donderdag 31 december 2015

101. Wijze raad?

Monsieur William, ik verzoek u te controleren hoeveel water we in totaal toch nog ondanks dit ellendige voorval hebben weten op te vangen.
Zodra u deze gegevens verzameld hebt wil ik dat u dit direct aan mij komt rapporteren.
Verder wil ik dat alle wachtindelingen op dezelfde manier van kracht zullen zijn als daarvoor.” “Jawel, commandant, tot uw orders!”
De opvang van water met het grootste zeil was dan helaas jammerlijk mislukt, maar het zeil dat over de kampanje was gespannen bleek gelukkig wel goed te hebben gewerkt.
Ondanks het weinige water wat er was gevallen had het toch nog voldoende opgeleverd om een watervat tot op ongeveer de helft te kunnen vullen.
Desondanks was dit natuurlijk een jammerlijk resultaat en op geen ende na de hoeveelheid die ze gehoopt hadden op te kunnen vangen.
Toen William dan ook rapport bij de commandant ging uitbrengen, zag hij diens enorme teleurstelling op zijn vermoeide, gegroefde gezicht.
“Het is zelfs nog minder dan dat ik in mijn ergste nachtmerrie had durven dromen,” gromde hij nijdig voor zich uit. “Die ellendige stommelingen!
Ze hebben er zelf voor gezorgd dat er zeker meer dan de helft van het water verloren is gegaan.
Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat die schoften hun verdiende loon zullen krijgen!
Ik geef je bevel om samen met twee onderofficieren voor morgen een krijgsraad samen te stellen.”
Woest keek hij William met vlammende ogen aan waarbij hij gefrustreerd met zijn gebalde vuist op tafel sloeg.
“Ik wil, voordat morgen de zon onder is, die muiters zien hangen aan de hoogste ra, hoor je!“
Hij stak zijn wijsvinger in de hoogte tot op ooghoogte van William en gromde, “Is dat goed begrepen, monsieur!
En verder blijven alle orders gewoon van kracht als hiervoor.
Dat was alles!” daarna vermoeid, “En maak nu maar dat u weg komt.”
Hij zakte weer terug op zijn stoel en begon demonstratief aan zijn tafel in zijn logboek zitten schrijven alsof hij zijn aanwezigheid op slag vergeten bleek te zijn.
Maar William bleef aarzelend staan, waarop de commandant na ongeveer een halve minuut plotseling nijdig opkeek en naar hem uitviel.
“Heeft u mij soms niet begrepen!, maak dat u weg komt!“
Aarzelend sprak hij, “Het spijt me commandant, ... misschien is dit niet geheel het juiste moment, maar toch waag ik het u permissie te vragen om u nu nog wat te mogen zeggen.”
Ongeduldig viel de commandant uit: “Wat wil je!, ..nou!, .. spreek op man!“
“Ik, ..ik wilde het wagen u te zeggen dat ik uw besluit om de, wat u noemt muiters, op te hangen, niet geheel goed overwogen en doordacht vind.”
Langzaam en dreigend stond de commandant van zijn stoel op en hij boog zich over de tafel naar hem toe zodat zijn gezicht zich vlak bij het gezicht van William bevond.
“Zo!, ..vind u dat?” beet hij hem met zichtbaar ingehouden woede toe.
“Ik had anders niet de indruk dat ik u om uw mening had gevraagd!
Er viel even een ongemakkelijke stilte.
"Maar aangezien u erg overtuigd bent van uw eigen wijsheid” spotte hij,
”Wil ik bij hoge uitzondering wel eens van u weten welke wijze raad u dan wel voor mij in petto heeft!
Maar ik zeg u wel van tevoren dat uw argumenten beter maar heel erg goed moeten zijn!” vervolgde hij dreigend met lage stem.
“Anders kan ik niet voor mijzelf instaan, en zal dan ook een passende straf niet aan u voorbij gaan!”   William besefte nu heel goed dat hij het meende en aarzelde een kort moment.
De commandant had zijn lichte aarzeling opgemerkt en ijzig merkte hij dan ook op,
“Ik zie dat u nu al reeds uw bedenkingen heeft?
Of heeft u nu plotseling uw tong verloren?” lachte hij honend.
“Blijkbaar schat u uw eigen wijsheid toch niet meer zo hoog in dat u het nog  aandurft om uw ‘goede’ raad met mij te delen?” vervolgde hij uitdagend.
Maar hij had zichzelf al weer hervonden en pareerde gedurfd terug,
“Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn standpunt aan u uiteen te zetten.
Mijn persoonlijke mening is, dat het onder de gegeven omstandigheden niet zo verstandig zou zijn om deze mannen direct te straffen door middel van ophanging, commandant.
Het moreel van de bemanning ligt zoals u weet door alle voorgaande tegenslagen al ver beneden pijl.
Persoonlijk denk ik dat het door executies nog veel dieper zal gaan wegzinken.
Ik denk dat u daarmee het doel wat u voor ogen heeft voorbij zal streven.
Naar mijn mening zal het zelfs kunnen leiden tot een grote uitbarsting van muiterij onder de rest van de bemanning”
“Zo!, dus dat is dan uw zogenaamde wijze raad?” brieste Thonnon.
“Dus volgens uw ‘wijze raad’ moet ik die ongedisciplineerde schurken maar vrij rond laten lopen alsof er niets gebeurd is?”
“Heeft u wel enig besef van wat deze mannen zojuist hebben aangericht, monsieur!”
Hij keek William woest door de spleten van zijn samengeknepen ogen aan.
Nee!, mijn besluit staat vast!, ... ze zullen hangen!”
Maar William liet zich nog steeds niet uit het veld slaan en waagde het voorzichtig toch nog te vragen, “Mag ik u toch nog eenmaal dringend verzoeken om het besluit van u te heroverwegen commandant?
Is het niet mogelijk om te besluiten hen alsnog een andere straf te geven?”
“Ik moet zeggen dat u wel lef heeft, monsieur!” gromde Thonnon.
Zichtbaar zwaar geƫrgerd maakte hij hem met zijn hand duidelijk dat hij van hem nog een laatste kans kreeg.
William greep deze mogelijkheid met beide handen aan en vervolgde snel zijn betoog.
“Mijn bedoeling was niet om hen ongestraft te laten lopen commandant, maar hen op een andere manier als voorbeeld voor de bemanning te stellen.
Misschien zou het wel goed zijn om ook de bemanning een aandeel in de besluitvorming en veroordeling van de straf te geven.
Dat zou er toe bijdragen dat er dan een groter draagvlak voor de uitvoering van een bepaalde strafmaat zou zijn, en tevens de wind uit de zeilen van mogelijke oproerkraaiers nemen.”
“U heeft het volkomen bij het verkeerde eind, monsieur!
Als ik nu niet keihard ingrijp zullen zij dat eerder zien als een blijk van zwakte!
In dat geval zal het hek helemaal van de dam zijn!
Nee!, .. mijn besluit staat vast!
U heeft van mij de kans gekregen om uw standpunten uiteen te zetten, maar ik waarschuw u!,“ dreigde hij, “Om vanaf nu mijn geduld niet langer meer op de proef te stellen.
Ik verwacht dat u nauwgezet zal doen wat ik u heb opgedragen.
U weet dat ik u hoog heb staan, monsieur, maar ik verzoek u mij niet langer meer te tarten!
Maar omdat u blijkbaar zo begaan bent met mijn manschappen acht ik het niet meer als mijn plicht u een plaatsje in de krijgsraad te geven.
Ik neem aan dat ik u daarmee voldoende tegemoet ben gekomen, monsieur?” grijnsde hij gemaakt meelevend.
William wilde protesteren maar begreep dat hij nu in de val zat en dat hij dat zogenaamde voorrecht onmogelijk nog kon weigeren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten