donderdag 3 december 2015

73. Pompen of verzuipen!

Daarbij moest hij zelf ook uitkijken dat hij niet door de nog steeds hevig zwaaiende afgebroken bezaantop geraakt zou worden.
De commandant gaf order om hem naar beneden te halen, zodat hij verder geen gevaar meer voor schip en bemanning zou kunnen opleveren.
Samen met een paar andere toegeschoten maats ontfermde William zich over de gewonde en probeerden ze hem, zo goed en kwaad het op een hevig slingerend schip maar mogelijk was, voorzichtig naar het tussendek te verplaatsen.                                                      
Vandaar besloten ze hem naar het koedek over te brengen.
De man hing zwaar op de al reeds zo overbelaste schouders van William en zijn helpers zodat ze bijna om de tien passen gedwongen waren even te stoppen om hijgend weer wat op adem te komen.
Nadat ze na veel moeite er in geslaagd waren om de onfortuinlijke man naar het koedek te brengen, probeerden ze weer zo snel mogelijk aan dek terug te komen om te gaan helpen bij het klaren van de naar beneden gekomen bezaantop.
De bezaantop had in zijn val ook de bezaan ra zwaar beschadigd waardoor het bijzetten van het bezaanzeil nu onmogelijk geworden was.
Enige manschappen waren al druk in de weer om de boel bovenin te klaren.
Onder deze omstandigheden was het nu niet bepaald eenvoudig om in een hevig slingerende mast je evenwicht te bewaren en daarbij ook nog eens bezig te moeten zijn met het ontwarren van het in de knoop geraakte touwwerk.
De bezaantop slingerde hevig als een losgebroken stier in het rond op zo’n anderhalve meter boven het dek waardoor hij bijna niet in bedwang te houden was. William en een aantal anderen probeerden er een paar touwen omheen te slaan, zodat ze hem konden vangen en stilhouden.
Een aantal malen moest hij opzij springen om het ding te ontwijken, maar na een aantal worpen lukte het hem uiteindelijk om ook zijn kabel er omheen te slaan.
Vlug belegde hij hem op de korvijn-nagelbank van de bezaanmast.
Eigenlijk was het wel grappig om te zien hoe de mannen om het ding heen liepen te springen om het te pakken te krijgen.
Uiteindelijk lukte het nog eens drie man om hun kabel eromheen te krijgen waardoor ze het, slingeren van het ding konden beletten.
Nu was het zaak hem langzaam te laten zakken totdat hij op het dek lag.
De mannen bovenin kregen een seintje en langzaam kwam het gevaarte naar beneden zakken. Daarop pakten vele handen stevig aan en lieten het langzaam schuin langs de reling van de kampanje op het kuildek zakken.
Daar werd het op zijn beurt weer aangepakt door een ander groepje mannen die het vervolgens in zijn volle lengte op het dek neerlag waar het stevig werd vast gesjord zodat het verder geen schade meer kon aanrichten of overboord zou kunnen slaan.
Nu was het zaak de bezaanra te vervangen zodat er weer wat zeil op aangeslagen kon worden.
De mannen bovenin gingen nu aan het werk om het lopende want te controleren en waar nodig te herstellen zodat ook de bezaanra soepel naar beneden getakeld zou kunnen worden.
Na ongeveer een uur was alles geklaard en kwam ook hij uiteindelijk zachtjes naar beneden zakken.
De scheepstimmerman had al een reserve ra opgeduikeld en ook wat waarloos doek.
Binnen een half uur hing alles bovenin weer op zijn plaats en kon ook al het bezaanzeil, natuurlijk wel met een flink aantal reven erin, er op aangeslagen worden.
Alhoewel dat wel even makkelijker was gezegd dan gedaan.
Maar om na enige tijd hevig worstelen met de elementen was het uiteindelijk toch gelukt en dat ook nog eens gelukkig zonder het verdere verlies van manschappen.
Volkomen uitgeput kwamen de mannen weer behoedzaam naar beneden klimmen.
Daar werden ze met een schor gejuich begroet en werd er door de commandant bevel gegeven om hen van een extra oorlam te voorzien.
Ook William viel deze gunst ten deel en trok met het groepje naar een beschutte plek op het halfdek waar de rum aan hen zou worden uitgereikt.                                                      
Hij was weer verkleumd geraakt tot op het bot, maar de rum kikkerde hem toch weer een beetje op.
Helaas was deze rust natuurlijk ook weer van korte duur, want hij werd weer gewenkt door de boots dat het opnieuw zijn beurt was om een maat af te lossen die bij de pompen in elkaar was gezakt.
Grrr, wat baalde hij hier stevig van!, hij kon het ding niet meer luchten of zien!
Maar och, hij wist dat er helaas geen ontkomen aan was.
Zonder pompen zouden ze zeker als ratten verzuipen.
Een dag later was er nog bar weinig verandering in het weer te bespeuren.
De mannen sleepten zich letterlijk van uur tot uur voort.
Het toch al niet zo makkelijke leven van een zeeman was voor hen veranderd in een ware verschrikking.
Er werd hartgrondig gescholden en gekankerd op alles en iedereen, maar vooral op het eten en het weer.
De meesten van hen waren uiterst prikkelbaar geworden door oververmoeidheid en grauwde en snauwde bij het minste of geringste op alles en iedereen die maar bij hen in de buurt kwam.
Daardoor werd de sfeer hier en daar aan boord om te snijden.
Soms ontstonden er opstootjes vanwege de kleinste dingetjes, zoals bijvoorbeeld die keer, dat iemand niet bereid bleek om zijn pluk tabak met een ander te willen delen.
De opstootjes werden keihard afgestraft door de bootsman en zijn beruchte eindje touw.
William verdacht hem er ook wel van dat hij maar al te dankbaar van de situatie gebruik maakte om zijn eigen opgekropte frustratie op hen af te reageren.
Het schip lag nog steeds met de kop in de wind te steken en ging onafgebroken als een bezetene te keer.
Daarbij steeds heviger krakend in al zijn voegen.
De mannen pompten met eentonige slagen en keken wezenloos voor zich uit. Buiten het klikken van de pomp sprak niemand ook maar een woord om zoveel mogelijk energie te sparen.
Hoewel de mannen dag en nacht aan de pompen stonden bleef het water in de ruimen echter verontrustend stijgen.
Het schip was ondertussen zo lek als een mandje geslagen waardoor het nog maar de vraag was of ze het voor konden blijven lopen met pompen.
Blijkbaar was er ergens door de onophoudelijk beukende golven een huidplank of iets dergelijks losgeslagen.
Er was al een ploeg mannen naar het ruim gestuurd die met putsen moesten proberen het water zoveel mogelijk weg te hozen.
Het viel de kapitein op dat het voorschip merkbaar dieper in de golven kwam te liggen.
Hierdoor nam het nu nog meer water over dan dat het eerst al het geval was geweest.
Steeds trager en moeizamer kwam het voorschip uit de schuimende golven tevoorschijn.
Schijnbaar bevond het lek zich ergens voorin.
Doordat de golven meer en meer vrij spel kregen om over het voordek te rollen kwam er meer spanning op het voorschip en masten te staan dan verantwoord was.
Het was duidelijk dat er snel iets aan gedaan moest worden.
Nog even, en het zou niet lang meer duren dat er een moment kwam dat de boeg niet meer uit
de golven tevoorschijn zou komen!                        

Geen opmerkingen:

Een reactie posten