgijn zochten.
De situatie hier beneden was ronduit slecht te noemen.
Bij de meeste gewonden zag hij de dood al reeds in de ogen.
Hij kon één van de mannen onderscheiden die rechtop in zijn hangmat zat.
Maar toen die hem vroeg of hij wist waar hij zijn moeder kon vinden, kreeg hij van hem geen enkele reactie.De man keek volkomen apathisch voor zich uit alsof hij straal door hem heen keek.
In zijn ogen lag een vreemde glans, die je zo nu en dan ook onder de doden kon aantreffen.
William schudde hem aan zijn schouder heen en weer maar ook daar reageerde hij niet op. Hij besloot hem daarom uiteindelijk maar los te laten, waarop de man direct als een zoutzak naar achteren viel, onderwijl star met z’n ogen naar de dekbalken boven zich starend.
Een man achter hem begon nu als een waanzinnige afwisselend te lachen en te krijsen.
Toen hij zich geschokt omdraaide schrok hij zich wild bij het beeld wat hij voor ogen kreeg. De man stond blijkbaar stijf van de koorts.
Zijn koortsige, vlammende ogen puilden bijna uit hun kassen, en zijn lange, vette en verwarde haren, plakten rondom zijn smerig bezwete voorhoofd.
Een weeïge koortslucht walmde William in het gezicht waardoor hij zich direct weer onpasselijk begon te voelen.
Het lichaam van de man schokte hevig en ongecontroleerd, en schuimend speeksel droop rijkelijk langs de mond en kin naar beneden waarna het uiteindelijk terechtkwam op zijn smerig stinkend besmeurde hemd.
Hij had geen idee wat hij hier nu mee aan moest en probeerde de man tevergeefs te kalmeren door rustig tegen hem te praten.
Maar wat hij ook probeerde, niets scheen te willen helpen om de man tot bedaren te brengen.
Hij kreeg het idee dat de man volkomen krankzinnig aan het worden was.
De maat probeerde nu uit alle macht uit zijn hangmat te komen, hetgeen William nu niet bepaald raadzaam leek en wat hij daarom dus ook op zijn beurt weer uit alle macht probeerde te voorkomen.
Er ontstond een ware worsteling waarbij het krijsen van de man angstaanjagende vormen begon aan te nemen.
Ineens was daar die begeleidende vrouwenhand die, samen met een rustgevende zachte stem, bemoedigende woordjes tot de man begon te spreken.
William keek verrast op en zag tot zijn geruststelling dat zijn moeder hem te hulp was geschoten.
Blijkbaar had dit bij de maat een schok van herkenning teweeggebracht, want vrijwel direct keek hij d’r met zijn verwilderde ogen aan onderwijl onverstaanbare woorden tegen haar mompelend.
Tot William’s verbazing liet hij zich daarna gewillig terugzakken in zijn hangmat.
Zij pakte met haar linkerhand één van de zijne en streek hem met de andere zachtjes door zijn vette haren. Daarbij hield ze niet op met het spreken van zacht sussende woordjes.
Plotseling gleed daar zowaar een traan uit één van de ooghoeken over zijn verweerde wangen.
“Hij denkt nu dat ik zijn vrouw ben die hij in Frankrijk heeft moeten achtergelaten.” fluisterde ze William toe.
De man keek haar nog eens dankbaar met zijn koortsige, glazen ogen aan, waarna hij zijn ogen sloot en binnen enkele minuten in een onrustige slaap viel.
Voorzichtig maakte zij haar hand van de zijne los en wenkte ze William om zich zo zacht mogelijk uit de voeten te maken.
Nog over zijn hele lijf na trillend van schrik en emoties ging William in een afgelegen hoek bij zijn moeder staan. Z’n hart klopte hem nog in de keel en hij ademde snel en gejaagd.
Ze gaf hem even geduldig de tijd om tot bedaren komen voordat ze zich tot hem richtte.
“Gaat het een beetje jongen?, ben je erg geschrokken?”
“Ja moeder, dat kun je geloof ik wel zeggen.” zei hij voor zich uit blazend.
“Ik heb nu eenmaal niet elke dag met zo’n krankzinnig figuur als hij te maken.”
“De man is ernstig ziek” verdedigde ze hem. “Door de koorts aanvallen ijlt hij en weet hij niet meer wat hij doet. Ik ben bang dat hij het helaas niet erg lang meer zal maken.”
Ze wilde hem gaan uitleggen wat de man allemaal wel niet mankeerde maar hij onderbrak abrupt haar verhaal.
“Luister moeder, ik ben deze keer helaas niet zomaar naar u toe gekomen.”
“Dat verbaast mij niets” reageerde ze, “Eerlijk gezegd had ik al zo’n vermoeden.
Het lijkt mij niet het beste nieuws wat je me te melden hebt, maar vertel op jongen, wat heb je op je hart.”
Na een korte aarzeling begon hij aan zijn opdracht.
“Ik heb van de commandant opdracht gekregen om zijn nieuwe orders aan u door te geven.” Hij haalde even diep adem voordat hij verder sprak.
“De orders luiden dat er vanaf heden aan niemand meer drinkwater mag worden verstrekt die te ziek of te zwak is om scheepswerk te verrichten.
Ook heb ik de zware taak om aan u het dringende verzoek over te brengen, het weinige wat er mogelijk is overgebleven van het vaatje wijn, weer naar de commandant terug te zenden.
Die zal er op zijn beurt weer zorg voor dragen dat het eerlijk wordt verdeeld onder degene die nog in staat zijn wat werk te verzetten, hetgeen ons hopelijk nog een mogelijkheid bied, een kleine kans op redding mogelijk te maken.”
“Ma, ... ma, ... maar dat is monsterlijk!” stamelde ze geschokt.

zaterdag 26 december 2015

96. Een eenzame beslissing

De zon begon nu langzaam achter de kim tevoorschijn te komen en de lucht helder oranje rood te kleuren.
Het beloofde helaas weer een stralende dag te worden, concludeerde hij mistroostig.
De koperen ploert liet zich inderdaad niet onbetuigd en binnen het uur was het dan ook weer verstikkend heet.
Mede doordat de wind ook nog eens volkomen was weggevallen was er nergens ook maar de minste verkoeling te vinden.
De zeilen hingen troosteloos slap naar beneden alsof ze de algemene graadmeter waren van de stemming die er aan boord heerste.
De enige troost die de commandant hieruit kon putten was dat hij nu in ieder geval niemand naar boven hoefde te sturen om de zeilen bij te stellen.
Hij besloot, na nog even geaarzeld te hebben, dat het nu helaas tijd was om zijn officieren bij elkaar te laten roepen om zijn besluiten die hij in deze nacht had moeten nemen aan hen mede te delen. Toen ze zich dan ook even later bij hem kwamen melden bleef hij zwijgzaam en met de rug naar hen toegekeerd over de verschansing naar de lege horizon staan kijken.
De mannen achter hem moesten nu een ongemakkelijk gevoel over zich hebben, besefte hij, nu ze niets anders konden doen dan beleefd wachten tot hij het tijd vond om zich tot hen te richten.
Hij proefde de sfeer van onzekerheid, gemengd met die van grote bezorgdheid.
Peinzend bleef hij nog een ogenblik langer over de volkomen blakke zee staren.
Hij begreep maar al te goed dat het bevel wat hij aan hen ging doorgeven waarschijnlijk voor veel protest en gevoelens van afschuw ging zorgen.
Hij besloot zich daarom niet naar hen toe te draaien in een poging bij hen zo onbuigzaam als maar mogelijk was over te komen.
Hij bedacht bijtijds dat hij zijn handen, die nu op zijn rug lagen, zo ontspannen mogelijk moest zien te houden omdat ze anders zijn onzekerheid aan hen zou verraden.                                                        
Één van de mannen waagde het om even hardop te kuchen, hetgeen natuurlijk onmiskenbaar een vorm van een beleefde manier van aandacht trekken was.
Maar hij liet hen nog even langer zweten, want hij wist dat zijn woorden daardoor een grotere uitwerking zouden krijgen.
Hij hoorde ze ondertussen al rusteloos met hun voeten heen en weer schuifelen.
Ze wisten duidelijk niet goed raad met deze ongemakkelijke situatie.
Hij voelde een schok van schrik door hen heen gaan op het moment dat hij de eerste woorden tot hen richtte.
“Messieurs, ik heb u verzocht hier te komen om u stevig op het hart te drukken dat de volgende bevelen die ik u zo zal gaan geven zeer stipt zullen moeten worden uitgevoerd.
Ik wil u nu alvast bij voorbaat melden dat er over deze specifieke orders geen enkele vorm van discussie mogelijk is.
Ik verzoek u dan ook met klem geen enkele poging daartoe te wagen.”
Hij stopte even om wat adem te halen maar ging daarna direct met zekere stem verder.
“Ik hoef u niet te zeggen dat de situatie betreffende het drinkwater nu bijzonder ernstig is.
Helaas ben ik daarom gedwongen om deze verregaande orders aan u uit te vaardigen.
Ik geef u namelijk het bevel om vanaf heden een ieder die te ziek of te zwak is om scheepswerk te kunnen verrichten niet meer van drinkwater te voorzien.
Alleen de mannen die nog wel enigszins in staat zijn om wat werk te verrichten aan de pompen, het wand, of aan andere werkzaamheden die het schip varende houden, worden van deze order uitgezonderd.”
Er klonk een gesmoorde kreet van protest maar hij negeerde die en deed net of hij hem niet had gehoord. “Er zal nog maar eenmaal per dag en, op een vaste tijd, een kwart pint water worden uitgedeeld” ging hij onverstoorbaar verder.
“Dit zal gebeuren onder streng toezicht van de bootsman die terzijde zal worden gestaan door zes mariniers die met de geweren in de aanslag de opdracht krijgen het vat met hun leven te verdedigen.”
“Indien ze er ongelukkigerwijs niet in zullen slagen om te voorkomen dat er van het water wordt gestolen, worden ze zonder pardon,onmiddellijk tot de strop veroordeeld.”
Hij wachtte weer even een moment voordat hij verder zou gaan om de orders goed tot de mannen door te laten dringen.
“Een ieder die betrapt zal worden op het stelen van ook maar een druppel drinkwater of een poging zal ondernemen om het vat te naderen op minder dan vier meter zal worden gestraft met de dood.
Ook degene die betrapt zal worden bij het uitdelen van zijn eigen rantsoen drinkwater aan een persoon die hier niet voor in aanmerking mocht komen zal dezelfde straf ondergaan.
Verder wil ik dat het watervat verplaatst zal worden naar de hoger gelegen kampanje omdat die bij een onverwachte stormloop beter te verdedigen zal zijn.
Vervolgens wil ik dat er een geladen draaibas, met daarbij een betrouwbare marinier met een brandend stuk lont in zijn hand, gericht zal staan vanaf de kampanje op de lager gelegen dekken.”
Het afgrijzen over zijn woorden was duidelijk op hun gezichten af te lezen.
“De marinier zal hoogstpersoonlijk van mij de opdracht krijgen om bij de kleinste vorm van muiterij het geschut gericht op de aanvallers af te vuren.                                                        
Mijne heren, ik wil u nogmaals op het hart drukken dat ik geen enkele vorm van tegenspraak door mijn officieren zal dulden.
Ik verwacht van u dat u uw plicht zult doen en mijn orders uiterst nauwkeurig ten uitvoer zal brengen.
Ik verzeker u, dat op het moment dat ik zal bemerken dat één van mijn officieren geen gehoor heeft gegeven aan ook maar één van mijn orders, hij spijt zal hebben dat hij ooit geboren is.
Ik zal hem zo laten toetakelen dat zijn eigen moeder hem niet meer zal herkennen, waarna hij bovendien als voorbeeld aan de grote mast gebonden zal worden tot de zon hem heeft uitgedroogd als een vaatje buskruit.
Messieurs, heeft u dit allemaal goed begrepen?” De mannen knikte zwijgend.
“Dan wil ik u nu verzoeken om de orders per direct uit te gaan voeren.”
Er viel een doodse stilte, die zeker een minuut aanhield en waarbij niemand ook maar een vin bewoog.
Zoals hij al had verwacht waren zijn orders keihard bij hen aangekomen, hetgeen blijkbaar bij hen een vorm van totale verbijstering had teweeggebracht.
Waarschijnlijk zochten ze nu geschokt naar woorden, die uiteindelijk toch niet uitgesproken mochten worden.
Hij voelde hun ogen in zijn rug alsof ze door hem heen wilde kijken.
Maar zijn houding was als van een persoon die dacht dat hij geheel alleen was en die zich niet bekommerde over de gevolgen van zijn zojuist gegeven orders.
Hij wist heel goed dat als blikken konden doden, hij hier nu niet meer zou staan. Maar populariteit was nu helaas een luxe die hij zich op dit moment niet kon permitteren.
Langzaam ontstond er enige beweging achter hem en hoorde hij dat ze zich aarzelend uit de voeten begonnen te maken.
Toen hij uiteindelijk de laatste man langzaam en schoorvoetend weg hoorde schuifelen bleef hij alleen achter.

vrijdag 25 december 2015

95. Dood en verderf

Na de ceremonie klonken weer de snerpende fluitjes waarna iedereen weer stil zijn’s weegs ging alsof er niets ernstig was gebeurd.
Een dag later stelde de commandant een aantal nieuw officieren aan ter vervanging van de gesneuvelden.
Ondertussen werd de toestand met de dag onhoudbaarder en William begreep dat als het op deze manier door zou gaan het niet alleen bij deze drie zou blijven.
De bemanning begon nu zo verzwakt te raken dat ze het eindeloze laveren bijna niet meer op konden brengen.
Ook hijzelf begon zich met de dag zwakker te voelen.
Zijn tong voelde aan als een uitgedroogde lap leer en zijn lippen waren pijnlijk gebarsten en gezwollen. Hij kauwde ten einde raad maar op een leren riem in de hoop toch nog wat speeksel te kunnen produceren, hetgeen helaas niet echt een groot succes bleek te zijn.
Met de anderen was het al niet veel beter gesteld en velen zaten niets doende alleen nog maar wat apathisch voor zich uit te staren.
De wacht rondom het afgesloten watervat was inmiddels verdrievoudigd, om een eventuele plotselinge aanval op het vat door manschappen die hevig gekweld werden door de dorst, het hoofd te kunnen bieden.
De vraag was alleen of de mannen, in het geval dat de maats werkelijk tot de aanval over zouden gaan,nog echt wel in staat zouden blijken te zijn om hen  tegen te houden tot de rest van de mariniers gearriveerd waren.
Eerlijk gezegd was dat ernstig te betwijfelen daar de meesten van hen zelf ook zwaar waren verzwakt geraakt ten gevolge van het gebrek aan water en voedsel.
Als er door een wonder niets zou veranderen zou spoedig de situatie volkomen onhoudbaar worden.
De volgende dag was het wat harder gaan waaien waardoor de hitte iets dragelijker werd, maar daarentegen bleef hij nog steeds wel gestaag uit de verkeerde hoek komen.
Hierdoor moest de vertwijfelde commandant tot zijn ergernis toezien dat het schip eerder van zijn doel verwijderd werd dan dat het dichterbij kwam.
Nog maar slechts enkelen van de bemanning waren nog in staat om naar boven te klimmen om de zeilen bij te stellen.
Maar binnen korte tijd zou het volslagen onverantwoordelijk worden om nog iemand naar boven te sturen.
De commandant besloot alleen nog maar de hoogst noodzakelijke opdrachten uit te laten voerden om de krachten van de mannen zoveel mogelijk te sparen.                                                      
Maar het dilemma daarvan was weer dat ze daardoor niet veel om handen hadden.
Hierdoor ontstond er een nog grotere voedingsbodem voor gemor, lasterpraat en ontevredenheid.                              
Twee dagen erna lagen er nogmaals twee ingenaaide lichamen op het kokend hete dek.
Één ervan bleek de Britse verrader te zijn die de opdracht van Lord Astray had meegekregen om hen te begeleiden en uit te leveren.
William had hem, eerlijk gezegd, tot nu toe eigenlijk al zo’n beetje vergeten.
Want nadat ze hier aan boord waren aangeland had hij hem niet meer gezien.
Hij bleek al die tijd zijn verblijf te hebben gehad in een privéhut die op het achterdek gelegen was geweest.
Grimmig bedacht hij dat de man al vanaf dag één dat hij aan boord was gekomen zo ziek als een hond in zijn kooi had gelegen.
Uiteindelijk had zijn lichaam het blijkbaar niet meer kunnen bolwerken waardoor het resulteerde in het trieste feit dat hij nu naast een voor hem volslagen onbekende Fransman op het hete dek klaar lag om overboord te worden gezet.
Op het signaal van de kwelende bootsmanfluitjes begonnen de mannen zich opnieuw strompelend bijeen te vergaren en voor de begrafenis aan te treden.
Het lichaam van de Fransman werd op de plank gelegd en bedekt met de Franse vlag.
De inmiddels bekende droeve ceremonie herhaalde zich nogmaals in een langzaam tempo.
Met zichtbare moeite sprak de commandant schor en nauwelijks hoorbaar een kort gebed uit.
Hierna was er weer een kort moment van stilte.
De commandant gaf een vluchtig teken met zijn hand waarna het lichaam bijna geruisloos onder de vlag vandaan in zee schoof.
Alleen de plons verbrak even de drukkende stilte.
Daarna sloten de golven zich weer boven het verdwenen lichaam alsof er niets was gebeurd.
Vervolgens werd nu het lichaam van William’s landgenoot op de plank gereed gelegd.
Toen de mannen met de Franse vlag kwamen aandragen en hem daarmee wilde bedekken keek de bootsman even aarzelend in de richting van de commandant.
Die maakte met zijn hoofd duidelijk dat deze handeling achterwege moest blijven en draaide zich nu vervolgens naar William.
“Monsieur William, bent u van mening dat ik de Britse vlag voor dit doel naar beneden moet laten halen?”
Hij schudde ontkennend zijn hoofd.
“Ik wil verzoeken om u die moeite te besparen commandant.
Alleen officieren die eervol zijn gevallen voor koning en vaderland komen deze eer te beurt.”
De commandant knikte begrijpend en gaf vervolgens zwijgend een teken met zijn hand dat ze het lichaam moesten opnemen om het op de verschansing te zetten.
Een kort moment van stilte en gebed volgde waarna het lichaam van de man zonder verdere plichtplegingen roemloos in zee plonsde waar de al vergetende golven zich voor altijd boven hem sloten.
De dagen daarna werd de watervoorraad nijpender en nijpender.
Dit had tot gevolg dat de commandant nu gedwongen was om een aantal uitermate moeilijke beslissingen te nemen.
Èèn daarvan was de moeilijkste uit zijn gehele loopbaan.
Hiervoor had hij de hele nacht peinzend op het halfdek heen en weer gelopen, maar hij had desondanks daarbij geen andere uitweg uit de problemen kunnen vinden.                                        
De enige mogelijkheid die overbleef om snel water te krijgen was als het eens een poosje heel hard ging stortregenen.
Maar daar zag het nu nog op geen ende naar uit, want er was zelfs ook maar niet het kleinste regenwolkje aan de strak heldere blauwe hemel te zien.
Maar hij liet er voor de zekerheid toch maar voor zorgen dat ze er klaar voor waren.
Mocht het per ongeluk toch, tegen alle logica in gaan regenen, dan zou elk drupje kostbaar vocht zo goed mogelijk worden opgevangen.
Hij had daarom opdracht gegeven om zoveel mogelijk hersteld waarloos doek op zo’n anderhalve meter hoogte over het dek te laten spannen.
Hetgeen ook nog eens voor wat schaduw zorgde maar tevens ook direct paraat was ingeval dat er toch een spatje regen zou vallen.
Maar helaas was daar dus het probleem, dat langzaam maar zeker de bodem van het watervat in zicht kwam, niet mee opgelost.
Hij moest nu met een radicale maatregel komen om het met dat weinige water wat hen nog restte nog zo lang mogelijk uit te zingen.
Zuchtend liep hij met zijn handen op de rug het kleine halfdek van de brik op en neer.

donderdag 24 december 2015

94. Een, twee, drie in god's naam!...

William zat met afgrijzen naar de inhoud van zijn kroes te kijken waarin een groene stinkende drab zat dat voor water door moest gaan.
Ondanks dat zijn tong aan zijn verhemelte zat vastgeplakt en zijn keel rauw was van de droogte moest hij zich uit alle macht vermannen om de beker aan zijn gebarsten lippen te brengen.
Omdat hij wist dat dit het enige vocht zou zijn wat ze deze dag verder nog zouden krijgen, dwong hij zichzelf om zijn gedachte opzij te zetten.
Schijnbaar hadden ze nu het onderste laagje vanuit het watervat gekregen en dat betekende dat ze verder nog maar slechts één vat drinkwater te gaan hadden.
Het liet zich raden hoe de kwaliteit van het water uit het volgende vat zou zijn, en hoe het zou ruiken of smaken.
Hij hoopte maar dat het water dat zich boven in het vat bevond ietwat meer drinkbaar was gebleven.
Hij kneep peinzend zijn neus dicht en slokte met een ferme teug het smerige bocht kokhalzend naar binnen.
Zijn maag draaide zich bijna letterlijk om van ellende maar hij wist het uiteindelijk met veel moeite toch binnen te houden.
Om hem heen waren dezelfde ellendige taferelen te zien en er werd dan ook naar hartenlust hartgrondig gevloekt en gescholden.
Enkelen van hen slaagde er ongelukkigerwijs niet in om het bocht binnen te houden, en liepen kokhalzend en krom van ellende naar de reling alwaar ze het hele zootje overboord begonnen te braken.
Sommigen van hen eisten dat het andere vat aangeslagen zou worden en begonnen opstandig te schreeuwen toen hen dit werd geweigerd.
Vijf van hen drongen ruw naar voren in een poging de wachtposten te overrompelen.
Maar de bootsman was er met zijn eindje touw als de kippen bij om hen met enkele hardhandige slagen uiteen te drijven.
Geholpen door de lieden van de wacht die met het geweer in aanslag op hen begonnen in te lopen werd de kleine opstand snel in de kiem gesmoord.
Even later werden de vijf opgepakt door een tiental mariniers,die hen direct zonder enige vorm van proces naar beneden afvoerden en in de ijzers sloten in verdere afwachting van de zware straf die zeer zeker volgen zou.
Om daar opgesloten te moeten zitten in deze hitte was op zichzelf al een pittige straf.
Door de zware bedompte hitte die daar hing voelde je bijna de hete lucht in je longen schroeien op het moment dat je ademhaalde.
Het werken benedendeks moest werkelijk een ware hel zijn bedacht William, en even dacht hij aan zijn moeder die nog steeds met ijzeren doorzettingsvermogen zich uit alle macht voor de gewonden op het koedek inzette.                                                        
Hoe ze dat nog steeds bleef volhouden was voor hem werkelijk een raadsel, maar zijn bewondering voor haar steeg met de dag.
Het bleek dat niet alleen zijn bewondering voor haar bleef stijgen maar ook die van de commandant en de overige bemanningsleden, bemerkte hij.
De commandant had als uiting van zijn waardering hiervoor het enige vaatje wijn, dat tot zijn gehavende privévoorraad had behoord, voor haar alleen en de chirurgijn gereserveerd, zodat ze beiden daardoor zolang mogelijk op krachten konden blijven om het goede werk beneden voort te zetten.
Dankbaar had zij het vaatje van hem aangenomen, maar daarbij ook kenbaar gemaakt dat ze de inhoud daarvan ook met de ernstige gewonden zou delen.
Opnieuw werd hij uit zijn gepeins opgeschrikt toen een aantal mannen hijgend en puffend met een drietal lichamen die in zeildoek waren gewikkeld, aan dek kwamen.
Ze werden behoedzaam naast elkaar op het dek gelegd waar vervolgens hun voeten verzwaard werden met enkele kanonskogels.
William vroeg aan één van de maats of hij aan hem wilde vertellen wie deze dode mannen  dan wel waren.
Onder hen bleek de bevelvoerende officier van de onfortuinlijke sloep te zijn die hij even voor de storm nog had bezocht.
De anderen bleken de stuurman en een voor hem onbekende maat te zijn.
Hij knikte bedachtzaam.
De dood van de officier van de onfortuinlijke sloep kwam niet echt als een verrassing, dit had hij voor de storm al vermoed.
Hij dacht rillend nog even terug aan het moment dat hij het gangreen had geroken.
Eerlijk gezegd verbaasde het hem dat de man het nog zo lang had weten vol te houden.
William wist dat onder de huidige omstandigheden het werk van zijn moeder weinig kans van slagen zou hebben.
Degene die zo ongelukkig waren geweest om op het koedek terecht te komen zouden waarschijnlijk, ondanks de grootste zorg van de chirurgijn en zijn moeder, de eersten zijn die het de komende tijd niet zullen gaan overleven.
Somber keek hij naar de roerloze lichamen die daar op het kokend hete dek waren neergelegd.
Vertwijfeld vroeg hij zich af hoeveel er in de komende tijd nog zouden volgen.
Fluitjes snerpten ten teken dat alle hens zich aan dek moest verzamelen.
De mariniers stelden zich met bezwete gezichten in het gelid op.
Zelf sloot hij zich bij de overige maats in de rij aan maar onder het voorbij lopen van de commandant wenkte die hem dat hij moest volgen en naast hem moest plaatsnemen tegenover de rest van de bemanning.
Hij voelde zichzelf hier niet echt gemakkelijk onder, maar naar zijn mening werd op dit ogenblik niet gevraagd.
Het eerste lichaam werd onder het geroffel van de mariniers op de plank gelegd en vervolgens bedekt met de Franse vlag.
Vijf man tilde het hierna op en hielden het ter hoogte van de verschansing waarna de trommels plotseling zwegen.
Een korte toespraak en gebed volgde.
De man werd door de commandant geprezen om zijn vakbekwaamheid en om zijn loyaliteit aan het Franse vaderland en Napoleon.
“Zijn nagedachtenis zal daarom nog lang in ere blijven bij de bemanning van dit schip” besloot hij zijn toespraak.                                                        
Na een kort moment van stilte klonk er een bevel en vijf mariniers hieven hun geweren op en schoten een salvo af als eervol saluut.
Onderwijl hief de vijfde maat, die aan het hoofdeinde van de overledene stond, de plank schuin omhoog waardoor het verzwaarde lichaam onder de vlag door schoof en daarna met een korte plons in zijn watergraf verdween.
Op het moment dat het lichaam van de onfortuinlijke officier van de sloep over de verschansing schoof voelde William zich tot zijn eigen verwondering bedroefd over het verlies van de man.
De reden van het waarom, daar de man eigenlijk een vijand van hem behoorde te zijn was voor hem enigszins een raadsel, maar op de één of andere manier had hij net het gevoel alsof het één van zijn eigen mannen betrof die daar aan de golven werd toevertrouwd.
Hij had die man graag een betere afloop gegund.
Deze ceremonie werd nog tweemaal herhaald, zij het dat bij de derde maat die slechts een matroos was, het eresaluut achterwege bleef.

woensdag 23 december 2015

93. Broeierige onrust

Het is nu zaak om het schip zo snel mogelijk weer enigszins zeilree te maken.
Ik stel voor dat we proberen om de fokkemast weer aan boord te krijgen en hiervan een noodmast te fabriceren.
Misschien kunnen we van de afgebroken bezaansteng een boegspriet in elkaar flansen zodat we voorin weer wat meer zeil kunnen zetten waardoor het schip beter op koers gehouden kan worden.
Als we geluk hebben kunnen we hopelijk net een snelheid van één a twee mijl halen.
Maar aangezien we ongeveer één mijl verliezen wegens het verlijeren met deze wind en stroming, houden we dus nog maar één mijl over.
En dat nog alleen als we er inderdaad in zullen slagen om met dit wrak te kunnen laveren.
Ik wil u niet ontmoedigen, maar het zal u duidelijk zijn dat onze kansen niet erg gunstig liggen. Ik verzoek u met klem deze informatie voor u te houden om paniek onder de bemanning te voorkomen.
Waarschijnlijk zullen ze zelf ook wel tot deze conclusie zijn gekomen, maar het zou niet verstandig zijn om deze gevoelens nog te versterken.
Ik verwacht van u dat u zich in deze dagen van beproeving als ware officieren zult gedragen en te allen tijde uw rust en kalmte zult bewaren.
De eerste Consul en ik verwachten van u dat u getrouw uw plicht zult uitvoeren om deze reis alsnog tot een goed einde te brengen.
Indien er iemand betrapt wordt op nalatigheid, dan kan ik hem verzekeren dat hij gewild zou hebben dat hij nooit geboren was, is dat duidelijk?”
De mannen knikten ernstig en er klonk eensgezind, “Jawel, commandant!”
“We zullen ons nu eerst bezig moeten gaan houden met het tuig, boegspriet en noodmast anders zal het onmogelijk zijn onze steven weer in de juiste richting te krijgen.
Monsieur William, ik zou het erg op prijs stellen als u nu wat rust tot u zult nemen zodat u later de man kan aflossen die de leiding zal hebben over het plaatsen van de noodmast.”
William gaf een korte knik ter bevestiging, hiervan zal ik graag gebruik maken commandant” grinnikte hij.
“Zijn er nog vragen heren?” vroeg hij, terwijl hij rondkeek of er reactie op zijn vraag kwam.
Maar toen die er niet bleken te zijn besloot hij het overleg met de woorden,
“Dan is het nu zaak om de handen flink uit de mouwen te gaan steken heren.
Ik ben er van overtuigd, en heb er vertrouwen in dat we dit met zijn allen kunnen klaren en verwacht uw volledige inzet op de zware taak die voor u ligt.” Het groepje viel uiteen, maar William bleef nog een moment staan.
“Commandant, ik neem brutaal de vrijheid om u er op te wijzen dat het ook van het grootste belang voor het schip en bemanning is dat u nu ook de gelegenheid te baat neemt om wat rust tot u te nemen, u ziet er, als ik zo vrij mag zijn, uit alsof u wel wat rust kan gebruiken.”
De commandant lachte zijn tanden bloot en schudde langzaam zijn hoofd.                                                        
“Het strekt u tot eer om u zelfs bezorgd te maken over een vijandelijke commandant monsieur.
Maar ik moet u zeggen dat u in dit geval volkomen gelijk heeft, en dat ik daarom uw raad maar eens ter harte zal gaan nemen.”
Hij wisselde met William een blik van verstandhouding.“Onze relatie tot elkander begint steeds uitzonderlijker vormen aan te nemen vindt u niet?”
“Mag ik u nogmaals zeggen dat ik het steeds spijtiger ga vinden dat u niet tot onze gelederen behoort, monsieur?”
William keek hem bewonderend in de ogen,“Ik moet u bekennen dat dit voor mij persoonlijk precies hetzelfde geld, commandant.
Ik vind het oprecht spijtig, .. zeer spijtig ” antwoordde hij.
Er viel even een ongemakkelijke stilte die beiden schijnbaar niet goed wisten te verbreken.
Tenslotte nam William maar opnieuw het woord.
“Als u nu zo vriendelijk zou willen zijn om mij te willen excuseren?”
De commandant knikte slechts kort waarna William zich afdraaide en peinzend zijn hangmat op het tussendek opzocht. Eindelijk kon hij zich nu met een rustig en voldaan gevoel overgeven aan zijn intense vermoeidheid, waardoor hij een korte tijd later verzonk in een diepe droomloze slaap.
In de loop van de dagen werd er keihard aan het wrakke schip gewerkt door de uitgeputte manschappen die verdeeld waren in verschillende wachten.
Na heel veel moeite was het dan toch eindelijk gelukt om de fokkemast weer aan boord te krijgen waarna een groot gedeelte daarvan werd gebruikt als noodmast.
Ook werd met de afgebroken steng de boegspriet vervaardigd waarna er uiteindelijk weer wat zeilen aan bevestigd konden worden.
Die waren weliswaar aan alle kanten zwaar hersteld en zagen er daardoor uit als een paar grote lappendekens, maar ze bleken uiteindelijk toch nog redelijk goed te functioneren.
Erg solide zag het er allemaal niet uit, maar hopelijk zou de hele boel het houden tot ze Ferrol bereikte.
In ieder geval waren ze er weer in geslaagd om de steven in de goede richting te wenden.
Maar gehinderd door de straffe wind die nog steeds maar uit de verkeerde hoek bleef waaien waren de vorderingen van de laatste dagen vrijwel miniem te noemen.
De hete, stralende zon begon nu hevig te prikken waardoor het gebrek aan water uitermate goed merkbaar was geworden.
De meesten van hen waren al hees geworden als gevolg van een pijnlijk uitgedroogde keel.
Het moreel, wat al niet bijster hoog te noemen was, begon nu met de dag meer en meer te kelderen en er hing een voelbaar onaangename spanning over het schip.
Het trotse gevoel van blijdschap dat ze nog enkele dagen geleden hadden ervaren op het moment dat ze erin waren geslaagd om de noodmast te plaatsen, was nu geheel verdwenen.
Daarvoor in de plaats waren er nu gevoelens van angst en ontevredenheid gekomen.
Met steelse blikken werd er zo nu en dan naar de twee wachtposten gekeken die bij de watervaten hun positie hadden ingenomen.
Een ieder wist dat als iemand betrapt zou worden op het stelen van water hij een zware straf tegemoet zou kunnen zien.
En het was zelfs niet onwaarschijnlijk dat die persoon daadwerkelijk letterlijk gehangen zou worden voor het stelen van ook maar een druppel water.                                                        
kleine schermutselingen van maats onderling waren langzaam maar zeker orde van de dag aan het worden!
Hierbij greep de bootsman met zijn gevreesde eindje touw dan vaak zeer hardhandig in maar het leek wel of het daardoor juist nog meer ging broeien.
De commandant begon zich nu toch echt zeer grote zorgen te maken en zocht tevergeefs naar mogelijkheden om aan deze ellende spoedig een einde te maken.
Het zat hem dan ook echt niet mee.
De wind bleef maar halsstarrig uit de verkeerde hoek waaien.
Niet alleen de watervoorraad raakte snel op maar ook de voedselvoorraad begon merkbaar flink te slinken.

dinsdag 22 december 2015

92. Een nieuwe koers

De stank was hier bijna ondragelijk en hij zocht naar een doek die hij voor zijn mond kon houden.
Toen hij haar uiteindelijk kon ontwaren, bleek ze bezig te zijn met het verschonen van de doorbloede lap rondom het hoofd van de stuurman die zo ongelukkig door de vallende kruistop vol in zijn gezicht was getroffen.
William moest kokhalzen toen het tot moes geslagen gezicht langzaam vanachter het met bloed doorweekte doek tevoorschijn kwam.
Hij wende zich een moment af in een poging zijn maag onder controle te krijgen.
In haar ooghoeken had ze hem blijkbaar in de gaten gekregen, want op het moment dat hij zich weer terug draaide, vroeg ze direct aan hem of hij haar even een handje wilde helpen bij het vasthouden van de schone doek die ze vervolgens weer met zekere bewegingen rond het hoofd van de man aanbracht.
Onderwijl sprak hij haar bijna verwijtend aan. “Moeder, mag ik u vragen waar u nu helemaal mee bezig bent?”
Kalm antwoordde ze hem ”Ik neem toch aan dat je dat zelf ook wel kunt zien?
Ik probeer hier een klein beetje te helpen met het verzorgen van de vele gewonden.”
“U weet dat ik dat niet bedoel moeder!” reageerde hij geïrriteerd, “Ik bedoel meer, .....” Fel onderbrak ze zijn woorden.
“Je bedoelt dat je het niet gepast vindt voor een Lady van mijn stand om hier te helpen.”
Haar felheid verbaasde hem en maakten hem wat onzeker, voorzichtig zocht hij naar woorden. “ Eh, .. zoiets ja, ..., ik bedoel, u bent zelf nog heel zwak.
Daardoor kunt u gemakkelijk zelf ziek worden.
En bovendien ben ik van mening dat de aanblik van zulke vreselijke wonden een Lady bespaard zou moeten blijven.”
“Luister William, ik ben blij dat je zo bezorgd bent over mijn welzijn, maar deze mensen hebben op dit moment alle hulp nodig die ze maar kunnen krijgen.
In dit geval vervallen rangen en standen vind ik, en moet je zoveel doen als maar mogelijk is om het leed te verzachten.”
Dat wij het geluk hebben gehad om in adel geboren te mogen worden maakt nog niet dat wij dus automatisch daardoor ook maar betere mensen zijn dan degene die dat geluk niet hebben gehad.
Eer en respect komen in mijn ogen alleen maar toe aan degene die het verdienen.
En wel, met name door een houding van hulpvaardigheid en goede daden die juist gericht behoort te zijn op de medemens die ongelukkigerwijs door het lot onder ons zijn gesteld.”
Hij zuchtte eens diep en knikte met zijn hoofd als teken dat hij vond dat ze wel gelijk had.
Trouwens, hij wist diep in zijn hart toch wel dat zijn moeder met nog geen vier paarden op andere gedachtes te brengen zou zijn.
Haar beslissing stond al bij voorbaat vast, en daarmee dus ook de uitslag van elke discussie die hierover nog gevoerd zou worden.
Hij besefte maar al te goed dat een verder gesprek hierover volslagen nutteloos zou zijn en hij koos daarom ook maar liever eieren voor zijn geld.
Hij besloot haar maar te laten begaan.
Inmiddels was ze alweer op weg naar een ander slachtoffer om die haar helpende handen te bieden.
Ze ging zo volkomen in haar werk op dat ze zijn aanwezigheid alweer vergeten leek te zijn.
Daarom besloot hij haar maar verder met rust te laten en naar het dek terug te keren om zichzelf daar eens wat te gaan opknappen. Hj moest er nu volgens hem wel ongeveer uitzien als een vogelverschrikker.
Met ergernis bedacht hij dat er van scheren wel niet teveel terecht zou komen omdat al zijn persoonlijke bezittingen door de golven waren verzwolgen.
Hij vroeg zich nieuwsgierig af of de positie van het schip inmiddels al gepeild zou zijn, wat hij eigenlijk direct al weer een volkomen overbodige vraag van zichzelf vond, want hij wist natuurlijk ook wel dat zodra er zich ook maar de kleinste gelegenheid zou voordoen dit prioriteit nummer één van elke commandant zou zijn.
Zelf verwachtte hij, alhoewel hij de eindbestemming natuurlijk niet wist, dat ze wel behoorlijk uit de koers geslagen moesten zijn.
Op het dek aangekomen liep hij direct door naar de dekpomp waar hij zichzelf, zo goed en kwaad als het ging begon te wassen met het prikkelende zoute zeewater.
Hier friste hij wat van op waarna hij langzaam in de richting van de kampanje slenterde.
Een klein groepje mannen stond rondom de commandant opgesteld en was met hem in druk overleg verwikkeld.
Hij kon er helaas niet al te veel uit opmaken, maar aan de drukke bewegingen die ze met hun armen maakten begreep hij wel dat het te maken moest hebben met de ellendige staat waarin het schip op dit moment verkeerde.
De commandant kreeg hem in het oog en wenkte hem naderbij te komen.
“Monsieur William, ik zie dat u uw weg naar uw hangmat nog niet hebt gevonden?”
“Nee commandant, maar mag ik zo vrij zijn om op te merken dat het bij u precies hetzelfde geval blijkt te zijn?” kaatste hij gedurfd terug.
“Ja helaas, ik kan niet anders dan dat ik u hierin in het gelijk moet stellen, monsieur” grijnslachte hij met een gemaakt schuldig gezicht.
“Maar ik moet u daarbij wel melden dat ik hiervoor een geldig excuus heb aangezien deze heren hier mij dringend verzochten om met hen een paar belangrijke zaken te overleggen.
Hij zwaaide breed met zijn hand naar de heren die daarop maar wat schaapachtig naar hem begonnen te lachen.
“Ik wil u hierbij vriendelijk verzoeken om aan dit overleg deel te nemen, monsieur”
“Heel graag, dank u, commandant.”
Direct werd de toon in zijn stem weer serieuzer en in zijn woorden klonk nu grote bezorgdheid door. “Mijne heren, zoals u zelf wel heeft kunnen constateren is de situatie buitengewoon ernstig te noemen.
We drijven nog steeds, maar daar is dan ook alles wel mee gezegd.”
De pompen kunnen het water ondertussen aardig aan en hebben al gezorgd voor een redelijke verlaging van het waterpeil in de twee voorste ruimen.
Maar dat is dan ook wel zo’n beetje alles wat nog positief te noemen is.”
De mannen knikten ernstig en keken bedenkelijk.
“Vanmorgen heb ik onze voorlopige positie kunnen peilen, maar pas rond twaalf uur kan ik u met meer precisie zeggen waar we ons exact bevinden.
Maar één ding staat nu wel vast, en dat is, dat we enige honderden mijlen uit de koers geslagen blijken te zijn.
Volgens mijn voorlopige berekeningen liggen we halverwege de veertigste en vijfenveertigste breedtegraad, op ongeveer vierhonderd vijftig mijl ten westen van Ferrol.
Alhoewel de orkaan is gaan liggen waait de wind nog steeds stug uit de verkeerde hoek.
U zult wel begrijpen dat het daardoor zeer moeilijk zal worden om Ferrol te bereiken. We zullen gedwongen zijn om te laveren.
Helaas is deze haven nog onze enige kans tot redding. Het moge duidelijk zijn dat we ten koste van alles deze haven moeten zien te bereiken anders zijn we zeker ten dode opgeschreven.
Hopelijk kunnen we hier wat nieuwe proviand inslaan om ons te redden van honger en dorst.
Het spreekt vanzelf dat we een zeer strenge rantsoenering zullen aanhouden, en ik heb inmiddels al bevel gegeven om twee schildwachten bij de overgebleven watervaten te plaatsen.

maandag 21 december 2015

91. Betrekkelijke rust

Weer ruim twee uur later kon men het verheugende bericht doorgeven dat na enige tegenslag nu toch eindelijk de beide lekken in het voorschip vrijwel volledig waren gedicht.
Er ging een schor gejuich onder de bemanning op en de mannen sloegen elkaar trots op de
schouders. Eindelijk was er dan echt iets positiefs te melden.
En ook de commandant kreeg even een korte grijns op zijn zorgelijke, afgematte gezicht.
William kreeg zelfs de indruk dat de orkaan nu zo’n beetje over het hoogtepunt heen begon te komen, alsof ze aanvoelde dat ze de strijd waarschijnlijk toch niet meer kon winnen.
Natuurlijk een belachelijk idee, terwijl hij nu breed lachend de spot met zichzelf dreef.
De uren kropen voorbij en nog steeds was het schip drijvende.
Ondanks zijn belachelijke idee bleek hij wel degelijk gelijk te krijgen.
De orkaan was merkbaar minder hard gaan waaien en de woeste golftoppen werden nu niet meer zo hoog opgezweept als daarvoor.
Langzaam maar zeker was er enige verbetering te bespeuren in de reactie van het schip op de golven.
Het leek hen nu zelfs toe dat het voorschip nu niet meer zo diep in de golven verdween als een aantal uren daarvoor.
Blijkbaar ging er nu meer water uit dan dat er in kwam, stelde de commandant tevreden vast.
Deze gedachte werd enkele uren later definitief bevestigd toen de timmerman liet melden dat het water in de twee voorste ruimen ongeveer met een voet was gezakt.
Opnieuw klonk er gejuich uit de schorre kelen.
Als het op deze manier verder zou gaan konden ze er vrijwel zeker van zijn dat het schip de afzwakkende storm verder nog wel zou kunnen doorstaan.
De avond viel in, en werd opnieuw opgevolgd door een stikdonkere maanloze nacht.
Alle ploegen, behalve die dienst deden bij de pompen, werden gehalveerd om zoveel mogelijk mannen de kans te geven wat bij te slapen.
De gestaag afnemende windkracht en golfslag maakte dat het nu verantwoord was om op deze manier de wachten in te delen.
William behoorde tot de gelukkigen die zich op het tussendek mochten terug trekken om wat te gaan slapen.
Dodelijk vermoeid sleepte hij zich naar een hangmat, waar hij zich na enige tijd pas met uiterste moeite in kon hijsen.
Kort nadat hij zijn pijnlijke ogen had gesloten viel hij als een blok in een droomloze diepe slaap.
William wist niet hoelang hij had geslapen, maar hij werd wakker doordat er iemand stevig aan zijn arm stond te trekken.
Wat hem daarna direct opviel was dat het schip nu niet meer zo hevig tekeer ging als daarvoor.
Het leek hem toe dat de orkaan eindelijk was gaan liggen.
Nieuwsgierig geworden probeerde hij zo snel mogelijk aan dek te komen.
Boven gekomen keek hij verbaasd in het rond.
De zee was weer volkomen kalm geworden en de lucht was zelfs strak blauw.
Het zag er zo vredig uit dat het net leek alsof er niets was gebeurd.
Maar verder om zich heen kijkend ontwaakte hij direct weer uit die zoete droom want de ravage aan dek sprak boekdelen.
Het schip moest er aan de buitenkant wel erg vreemd uitzien met zijn afgebroken fokkemast en bezaantop.
De grote mast miste zijn grootbramsteng en dan nog niet te spreken van de half afgebroken boegspriet.                                                    
Om het uiterlijk een nog wat vreemdere aanblik te geven hingen er tot slot aan weerszijden van het voorschip een tweetal rijen vaten die bijeengehouden werden door strakgespannen trossen.
Al met al was het schip niet meer dan een groot drijvend wrak.
Hij keek naar voren, en zag dat het voorschip toch weer iets minder diep was komen te liggen.
Blijkbaar was het de afgelopen nacht gelukt om opnieuw een grote hoeveelheid water uit de ondergelopen ruimen te pompen.
“Ah, monsieur William, ik zie dat u weer bent teruggekeerd in het land der levenden?”
Hij draaide zich verrast om. “Jawel, commandant, weer helemaal, mag ik u verzoeken om mij te vertellen wat er vannacht allemaal is gebeurd?”
“Dat mag u, het zal mij zelfs een genoegen zijn het u te vertellen.”
In het kort schetste hij hoe de nacht was verlopen.
De mannen hadden de hele nacht aan de pompen gestaan, met een zichtbaar resultaat.
Halverwege de nacht was het gevaar van zinken geweken daar de orkaan snel in kracht was afgenomen.
“Ik had besloten om zoveel mogelijk mannen een tijdje rust te geven” ging hij verder “Zodat ze weer wat op krachten konden komen.
We zullen ze hard nodig hebben tijdens het ruimen van de ravage en het herstellen van de averij.
Ik moet u overigens complimenteren met uw grandioze plan dat zeer goed bleek te werken.
Wij allen zijn u veel dank verschuldigd.
Helaas hebben wij op dit moment niet veel om onze dank aan u te kunnen tonen.
Daarom hadden wij besloten om u een aantal uren te vrijwaren van dienst, en hebben we u vannacht ook maar lekker laten slapen.
Wij dachten dat dit voor u wel welkom zou zijn, en wensen dan ook dat u van de komende vier uren van uw vrijheid zal genieten.”
“Dank u commandant, u kunt er zeker van zijn dat ik u hiervoor zeer erkentelijk ben.
Maar mag ik zo vrij zijn om u te vragen wanneer uzelf voor het laatst uw kooi heeft gezien?
Als ik zo brutaal mag zijn ziet u er zelf ook uit alsof u wel wat rust zou kunnen gebruiken.”
Vermoeid streek de commandant over zijn voorhoofd en keek hem vervolgens grijnzend aan.
“Ik ben bang dat ik u volledig gelijk zal moeten geven monsieur, misschien is het geen gek idee om mij eens voor een paar uur terug te trekken.”
William groette hem en ging daarna zijns weegs.
Hij besloot om eens bij zijn moeder te gaan kijken die waarschijnlijk nog op het tussendek verbleef.
Na enig tobben was hij daar een tijdje later eindelijk aangekomen maar kon tot zijn schrik zijn moeder nergens ontdekken.
Hij schoot èèn van de maats die daar rondliep aan en vroeg hem waar Lady Brightton gebleven kon zijn.
De man wist hem te vertellen dat ze bezig was met het verzorgen van de gewonden die op het koedek waren ondergebracht.
Dat was weer echt iets voor zijn moeder.
Het koedek!, dat was toch geen plaats voor een dame van haar stand?
Ze kon het blijkbaar weer eens niet laten om overal haar neus in te steken!, dacht hij geïrriteerd.
Alhoewel hij ook wel enige trots voelde sluimeren omdat ze werkelijk, maar dan ook werkelijk nergens haar hand voor omdraaide.
Toen hij op het halfduistere koedek was aangekomen zochten zijn ogen tussen de vele luid kreunende gewonden naar zijn moeder.                                                        

zondag 20 december 2015

90. Nu of nooit!

Na korte tijd lukte hem dat ook nog, waardoor de tros nu wel verder naar beneden kon zakken.
De vaatjes roffelden opgejaagd door de schuimende golven luid tegen de scheepswand, hetgeen een angstaanjagend gehoor was en menige maat de rillingen over zijn rug deed lopen.
Op een kort fluitsein werd de geschutspoort op het juiste moment geopend en de kabel naar binnen geleid.                                                      
Vlijtige handen die gereed waren gehouden bij de kaapstander belegden razend snel de tros waarna deze procedure snel aan de andere kant werd herhaald.
Hierna kon het sein gegeven worden dat ze gereed waren gekomen om de trossen aan te trekken.
Kort hierop kwam inderdaad het bevel waarna zich een grote spanning van de mannen meester maakte.
De grote vraag was, ....zou het plan echt gaan werken?
Over enkele minuten zou er op deze brandende vraag een antwoord moeten komen.
De ruggen kromden zich en de voeten van vele mannen zetten zich schrap.
Krakend kwam de kaapstander in beweging.
Druipend kwam even later de zware tros binnen lopen.
Langzaam maar zeker kwamen de trossen strakker en strakker te staan.
Plotseling werd er van alle kanten geschreeuwd dat ze moesten stoppen met draaien!
Het bleek dat een aantal vaatjes achter de aangebrachte ijzeren haken bleven hangen.
Als ze op deze manier door zouden gaan was de kans groot dat ze hierdoor vele vaten zouden beschadigen of verliezen.
Dit was de zoveelste tegenvaller en het werd de oververmoeide mannen nu echt allemaal teveel. Van alle kanten werd er gescholden op alles wat maar mogelijk was.
Er zat echter helaas niets anders op dan dat ze de haken weer zouden verwijderen.
Ze moesten pas weer worden teruggeplaatst op het moment dat de trossen snaarstijf gespannen stonden. William en de timmerman konden zichzelf wel voor hun kop slaan dat ze dit niet eerder hadden bedacht.
Waarschijnlijk speelde de vermoeidheid hen parten, dacht hij.
Stom, het was natuurlijk logisch dat ze op de haken zouden vastlopen.
Ze hadden nu geen tijd meer te verliezen!
Grote risico’s nemend hingen enkele mannen, waaronder ook William, vanaf de rusten voorover om de haken er met een moker af te meppen.
Er zaten er acht aan elke kant, dus het was nog een hele klus om ze er weer af te krijgen.
William vroeg zich ondertussen vertwijfeld af hoe ze die haken er in hemelsnaam op hadden gekregen.
Het meest voor de hand liggend was voorover hangend vanuit de geschutspoorten, bedacht hij. Hij hoopte maar dat de timmerman nog een paar haken in voorraad had liggen.
Op dit gebeuren had hij natuurlijk vast niet gerekend.
Zijn leven hing nu erg letterlijk aan een draadje.
Een aantal maats hield hem met zijn lijflijn in evenwicht.
Hopelijk zouden ze sterk genoeg zijn als hij onverhoopt zijn evenwicht zou verliezen en in de golven terecht zou komen.
Telkens moest hij, wanneer het schip zijn kant op rolde, maken dat hij zich snel overeind trok op de spekgladde rust.
Hij moest zichzelf dan uit alle macht zien vast te houden totdat het schip weer terug op zijn andere zijde rolde.
De kou verkleumde hem tot diep in zijn botten.
Opnieuw boog hij zich voorover en leunde hij met zijn knieën op de rust, daarbij met zijn linkerhand op de putting steunend.                                                        
Op deze manier had hij al drie haken weten te verwijderen.
Maar dit zou de laatste zijn die hij vanaf deze rust zou kunnen bereiken.
Moeizaam liet hij de moker op de ijzeren haak neer komen maar die gaf zich niet zo snel gewonnen. Zelfs een tweede poging mislukte.Langzaam begon het schip weer naar zijn kant over te hellen.
In de haast om weer terug te komen op de rust gleed de moker uit zijn verkleumde handen en verdween in zee.
Wanhopig schreeuwde hij om een andere, maar men gebaarde naar hem dat daar geen tijd meer voor was.
Het was nu, of nooit!, er was geen tijd meer te verliezen.
Opnieuw werd het bevel gegeven dat de mannen, die nog steeds bij de kaapstander klaarstonden, hun gang konden gaan.
Langzaam kwam de kaapstander onder de grote krachtsinspanning van de mannen in beweging.
Krakend werd de tros strakker en strakker getrokken.
Èèn van de vaatjes bleef achter een achtergebleven haak hangen.
Maar door de enorme trekkracht die op de tros werd uitgeoefend, werd de haak simpelweg krom gebogen, brak daarna af en verdween vervolgens in zee.
Na korte tijd kwam de tros snaarstrak te staan waarna de haken weer opnieuw aangebracht konden worden.
Na verloop van tijd lukte het hen uiteindelijk om ook weer deze ellendige klus tot een goed einde te brengen.
Hierna kon het wachten op resultaat beginnen.
Gespannen keken de mannen of ze enige reactie van het schip konden opmerken.
Het schip was door het dumpen van de lading iets hoger komen te liggen maar verder was er nog niet echt veel opvallend resultaat geboekt.
Iedereen kon zelf ook wel bedenken dat een rij lege vaten niet in staat zou blijken te zijn om het voorschip erg hoog uit de golven op te lichten.
Maar de mannen kregen na verloop van enige tijd toch de indruk dat de kop van het schip weer iets sneller uit de kolkende golven tevoorschijn kwam en zich iets gemakkelijker bevrijde van de tonnen water waaronder het telkens bedolven werd.
De timmerman was alweer naar beneden gegaan om de waterstand in het schip in de gaten te houden.
Ondertussen had de commandant opdracht gegeven om de werkzaamheden aan de vlotten te hervatten.
Ook al zouden ze nu misschien wat tijd winnen, het was dan nog steeds niet te zeggen of het schip drijvende zou blijven.
William werd opnieuw samen met zijn ploeg bij de pompen ingezet.
Hij liet de mannen om het kwartier aflossen om er zo veel mogelijk de vaart in te houden.
Het was nu van cruciaal belang dat ze er in een korte tijd zoveel mogelijk water uitkregen.
Twee uur later was de situatie nog niet verbeterd maar, ... ook niet verslechterd!
Het schip hield het nu al veel langer vol dan dat ze met z’n allen hadden berekend en langzaam begon de hoop te groeien dat dit gevecht misschien toch nog gewonnen kon worden.

zaterdag 19 december 2015

89. Een dubbeltje op z'n kant

“Nou commandant, misschien is het mogelijk om een tweetal ankertrossen buitenboord aan te brengen. Die laten we dan vanaf de beide kluisgaten aan bak- en stuurboord over het berghout lopen, waarna ze door een geschutspoort ter hoogte van de kaapstander op het kuildek naar binnen geleid moeten worden.
Daar beleggen we ze op de kaapstander en spannen hen daarmee zo strak als maar mogelijk is. Een aantal ijzeren haken, die verdeeld aangebracht zullen moeten worden over het berghout moeten er voor zorgen dat de trossen niet naar boven kunnen schuiven.
Aan deze trossen moeten we alles bevestigen wat maar drijven wil, waaronder zoveel mogelijk lege vaten.
Mogelijk kunnen we als we wat geluk hebben hiermee het drijfvermogen van het voorschip iets omhoog krikken, waardoor we hopelijk voldoende tijd kunnen winnen om de lekken voor in het schip te dichten en zoveel mogelijk water uit de voor-ruimen te pompen.
De timmerman sloeg met zijn vuist in zijn hand en reageerde direct enthousiast.
“Dat is nog niet eens zo’n gek idee!, het is een gok maar het zou best wel eens heel goed kunnen werken!”
Het gezicht van de commandant klaarde direct wat op bij het horen van dit plan, het was weliswaar op zich een kleine kans maar er was in iedergeval enige hoop dat misschien toch alles nog niet helemaal verloren was.
“Uitgaande van uw reactie hoef ik niet meer te vragen wat u van dit plan denkt, monsieur Caspaar.” glimlachte hij opgelucht.
“Maar de grote vraag is alleen of we dat allemaal wel binnen de tijd kunnen klaren.
Een groot aantal van de vaten is gebroken of beschadigd en al met al zal dit alles toch nog een hele klus zijn terwijl de mannen al volkomen zijn uitgeput.
Hoe denkt u dit dus binnen de gestelde tijd te kunnen redden monsieur?”
“Er is geen andere mogelijkheid dan dat we iedereen die we maar enigszins hiervoor vrij kunnen maken aan het werk moeten zetten, commandant.
Dat zal dan betekenen dat alleen de mannen aan de pompen en degene die in het ruim aan het hozen zijn en verder nog iedereen die te maken heeft met het dichten van de lekken en de roergangers op de kampanje op hun posten kunnen blijven.
Maar helaas zullen alle anderen, dus ook degene die bezig zijn aan de vlotten, dit werk moeten staken om gemeenschappelijk te helpen bij deze grote klus.
Dat is naar mijn idee nog de enige mogelijkheid waarop we een kleine kans maken er hopelijk op tijd mee klaar te komen.”
“Maar als het dan mis gaat hebben we helemaal niets meer om op terug te vallen, monsieur!
Dat anderhalve vlot wat nu pas klaar hebben, is bij lange na niet voldoende om de hele bemanning op te kunnen herbergen!” wierp de commandant tegen.
“Ik begrijp uw dilemma commandant, maar ik kan geen andere mogelijkheid meer bedenken.
Ik ben bang dat we het er op moeten gokken, het is er op of er onder.”
“Mag ik hierover ook uw mening vernemen monsieur William?, het gaat tenslotte ook om uw leven en dat van madame Brightton.”
“Ik dank u dat ik door u gerechtigd ben om mijn mening hierover uit te spreken commandant.
Ikzelf verkies om het te gokken, commandant, want ik denk eerlijk gezegd dat we op de vlotten met deze enorme golven ook geen schijn van kans zullen maken.”
De commandant knikte instemmend. “Ik ben het volledig met jullie beiden eens, Monsieur Caspaar, u heeft over deze operatie de leiding.
Ik stel voor de manschappen zo snel mogelijk hierover te instrueren en met hen aan het werk te gaan. Zoek de kuiper voor me op en verzoek hem bij me komen.” “Jawel, commandant, tot uw orders! “ "Monsieur William, ik verzoek u de leiding op u te nemen om met een aantal mannen alle
bruikbare vaten vanuit het ruim naar boven te brengen.”
Kort daarop waren de mannen koortsachtig bezig met een ware race tegen de klok.
Een race die ging tussen leven en dood!
Uiterst moeizaam kwamen èèn voor èèn de vaten aan dek om daar aan de lijzijde geleegd te worden, waarna ze vervolgens door een ploegje mannen dat onder leiding van de kuiper stond, ze weer zo goed en kwaad het kon, hersteld werden.
Hierna werden ze vervolgens weer doorgegeven aan een andere ploeg die ze op hun beurt weer stevig aan de twee lange trossen bevestigde die ondertussen al vanaf het kluisgat naar het kuildek was gespannen.
De timmerman was met een aantal mannen druk in de weer om op het berghout een flink aantal ijzeren haken aan te brengen.
Dit was gezien de barre omstandigheden een levensgevaarlijke opdracht maar was wel van groot belang.
Keer op keer dook het voorschip wat dieper in de kolkende golven waaruit het zich nog maar met de grootst mogelijke moeite kon ontworstelen.
Het was duidelijk dat inmiddels het meest kritieke moment was aangebroken.
De mannen deden wat ze konden maar wisten, dat als ze het al zouden redden, het alsnog een dubbeltje op z’n kant zou worden.
Toch kwam er ook nog een bemoedigend bericht, en wel van de mannen die benedendeks in het voorschip bezig waren met het dichten van de lekken.
Het bleek dat ze er uiteindelijk toch in geslaagd waren om er daarvan èèn te dichten.
Even klaarden de gezichten van de zwaar afgematte mannen op maar direct was daar weer die grote verbetenheid.
Want ze wisten voor zichzelf heel goed dat het gevecht nog lang en breed niet ten einde was.
Na ruim anderhalf uur keihard werken kon eindelijk het sein gegeven worden dat alles zover in gereedheid was gekomen dat ze de trossen over het berghout naar de kaapstander konden gaan leiden.
Met vereende krachten zetten ze voorzichtig de trossen, waar inmiddels ook al de vaten aan bevestigd waren, overboord en probeerden ze de tros onder de haken door te leiden.
Aan het uiteinde van de tros was een dunne lijn bevestigd die naar beneden werd geleid tot halverwege de geschutspoort die zich even voor de kaapstander bevond en op het tussendek lag.
Nu was het zaak de geschutspoort pas te openen wanneer het schip over de andere kant rolde, anders zou de kans bestaan dat het water via de poort naar binnen zou lopen en dat was natuurlijk wel het laatste waar ze op zaten te wachten.
Aan de bakboordzijde liep alles op rolletjes.
Alleen aan stuurboord hadden ze het probleem dat één van de vaatjes in de rust was komen vast te zitten waardoor de tros niet verder op het berghout kon zakken.
Een van de mannen bedacht zich geen moment en sprong op de rust om een poging te wagen het vaatje weer vrij te krijgen.

vrijdag 18 december 2015

88. Een gewaagd idee

De commandant draaide zich opnieuw om en verbrak tenslotte zijn stilzwijgen.
“Monsieur Caspaar, ... denkt u dat de mannen nog in staat zullen zijn om de lekken in het voorschip te dichten?
En indien dat mogelijk is,.. hoeveel tijd schat u dan dat ze daarvoor nodig zullen hebben?”
De timmerman dacht even na voordat hij zijn antwoord gaf. “Ik denk nog wel dat het mogelijk is om de lekken dicht te krijgen commandant, maar ik ben bang dat ze daar op z’n minst nog zeker twee tot drie uur voor nodig zullen hebben.”                                                
“En hoelang denkt u, naar uw schatting natuurlijk, dat het schip het nog zou kunnen houden voordat het tenslotte in de golven zal verdwijnen monsieur?”
De timmerman weifelde om op deze moeilijke vraag een antwoord te geven.
“Het is niet eenvoudig om hierop met zekerheid antwoord te geven commandant, daar het sterk afhankelijk is van een aantal onzekere factoren.
Maar ikzelf schat dat het schip het op z’n hoogst nog maar één à twee uur kan volhouden.
Tegen die tijd zal het voorschip al zo diep in het water komen te liggen dat de golven vrij over het dek zullen spoelen, waarna het volgens mij dan zeer snel bekeken zal zijn, commandant.”
“Ik was helaas zelf ook al tot deze conclusie gekomen, monsieur.
En dat betekend dus,” zei hij langzaam voor zichzelf uitsprekend alsof hij bang was om zijn overpeinzingen hardop met hen te delen, ”Dat we te weinig tijd overhouden en het schip dus in feite reddeloos verloren is!“
Na deze verpletterende conclusie viel er een moment van doodse stilte.
Iedereen besefte de vreselijke inhoud van zijn woorden.
Alle inspanningen om het schip drijvende te houden, hadden uiteindelijk helaas niet mogen baten.
Binnen één à twee uur zou dit eens zo trotse schip onherroepelijk naar de bodem van de Atlantische oceaan afdalen. Konden ze nu maar een manier bedenken om het schip nog een paar uur langer drijvende te houden!, bedacht William wanhopig.
Misschien zou er zich dan toch nog een kleine mogelijkheid voor kunnen doen om alsnog het schip wat leger te pompen waardoor het weer wat hoger op de golven zou komen te liggen.
Als hen dat toch op de een of andere manier zou kunnen lukken was er misschien nog een minimale kans om de orkaan rustig voor top en takel uit te rijden zonder dat ze gedwongen waren het schip te verlaten.
Iedereen wist bij zichzelf dat de overlevingskansen op de open onbeschutte vlotten vrijwel nihil was. Vrijwel de meesten zouden zeker na een korte tijd door onderkoeling komen te sterven of er simpelweg gewoon afgespoeld worden. Eigenlijk waren de vlotten niet meer dan een vorm van uitstel van executie.
William keek onbewust in de richting van het kuildek waar de mannen in grote haast bezig waren met de constructie van de vlotten.
Balken en planken werden aan elkaar gebonden tot er een houten vlak ontstond van ongeveer dertig vierkante meter.
Daaronder werden lege vaten aangebracht om het drijfvermogen van het vlot zo hoog mogelijk te maken en werd het geheel voorzien van een klein mastje waar een zeiltje aan bevestigd werd.
Om de gehele bemanning, tezamen met het overgebleven proviand en water te herbergen, moesten er zeker drie van dit soort vlotten worden gemaakt.
De commandant schraapte even luidruchtig zijn keel.
“Heeft één van deze heren soms nog een idee hoe we het naderende noodlot alsnog kunnen afwenden?”
Helaas bleef het onder hen onheilspellend stil, en de timmerman schudde meewarig zijn hoofd.
”Monsieur Caspaar, als we nu eens alle lading overboord zouden zetten of naar achteren zouden brengen, kan er dan nog sprake zijn van enig gunstig effect?” vroeg hij hopend tegen beter weten in. ”Ik wil u er aan herinneren, commandant, dat we al zoveel mogelijk vanuit de voorruimen naar achteren hebben verplaatst.
En dat we zelfs ook al enige stukken geschut over boord hebben gezet.
Doordat er voor in het ruim nu zoveel water staat is daar het grootste gedeelte van het drijfvermogen weggenomen.
Ik ben dus bang dat die maatregel volstrekt onvoldoende zou zijn.
Misschien als we in staat kunnen zijn om nog een aantal stukken geschut naar achteren te verplaatsen dat daardoor het voorschip dan een tikkeltje hoger zou komen te liggen.
Maar ik zie echt niet in hoe we dat onder deze omstandigheden nog voor elkaar zouden moeten krijgen. Buiten dat denk ik bovendien niet dat we er genoeg tijd mee zouden winnen.
Ik denk dat het verschil daarvoor te klein zou zijn.”
“Ik ben bang dat u helaas gelijk heeft, monsieur” knikte de commandant.
“Dan zit er voor mij nu helaas niets anders meer op dan u heren te danken voor uw grote inzet. Indien u zo vriendelijk zou willen zijn om mij nu te excuseren?
Ik trek mij even op het halfdek terug en wens daar een tiental minuten onder geen beding te worden gestoord.” “Jawel, commandant!“
William draaide zich om en keek onbewust opnieuw in de richting van de mannen die bezig waren een aantal vaten onder de houten vlonders te bevestigen.
Plotseling draaide hij zich met een ruk om.
“Commandant!, zou ik u toch nog éénmaal even een moment mogen storen?
Ik krijg plotseling een idee maar weet helaas niet zeker of het wel zal werken, maar het valt zeker te proberen.
Met uw toestemming zou ik graag mijn plannetje aan u voorleggen.“
De timmerman draaide zich ietwat geschokt maar toch ook weer nieuwsgierig om.
Hij wilde zien waar deze jongen het lef vandaan haalde om dwars tegen het persoonlijke verzoek van de commandant in het te wagen hem alsnog aan te spreken.
De commandant fronste gestoord even zijn wenkbrauwen maar gaf met zijn hand een teken dat hij kon zeggen wat hij op z’n hart had.
“Tijdens de werkzaamheden in het ruim was mij opgevallen dat er veel lading in vaten en kratten zit opgeslagen.
Verder is er veel proviand wat in de vaten zat door het zeewater onbruikbaar geworden evenals vele vaatjes buskruit en drinkwater.”
“Ja en?, wat wilt u daar eigenlijk precies mee zeggen, monsieur William?
Ik neem aan dat het uw idee is om alles maar overboord te zetten om zodoende het schip lichter te maken?”
William knikte, “De inhoud wel commandant, maar de vaten niet!”
De wenkbrauwen van de commandant kwamen verbaast iets omhoog.
“En wat zou u daar dan mee voor hebben, monsieur?”

donderdag 17 december 2015

87. Race tegen de tijd

Het was ongelooflijk dat vrijwel de gehele water- en wijnvoorraad verloren was gegaan.
Geschokt beseften ze, dat, mochten ze gedwongen worden om op de vlotten te moeten stappen, de kans op overleven zonder water of wijn vrijwel nihil was.
Zelfs als ze hier nog enigszins beschut aan boord konden blijven zou het ruim onvoldoende voor de gehele bemanning zijn voordat ze kans zouden zien om enig land te bezeilen.
Al hielden ze zich aan het strengste rantsoen dat maar menselijk gezien mogelijk was, dan nog zouden ze op geen einde na met wat er nu nog over was uit kunnen komen.
Zwaar gedeprimeerd lieten ze zich terug drijven tot ze weer konden staan en verlieten daarna het dek. Ze gingen via de trap naar het tussendek, waarna ze struikelend en bukkend weer naar achteren gingen om dat deel van het schip te inspecteren.
Toen ze bij de kombuis aankwamen bleek ook deze door de ravage totaal onbruikbaar geworden te zijn. En van de kajuit van de commandant was zelfs geen spaan meer heel.
Alle vensters waren uit de spiegel geslagen waardoor het één groot gat was geworden.
De wind blies hun gierend een zeer fijne nevel van zeewater in het gezicht.
Daardoor fladderden hun natte kleren wild langs hun lichaam, hetgeen hen ijzig koud tot op het bot maakte. Het liet zich raden hoe het dek boven ze er dan wel uit moest zien.
Door het gat van de spiegel heen controleerden ze het roer en later ook de roertalies. Tot hun grote opluchting bleek daar in het geheel geen zichtbare schade aan te ontdekken.
De klap water had hier wel flink huis gehouden maar het was geen schade die niet te herstellen was.
Dit dek lag ongeveer drie tot vier voet boven de waterlijn.
En het schip lag door het water in de voor-ruimen voorover waardoor er minder gevaar ontstond dat er via dit gat veel water naar binnen zou komen.
En als ze de spiegel zouden dichttimmeren met hout en zeildoek was het water dat alsnog via het achterschip naar binnen zou komen, vrijwel te verwaarlozen.
Dit bleek bij alle ellende dan wel weer een kleine meevaller te zijn.
Maar dit was natuurlijk niet voldoende in geval ze het lek voorin niet zouden kunnen dichten.
Ze besloten het dek wat hierboven lag ook maar eens te gaan bekijken.
Deze lag vlak onder het campagne dek waar ook de hut geplaatst was waar zijn moeder haar verblijf had gehad.
Zodra ze echter de deur openden, die naar de hutten van de chirurgijn, de kaartenkamer en andere officiersvertrekken moesten leiden, bleken die allemaal totaal verwoest te zijn.
Ook hier bleek geen enkel stukje venster meer in de spiegel te zitten en was daarom dus ook één groot gat geworden.
Ook de kleine galerij bleek compleet door de alles verwoestende golf verdwenen te zijn.
Maar ook dit gat was zonder dat het al te moeilijk zou zijn nog wel dicht te timmeren.
William rilde bij de gedachte dat zijn moeder nog niet zo lang hiervoor in één van de verdwenen hutten haar verblijfplaats had gehad..
Als ze daar gebleven was dan zou ze zeker door de enorme kracht van de golf verpletterd of overboord gesleurd zijn.
Het was nu de hoogste tijd om bij de commandant rapport uit te gaan brengen.
Beiden wisten ze nu hoe het schip er voor stond en ze beseften dat hun bevindingen keihard bij hem zouden aankomen.
Een kwartiertje later vernam de commandant, afgemat en strak voor zich uit kijkend, hun rapport.
Het zag er helaas allemaal nog slechter uit dan dat hij zelf verwacht had.
Vooral het verloren gaan van het proviand en het drinkwater had zichtbaar een grote schok bij hem teweeggebracht.
Maar zoals het een goed commandant betaamde hoorde hij hun rapport ijzig kalm aan en liet hij zijn grote zorg bijna niet aan hen blijken.
Hij draaide zich wel een moment van hen af en keek somber voor zich uit over de nog steeds woest schuimende zee.
William voelde plotseling voor hem een vorm van medelijden in zich opkomen. Ondanks dat hij bij het vijandelijke kamp behoorde vond hij dat deze kundige man zoveel pech eigenlijk niet verdiende.
Wanneer het schip ten onder zou gaan zou dat zeker het einde van zijn carrière betekenen wist hij, want schijnbaar was dit een zeer belangrijke opdracht, en mogelijk zelfs één waar Bonaparte zelf wel eens persoonlijk bij betrokken zou kunnen zijn.
Bij het mislukken daarvan, ook al was het volledig buiten zijn schuld om, zou dat hem ongetwijfeld zeer zwaar worden aangerekend.
Een nieuw commando bij de marine kon hij vanaf dat moment wel voorgoed vaarwel zeggen.
En zelfs de koopvaardij zou zijn neus voor hem op halen en voortaan niet meer met hem in zee willen.
Deze man moest nu wel de eenzaamste man op aarde zijn, en elke beslissing moest als een loden last op zijn schouders liggen.
Bij zichzelf wetende dat deze gedachtes zeker door de man z’n hoofd moesten spoken, zou hijzelf nu niet graag in zijn schoenen willen staan.
De commandant had de al zo overbelaste bemanning ruwweg in vier ploegen onderverdeeld, afgezien van enkele losse mensen die zo hun eigen specifieke opdrachten hadden.
Je had de ploeg die bezig was om de lekken in het voorschip te dichten.
De tweede ploeg die met de bouw van de vlotten was belast en alles wat daar rondom nog verder mee te maken had.
De derde ploeg was bezig om alles rondom de kampanje op orde te maken en het schip op koers te houden.
En dan niet te vergeten, de vierde ploeg, waarvan de helft vrijwel continu verbeten aan de pompen stond en de andere helft met vaten en putsen de voor-ruimen aan het leeg hozen waren.
Nu moesten er ook nog eens een paar man vrijgemaakt worden die de gaten in de spiegel moesten gaan afdichten.
Maar de grootste zorg baarde nu toch wel de lekken in het voorschip.
Die was nu angstig diep in het water komen liggen want het water stond nu al tot over het berghout en nog maar net onder de geschutspoorten.
Ondanks dat het schip nu voor de wind lag, had het voorschip het nog steeds door de overkomende golven zwaar te verduren.
Op het voordek waren inmiddels met de grootste moeite een aantal zeilen vastgenageld over de gebarsten deknaden.
Hiermee hoopten ze het doorlekken van het overkomende water nog enigszins tegen te gaan. Maar de pompen en de hozers in het ruim konden bij langen na de grote hoeveelheden water die door de lekkende scheepswand naar binnendrong bijhouden.
Dit betekende onherroepelijk het einde en dat ze dus nog maar zeer weinig tijd over hadden voordat het schip voorgoed verzwolgen zou worden door de woeste golven.