zaterdag 13 februari 2016

145. Onzekere toekomst

De kotter liet zijn vlag tot halverwege de vlaggenlijn zakken en haalde hem vervolgens weer snel op als groet.
“Beantwoord de vlaggengroet van die ellendeling, maar haal het niet in je hoofd om een kanon af te vuren!” sommeerde Thonnon nijdig.
Du’ville nam zijn steek af en zette hem daarna met een volle grijns weer op.
Thonnon beantwoorde stug de groet door hetzelfde te doen, draaide zich hierna direct om en liep vervolgens met driftige passen naar zijn kajuit terug.
Hij kookte van binnen van woede en wierp Du’ville in zijn gedachten de vreselijkste verwensingen toe.
Vanuit zijn kajuit volgde hij, onzichtbaar voor iedereen, de verdere verrichtingen van de kotter.
Sierlijk zette hij koers naar de inham van de lagune waar het schip binnen korte tijd langzaam achter de bergkam verdween.
Slechts een enkele maal was de top van de grote mast voor hem nog zichtbaar.
Met lede ogen zag hij het schip met z’n onverwachts geliefde vijanden verdwijnen.
Vanaf nu lag het lot van de Brightton’s in Du’ville’s handen en officieel gezien was zijn opdracht hierbij definitief ten einde.
Daarentegen was de opdracht die hij zichzelf gegeven had vanaf nu juist begonnen!
Maar goed, nu moest hij eerst maar weer heelhuids uit deze lagune zien te komen en daarna ongezien zijn thuisbasis zien te bereiken.
Met genoegen bedacht hij dat het nu nog slechts nog maar een kwestie van een paar dagen zou zijn voordat hij zijn eigen geliefde gezinnetje in zijn armen zou kunnen sluiten.
Dit verzachtte voor hem enigszins de pijn van dit ellendige afscheid en zijn machteloze gevoel van tekortkoming.
Hij ging naar zijn tafel terug om daar zijn onafgemaakte rapport af te schrijven voordat hij orders zou gaan geven om het schip zeilree te maken voor vertrek.
Het lag in de bedoeling om met het volgende tij uit deze schuilplaats weg te varen.
Als twee schepen tegelijk de inham zouden verlaten zou dit nog wel eens ongewenste aandacht kunnen trekken van dees of geen.
Opnieuw diep zuchtend doopte hij zijn goedkope veer in de inktpot en ging hij verder met het schrijven van zijn eindrapport.
Maar het schrijven wilde niet vlotten, omdat hij nog vele malen somber hoofdschuddend en in gedachten verzonken voor zich uit bleef zitten staren.
Zijn hart en gedachten dwaalden keer op keer weer af naar het diep tragische lot van de beide Brighttons.
Wat stond hen allemaal daar in Frankrijk te wachten?, wat was de bedoeling van dit alles?
En hoe zou het hen in de nabije, onzekere toekomst vergaan?
Dicht tegen elkaar aan gezeten in een smoezelige krappe kajuit vroegen ook William en zijn moeder zich af wat hen te wachten zou staan als ze eenmaal in Frankrijk mochten aan komen.
Hoelang zouden ze elkaar nog kunnen troosten, steunen en van elkaars aanwezigheid genieten?
En als ze daar zoals gezegd inderdaad van elkaar gescheiden gingen worden?, zouden ze elkaar daarna ooit nog weer terug zien?
Wat voor duister complot zat er achter hun geheimzinnige ontvoering?
Lees het allemaal in deel twee van deze trilogie, ….Met de dood voor ogen!



                                             Einde deel 1

vrijdag 12 februari 2016

144. Triest afscheid

Direct schoten een paar van zijn mannen met enkele ijzeren boeien in de handen toe.
Maar Thonnon keek Du’ville doordringend aan, waarop hij stevig herinnerd werd aan zijn zojuist gegeven belofte.
“Laat die boeien achterwege!”
Zijn mannen keken hem niet begrijpend aan en aarzelden.
“Laat ze achterwege zeg ik je, hebben jullie me soms niet gehoord!” beet hij ze ongeduldig toe.
Bedremmeld weken ze achteruit.
“Als monsieur en madame mij nu zouden willen volgen?” vroeg hij smalend terwijl hij ze naar de valreep wilde begeleiden.
Maar William en zijn moeder bleven staan en richtte zich nog eenmaal tot de manschappen van de Monitor die stil hun vertrek met lede ogen stonden aan te zien.
“Wij beiden willen u allen uit de grond van ons hart danken voor uw getoonde respect en menswaardige behandeling hier aan boord.” Sprak Lady Brightton.
“Onzer beider wens is dat jullie vanaf nu een voorspoedige en behouden thuisvaart zullen krijgen, vaarwel monsieurs.”
De manschappen tikten aan hun petten,
“We hebben erg veel aan u beiden te danken gehad madame, het was een eer u en monsieur William te mogen ontmoeten en bij ons aan boord gehad te mogen hebben.
In onze ogen verdienen eervolle personen als u beiden deze vorm van behandeling niet.” sprak de bootsman gewaagd uit namens allen.
“Wij wensen u beiden heel veel geluk en hopen oprecht dat de rechtvaardigheid spoedig zal mogen zegenvieren en u snel uw vrijheid terug zult winnen, vaarwel madame, vaarwel monsieur.”
“Het is nu wel weer mooi genoeg geweest!” merkte Du’ville bot op.
“Hee, jullie twee!, help hen beiden een handje om in de sloep te komen.”
“Laat mijn mannen hen maar helpen!” riep Thonnon, terwijl hij een paar van hen snel een teken gaf.
Zonder de reactie van Du’ville af te wachten hielpen vele bereidwillige handen William over de valreep.
“Voor u hebben wij al reeds de broek in gereedheid gebracht madame.”
“Dank u, maar ik wens daarvan liever geen gebruik te maken, het gaat zo ook wel” zei ze trots.
“Maar madame!, iemand van uw stand, ...”
“Laat haar!, je hebt madame toch gehoord?” kwam Du’ville nu ongeduldig en licht spottend tussenbeide.
“Als madame zo nodig met haar mooie japon de jakobsladder wil afklimmen, laat haar dan!”
Vervolgens boog hij overdreven hoffelijk naar haar toe.
Smalend, met een verachtelijke glimlach op z’n lippen zei hij mierzoet, “Madame, .. de jakobsladder is geheel aan u, .. gaat uw gang.“
Hij grijnsde vals z’n gele tanden bloot.
Ze liet zich echter niet door hem van de wijs brengen en zwaaide gracieus haar voeten op de eerste trede van de jakobsladder, waarop ze vervolgens onder de bewonderende blikken van de mannen rustig begon af te dalen naar de kalm op de golven deinende sloep beneden haar.
William was even blijven wachten met het doel op enkele treden voor haar uit samen af te gaan dalen.
Dit om te voorkomen dat de maats beneden in de sloep ongegeneerd hun blikken onder haar rok zouden kunnen werpen.
Uiteindelijk heelhuids beneden aangekomen, werden ze door een aantal bereidwillige handen veilig in de sloep geholpen.
De mannen van Du’ville volgden lenig en zo snel als katten.
Du’ville liep op Thonnon af.
“Dank u voor uw gastvrijheid commandant” veinsde hij, “Misschien komen wij elkaar nog wel eens tegen.”
“Wie weet monsieur de commandant“ maar ik hoop van niet!, dacht Thonnon in zichzelf.
“Dank u voor uw bereidwillige medewerking“ antwoordde hij vormelijk.
“Vaarwel monsieur Du’ville, ik wens u een goede vaart.”
“Ik u ook monsieur ”
Thonnon gaf direct een teken dat de bootsman het afscheidsceremonieel kon beginnen te fluiten.
Hij wilde die walgelijke vent geen minuut langer meer aan boord houden dan absoluut nodig was. Stram salueerde hij bij wijze van groet die Du’ville even stram beantwoorde.
Korte tijd later verdween het hoofd van de man achter de valreep en was het Thonnon volgens het protocol geoorloofd om zich uit de voeten te maken.
Hij beende nijdig naar zijn kajuit om zijn opgekropte woede en frustratie met een flink glas wijn weg te gaan drinken.                                                        
Vanachter één van de weinig overgebleven ramen van z’n kajuit volgde hij met gemengde gevoelens de sloep die inmiddels nu al weer bijna bij de Wich of Endor langszij kwam.
Zijn hele wezen was begaan met het onfortuinlijke lot van de Brightton’s, en wel in het bijzonder met die van madame Brightton.
Zelden had hij zo’n bewonderenswaardige vrouw ontmoet als zij.
“Dit was wel het laatste wat ze verdiende!” mompelde hij in zichzelf.
De kotter werd ondertussen in snel tempo zeilree gemaakt zag hij.
Wat zou hen in de nabije toekomst nog meer voor ellende staan te wachten?, bedacht hij somber.
Hij hoopte maar dat de brief aan zijn zwager zeer snel in zijn bezit zou komen.
Hierin deed hij aan hem dit smerige zaakje uitvoerig en in niet mis te verstane woorden uit de doeken en smeekte hij hem vervolgens om via zijn hoge contacten te pleiten voor hun vrijheid.
Hopelijk zou dat binnen afzienbare tijd lukken voordat de hulp te laat zou komen.
Het had hem persoonlijk wel een klein fortuin gekost, maar dat was wel het minste dat hij voor hen had kunnen doen.
De sloep werd aan de kotter vastgelegd en even later zag hij de beide Brightton’s langs de scheepswand naar boven klimmen.
Hij pakte zijn kijker en zag dat ze beiden door een aantal maats aan dek werden geholpen.
Hierna zag hij een luitenant in de richting van het achterdek wijzen en de Brightton’s, zijn aanwijzingen opvolgend in de aangegeven richting lopen.
Beiden keken nog bij wijze van afscheid even in de richting van de Monitor.
Het leek hem toe alsof ze hem persoonlijk even doordringend aankeken, hetgeen voor hen natuurlijk op die afstand zonder kijker onmogelijk was, lachte hij zuur om zijn eigen dwaasheid.
Hierna zag hij nog een laatste glimp van hen voordat ze voorgoed benedendeks verdwenen.
Toen hij na enige tijd zeker was dat hij ze niet meer te zien zou krijgen, ging hij aan zijn tafel zitten die noodgedwongen nu ook als bureau diende en begon zuchtend en hoofdschuddend zijn rapport in het logboek te noteren.
Na enige tijd was het tij gunstig gekeerd en werd het anker van de kotter opgehaald.
Het gaffelzeil en kluiver werd gehesen, waardoor het schip zich langzaam van de Monitor verwijderde.
Thonnon ging aan dek voor het vereiste vlag saluut.
Hij kwam nog maar net aan dek toen de kotter met een doffe dreun een kanon ter afscheidsgroet afvuurde.
“Die ellendige dwaas!”foeterde hij des duivels.
Hopelijk had niemand anders het schot gehoord!
Het laatste wat ze nu nog wel nodig hadden was een stelletje nieuwsgierige pottenkijkers.

donderdag 11 februari 2016

143. Beschamende onderhandelingen

“Als u zo vriendelijk zou willen zijn om uw glas op te houden, dan schenk ik u nog eens even in.” Bijna triomfantelijk hield Du’ville hem opnieuw zijn glas voor.
Blijkbaar voelde hij heel goed aan dat hij probeerde een conflict met hem te vermijden met het oog op zijn komende behandeling van zijn gevangenen, besefte Thonnon.                      
Dit vervulde hem met nog meer walging dan daarvoor.
De man werd in zijn ogen met de minuut meer onuitstaanbaar.
“Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken,” sprak hij op het moment dat hij het glas voor de zoveelste keer bijvulde ”Om u de reden te vermelden waarom wij de ‘gevangenen’ hier aan boord zo goed mogelijk behandelden als in ons vermogen lag.”
“Dit schip en zijn bemanning hebben namelijk veel aan hen beiden te danken.
Want ondanks hun onvrijwillige aanwezigheid aan boord, hebben zij zich eervol en onvermoeid ingezet om het schip en zijn bemanning met hart en ziel bij te staan in tijden van grote nood.
Dit heeft bij een ieder hier aan boord van hoog tot laag een groot en diep respect voor hen afgedwongen, en ja, je kunt zelfs wel zeggen, ze zeer geliefd gemaakt.
Wij zullen daarom ook graag zien dat dit beleid bij u aan boord voortgezet zou worden.” probeerde Thonnon hem voorzichtig duidelijk te maken.
“Natuurlijk bent u zelf degene die hier uiteindelijk de volledige zeggenschap over heeft” liet hij er haastig op volgen.
“Maar het zou ons allen met grote dankbaarheid vervullen, indien u zo vriendelijk zou willen zijn hier toch enig gehoor aan te willen geven.”
Thonnon walgde nu bijna van zichzelf vanwege zijn zoetsappige geslijm, en hij moest al zijn gevoel van eer en eigenwaarde opzij zetten om de man niet bij zijn lurven te pakken.
De valse grijns op Du’ville’s gezicht werd volgens hem allengs met de minuut groter.
“Dit drankje smaakt me perfect moet ik zeggen“ zei hij gemaakt achteloos, terwijl hij het glas tegen het licht hield en vervolgens de kleur van de wijn met één oog dicht geknepen uitvoerig bekeek.
“Indien u mij hiervan, ..nou, .. laten we zeggen uit naam van onze vriendschap, een paar vaatjes zult willen doen toekomen, zou dat de overweging op uw voorstel natuurlijk best wel gunstig kunnen beïnvloeden.”
Thonnon hapte van pure ergernis naar adem.
De brutaliteit!, dit was een misselijkmakende vorm van chantage!
Wat dacht die vent nu eigenlijk wel!
Opnieuw moest hij de grootste moeite doen om die arrogante vent niet hardhandig bij z’n strot te pakken en hem langzaam dicht te knijpen.
Z’n geduld werd door die schooier tot het uiterste op de proef gesteld.
Hij voelde zich tot op het diepst van z’n ziel getergd en moest opnieuw, voor de zoveelste keer, de grootste moeite doen om zijn gezicht in een vriendelijke plooi te houden.
“Mierzoet antwoordde hij, “Indien ik u daarmee zal kunnen verblijden en u mij daarvoor in ruil tevens de zekerheid geeft gehoor te zullen geven aan mijn verzoek, dan zal ik natuurlijk van harte bereid zijn om u een paar vaatjes toe te laten komen.”
De laatste woorden van zijn zin klonken nog steeds gemaakt vriendelijk, maar toch liet hij ook met een duidelijke ondertoon horen dat hij nu echt niet meer verder moest gaan.
Du’ville grijnsde triomfantelijk “Wel, in dat geval kunt u zeker zijn van mijn medewerking” sloot hij nu zichtbaar tevreden de schijndiscussie af.
“Voordat u gaat heb ik nog een andere opdracht aan u door te geven.”
Thonnon haalde een zwaar verzegeld pakketje die met geteerd zeildoek omwikkeld was tevoorschijn.
“Een Britse luitenant uit naam van een zekere Lord Astray had deze documenten aan zijn geheime contacten op de wal moeten afleveren.
Vlak voor z’n dood vertelde hij mij dat ik ze nu aan u moest afgeven, en dat u wel zou weten wat u er verder mee moest doen.                                                        
Het speet de man zeer dat hij niet in staat is gebleken om zijn opdracht tot een goed einde te brengen."
"Da’s inderdaad jammer!” gromde Du’ville “Verdraaid jammer!
Die ellende moest er ook nog eens bijkomen!
Dit geintje kost mij zeker twee dagen extra dan was gepland.”
Hij pakte het pakketje van Thonnon aan en bekeek het nieuwsgierig van alle kanten.
De tragische dood van de man liet hem blijkbaar volkomen koud.
Het enige waar hij mee bleek te zitten was zijn onverwachtse tijdverlies, stelde Thonnon minachtend voor zichzelf vast.
Hij moest die man zo snel mogelijk van boord zien te krijgen, voordat hij hem uit pure verachting alsnog bij z’n strot zou grijpen, want hij kon hem nu echt niet meer luchten of zien!
Elke minuut in zijn aanwezigheid was er één teveel vond hij.
Er overviel hem een zweem van medelijden toen hij aan die vent z’n arme bemanning dacht.
Je zou maar dag en nacht met zo’n asbak opgezadeld moeten zitten!
Volgens hem moest het pure ellende zijn om zo’n minderwaardig persoon als commandant te hebben.
“Goed, dan is hierbij alles besproken wat er volgens mij nodig was, laten we daarom maar weer aan dek gaan.” stelde Thonnon zakelijk voor in een poging de man zo snel mogelijk uit zijn nabijheid te lozen als maar mogelijk was.
Aan dek bleek alles al in gereedheid gebracht te zijn om de Brightton’s over te zetten en werden net de laatste stukken bagage van hen in de sloep geladen.
Er werd wel even vreemd naar Thonnon gekeken toen er op zijn bevel ook nog eens een paar vaatjes van de zojuist zelf verworven en voor hen zo kostbare wijn werden bijgevoegd.
Maar vanzelfsprekend durfde niemand daarover tegen hem ook maar een woord van protest te opperen.
Hij negeerde de blikken en liep vervolgens op de beide wachtende Brightton’s af.
“U moet mij geloven als ik u zeg dat het mij oprecht spijt dat ik van u beiden afscheid moet nemen, monsieur en madame!
Ik had u veel liever hoogstpersoonlijk zelf aan wal gebracht, maar helaas verhinderen mijn orders dat zoals u weet.” Beiden knikten begrijpend.
“Wel heb ik bij kapitein Du’ville weten te bedingen dat hij u beiden tijdens de korte reis dezelfde vrijheid aan boord van zijn schip zal geven als dat u bij mij aan boord heeft genoten.”
“Dank u, dat is zeer vriendelijk van u monsieur de commandant.”
“Herinner u alstublieft dat ik u beiden mijn woord van eer heb gegeven, en dat ik hoogst persoonlijk alles in het werk zal stellen om u lieden weer zo snel mogelijk terug op vrije voeten en in eigen land te krijgen.
Ik bid en hoop dat het u beiden in de onzekere tijd die voor u ligt goed mag blijven gaan.
Uit respect en een diepe genegenheid buig en groet ik u, .. vaarwel!“
Hij boog diep en kuste oprecht bedroefd de hand van Lady Brightton.
Daarna gaf hij William een stevige hand en klopte hij hem ferm op z’n schouder.
“Dank u voor uw eervolle en mensvriendelijke behandeling hier aan boord monsieur de commandant” zei Lady Brightton “We zullen beiden in de komende tijd vol verlangen uitzien naar de uitkomst van uw belofte die door u aan ons is gemaakt. Vaarwel, het gaat u goed!”
Du’ville kon vanwege de afstand niet horen wat er tussen hen werd gezegd maar zag dit alles met een smalende lach op zijn lippen aan.
"Dan wordt het nu de hoogste tijd om dit idyllische plaatje te doorbreken” schamperde hij, ondertussen op hen aflopend,
“Luitenant!, ik verzoek u samen met enige mannen de Brightton’s naar de sloep te begeleiden.”                                                        

woensdag 10 februari 2016

142. Uw woord als officier

“Tja, niemand had natuurlijk verwacht dat de reis zo rampzalig zou verlopen” zei hij verontschuldigend.
“Maar goed, zoals ik al zei, ...blijkbaar om te voorkomen dat één van mijn bemanningsleden onverhoopt z’n mond voorbij zal praten, hebben de ‘heren’ van de admiraliteit ‘in hun grote wijsheid’ de voorzorgmaatregel genomen om ons een missie in onze maag te splitsen die ons maanden lang ver van de Franse bodem zal afhouden.”
Hij zuchtte diep. “Dat is dan de dank van de admiraliteit voor al onze trouwe inzet,” zei hij gemaakt bitter, terwijl hij een ferme teug van zijn wijn nam en demonstratief met een niets ziende blik voor zich uit staarde.
“Maar ja!, zoals u zelf net al even heeft opmerkt, orders zijn orders nietwaar?” vervolgde hij nu zichtbaar gemaakt luchtig en zichzelf tot de orde terugroepend.
“Pff, het moet dan inderdaad wel om een zeer belangrijke zaak gaan als men zo grondig te werk gaat. En dat zal bovendien ook wel een aardige duit kosten denk ik zo.”
Thonnon haalde zijn schouders op.
“Ach, dat geld is zoals u al wel reeds heeft gemerkt in dit geval van nogal ondergeschikt belang. En ik verzeker u dat het een schijntje is vergeleken bij hetgeen Frankrijk hier mee te winnen heeft.”
Du’ville floot tussen zijn tanden.
“Het klinkt me allemaal nogal gewichtig in de oren moet ik zeggen.
Wel bijzonder dat er ook een persoonlijke rol voor mij in dit hele gebeuren is weggelegd!”
Thonnon zag de trots van de arme man met de minuut groeien.
“Ja wie weet wat het u nog meer gaat brengen.
Maar goed, ik ben verplicht u nogmaals een zeer belangrijke vraag stellen.
Ik verzoek u dan ook zeer goed na te denken voordat u mij daarop uw antwoord geeft.
Let wel, ..uw eer, alsmede uw leven en dat van uw manschappen komt hiermee op het spel te staan.”
Du’ville knikte begrijpend, “Laat uw vraag maar komen monsieur”
Thonnon liet even een stilte vallen om het belang van zijn woorden nog meer kracht bij te zetten.
“Goed, ..hier komt hij dan.
Geeft u hierbij uw woord als officier dat u dit zeer belangrijke document met de grootst mogelijke spoed zal afgeven aan vice admiraal Le’Reve?, en dat u dit desnoods zal beschermen en bewaken met uw leven?”
“Die geef ik” ietwat wankel stond hij op, “Ik Du’ville, kapitein van de kotter Wich of Endor zweert bij deze plechtig op mijn woord van officier dat ik het uiterst belangrijke document hoogst persoonlijk aan vice admiraal Le’Reve zal overhandigen en bewaken met mijn leven!” antwoordde hij beslist en uiterlijk onder de indruk.
De zaak werd door hem nog eens bekrachtigd met een stevige handdruk.
Compleet verblind door het hem zogenaamde toegekende vertrouwen van een beroemd en berucht man als Surcouf, had de man argeloos toegehapt.
‘Die arme dwaas!’ glimlachte hij meewarig in zichzelf, ‘Hij moest eens weten!’
Maar hij had hiermee in ieder geval precies bereikt wat hij wilde.
Het respect, maar vooral de angst voor een berucht man als Surcouf waarbij de wetenschap aanwezig was dat deze kaper zijn dreigementen altijd waar maakt, maakte dat hij er welhaast zeker van was dat hij het nu niet meer in zijn hoofd zou halen om de brief voortijdig te openen.
Het geld deed de rest.
Een aantal korte kloppen op de deur gaf te kennen dat de‘gevangenen’ inmiddels onder begeleiding van twee ferme mariniers voor de deur stonden.
Thonnon riep ze binnen.
“Kapitein Du’ville, mag ik u voorstellen?, dit zijn madame Brightton en haar zoon, monsieur William Brightton.”                                                        
“Zo!, .. dus dit zijn dan de zogenaamd belangrijke gevangenen?” reageerde hij bot.
“Ik had het me eerlijk gezegd heel anders voorgesteld!”
Hij bekeek ze van top tot teen met een onverbloemde vorm van minachting.
Ook William en zijn moeder namen de man zwijgend in zich op.
Het was hun al in één oogopslag duidelijk dat er van deze smoezelige baardaap niet veel goeds te verwachten viel.
De man kwam bij hen over als was het er één van het meest dubieuze allooi.
Een schooier die met het grootste plezier gretig gebruik maakte van de ellende die een oorlog nou eenmaal altijd met zich mee bracht.
En die er alles aan gelegen was om desnoods op de meest slinkse manieren er voornamelijk zelf beter van te worden.
Ook Thonnon leek hen tamelijk verlegen met de zaak, en maakte dan ook op hen beiden een allerminst gelukkige indruk.
Maar Thonnon pakte de draad van de kennismaking weer op door de kapitein aan hen voor te stellen.
“Mag ik u voorstellen aan monsieur kapitein Du’ville, commandant van de op de Royal Navy veroverde kotter Witch of Endor? “
De Brighttons knikte stijfjes.
“Hij zal uw begeleider naar het eind van uw maritieme bestemming zijn.”
Vrij vertaald, dacht William bitter, hij zal onze nieuwe gevangenbewaarder zijn die ons naar één of andere Franse havenstad zal voeren.
De man grinnikte spottend.
“Ik ben echter wel bang dat deze ‘begeleiding’ heel wat minder verfijnd zal zijn dan dat het hier aan boord schijnbaar het geval is geweest madame en monsieur” zei hij met een fiks valse ondertoon.
“Mijn inzicht wat betreft de inhoud van het woord ‘gevangenen’ schijnt in dit geval toch heel anders te zijn dan die van commandant Thonnon vrees ik.“ voegde hij er nog eens smalend aan toe, waarna hij nogmaals zijn glas met één teug ledigde.
Thonnon keek hem vernietigend aan.
“Maar goed” ging hij op een gemaakt luchtige manier verder “Maak ze klaar voor vertrek, over een minuut of twintig wil ik met hen weer terug aan boord van de Witch zijn.
Dat geeft mij overigens nog net even de tijd om een lekker glaasje wijn naar binnen te werken. Tenminste, indien?, ... commandant Thonnon nog eens zo vriendelijk zou willen zijn om er mij eentje aan te bieden.”
Thonnon ontplofte bijna van woede over deze zelfingenomen kwast met zijn banale manier van grofheid, en wilde de man het liefst hoogstpersoonlijk met een stel kanonskogels aan z’n voeten de plomp in meppen.
Maar opnieuw hield hij zich meesterlijk onder controle, en paaide hij de man nog zoveel mogelijk als hij kon zodat hij zich niet op stang gejaagd zou voelen.
Hij wist dat de Brightton’s het zonder zijn bescherming aan boord bij deze smeerlap al moeilijk genoeg zouden krijgen.
Daarom wilde hij uit alle macht voorkomen dat hij die vent een reden zou geven om zijn woede en sadisme op hen beiden te gaan botvieren.
Met stroop ving je nu eenmaal vliegen nietwaar?
In dit geval waren het helaas wel strontvliegen!, bedacht hij walgend.
“Natuurlijk!, ..vergeef mij mijn onoplettendheid monsieur de commandant,” zei hij daarom gemaakt minzaam.

dinsdag 9 februari 2016

141. Vertrouwelijk document

“Dit hier, ....” hij hield even stil om zijn woorden nog wat gewichtiger te doen laten overkomen, “Is een persoonlijke brief van Robbert Surcouf die inlichtingen bevatten over zeer belangrijke Engelse vlootbewegingen.
Hij is gericht aan vice admiraal Le Lévre en het is van cruciaal belang dat hij hem zo snel mogelijk in z’n bezit krijgt.
Geheimhouding hierover is echter van zeer groot belang gezien het feit dat de muren bij de admiraliteit soms oren hebben.
Met deze informatie zijn wij in staat om de Engelse vloot een enorme slag toe te brengen.
Om te voorkomen dat er ook maar iets van dit geheime document zal uitlekken is het dus van uitermate belang dat deze gegevens alleen hoogst persoonlijk bij de admiraal zelf onder ogen zullen komen.
Ik druk u nogmaals op het hart om niemand anders hierover in vertrouwen te nemen.
U, .. Robbert Surcouf en ik, zijn de enige die van het bestaan van deze brief op de hoogte zijn.
Verder, als een blijk van waardering is er ook nog eens een aardige som geld voor u te verdienen als vergoeding voor uw verleende gunst en medewerking aan deze uitermate belangrijke opdracht.
Ik kan u garanderen dat uw inspanningen daarmee meer dan ruimschoots vergoed zullen worden.”
Thonnon haalde daarop een kleine beurs tevoorschijn en wierp de inhoud daarvan rinkelend op zijn schrijftafel neer.
De man wierp enkele begerige blikken op het nog rollende geld.
“Dit hier omvat slechts maar een klein gedeelte van het gehele bedrag.
De rest wordt uiteraard pas uitbetaald bij het zorgvuldig afleveren van de brief.
Ik wil hierbij echter wel uw woord van eer als garantie voor uw geheimhouding.”
Met zijn begerige blik nog op het geld gericht antwoordde hij, “Ja, .. ja, .. natuurlijk, geef ik u die, het zal een eer zijn om deze opdracht te mogen uitvoeren.”
 Du’ville keek nu trots op.
“Dan ben ik nu namens Robbert Surcouf bevoegd om het document aan u te overhandigen.
Du’ville nam de brief met zoveel ontzag en voorzichtigheid aan dat het leek alsof hij van zeer kostbaar en dun glas was gemaakt.
Blijkbaar had het verhaal van Thonnon een enorme indruk op hem gemaakt.
Als de situatie niet zo ernstig was geweest dan had het werkelijk een klucht kunnen zijn, bedacht Thonnon ironisch.
Die arme dwaas slikte zijn verhaal werkelijk als zoete koek, en dus ging hij zo ernstig mogelijk verder met zijn verhaal.
“Ik moet u helaas wel een waarschuwing van Robbert Surcouf meegeven, ..” zijn stem kreeg nu een dreigende ondertoon.                                                        
“Indien op de één of andere manier zal blijken dat deze brief voortijdig door uzelf of door anderen werd gelezen voordat hij in het bezit was gekomen van Admiraal Le Réve, moet u er op rekenen dat uw laatste uur van uw leven heeft geslagen.
Ook uw dierbaren zullen dan niet worden ontzien en zullen samen delen in uw gruwelijke lot.
En geloof me, ik ken Surcouf, ... hij zal niet rusten totdat hij u heeft gevonden al moet hij u opjagen tot aan de poorten van de hel, dat is zeker!
Op welke manier dan ook, ..hij zal u vroeg of laat weten te vinden!”  
De man sprong woest op, “Wat denkt u wel!” brieste hij diep beledigd en blijkbaar in zijn dubieuze eer aangetast, “Het blijkt toch wel dat ik te vertrouwen ben, alleen al aan het feit dat ik nu hier zit!
Waarom denkt u anders dat ze mij deze zeer vertrouwelijke opdracht hebben toevertrouwd!”
Ja, waarom eigenlijk, vroeg Thonnon zich bij zichzelf af.
Dat zou hij eigenlijk ook wel eens willen weten.
Maar één ding stond voor hemzelf wel vast, het zou zeker niet met het zogenaamde vertrouwelijke karakter van deze vent te maken hebben gehad.
Maar hij zette zijn theaterspel meesterlijk voort.
“Natuurlijk!, natuurlijk bent u het vertrouwen van Surcouf wel waard” suste hij hem bedaard.
“Denkt u anders dat hij zo gek zou zijn om zo’n belangrijke opdracht aan iemand toe te vertrouwen die hij op voorhand zelf al niet vertrouwd?
Maar voor de zekerheid moest ik u dit toch van hem melden, hij kan immers niet voorzichtig genoeg zijn, en hij is in het verleden helaas wel vaker verraden ziet u!”
De man kalmeerde nu enigszins en bond in.
“Ja, ja natuurlijk, natuurlijk ik begrijp hem volkomen.” mompelde hij, terwijl hij nu weer rustig op zijn stoel terug zonk.
“Zal ik u nog eens bijschenken?” paaide Thonnon hem gemaakt vriendelijk.
De man bekeek de brief nog eens grondig van alle kanten en mompelde als antwoord,    ”Als je maar zorgt dat hij goed vol is.”
De wijn vloeide onder het goedkeurende oog van Du’ville klokkend in het glas.
Thonnon vulde hem zo vol mogelijk tot net onder de rand.
Gretig nam Du’ville hem aan.
“Laten we drinken op Surcouf! “ zei Thonnon terwijl hij het glas omhoog hief.
“Op Surcouf!” toostte Du’ville voldaan grijnzend met hem mee.
In een stil moment genoten ze beiden van de wijn.
Maar blijkbaar sloeg ineens de achterdocht van de man toe.
“Wat is eigenlijk de reden dat ik degene moet zijn die deze brief aan admiraal Le Réve moet bezorgen? vroeg hij Thonnon doordringend aankijkend.
Het zou naar mijn mening voor Surcouf toch een stuk veiliger zijn geweest als hij hem door uzelf had laten bezorgen?
In tegenstelling tot u kent Surcouf mij niet persoonlijk!
En het lijkt mij sterk dat hij ooit van mij gehoord kan hebben.”
“Ik kan uw gedachten natuurlijk goed begrijpen monsieur, en ik vind uw vraag dan ook bijzonder scherpzinnig” paaide Thonnon hem weer.
“Robbert wist natuurlijk dat ze niet de eerste de beste commandant voor zo’n belangrijke missie zouden sturen.
En zoals u met uw scherpe inzicht nu inmiddels wel door zal hebben, moet het u natuurlijk zijn opgevallen dat dit schip, .. nou, .. laten we zeggen, nogal bijzonder is.”
“Ja dat was me net zoals u zei al meteen opgevallen, ik zei het nog tegen mijn luitenants, het lijkt verdraaid wel een Engelse brik”
“Ja precies, en dat was ook helemaal de bedoeling, en hij is daarbij ook nog eens alleen gebouwd voor deze ene geheime missie” loog Thonnon.
“Deze missie is zelfs van zo’n groot belang, dat ik de opdracht heb om na
de overdracht van de gevangenen het schip in volle zee tot zinken te brengen.”
“Dat meen je niet!, wat zonde!, .. en jullie dan?”                                                        
“Ikzelf en mijn bemanning worden op een geheime locatie opgepikt door een fregat van onze marine en hebben orders om ons bij de vloot in de Indische oceaan te voegen.
Hier moet ik het commando overnemen van een oorlogsbrik en mijn manschappen de equipe versterken die nogal gehavend moet zijn geraakt tijdens een gevecht met een Engelsman.
Vandaar dat ik die brief onmogelijk zelf kan gaan overhandigen ziet u?”
“Ja nu begrijp ik het, en jullie moeten zogezegd de boel daar gaan versterken?, ha ha!, dan hebben jullie zeker jezelf nog niet in de spiegel gezien?” schamperde Du’ville.
“Jullie kunnen eerder zelf wel wat aflossing gebruiken dacht ik zo.”
Thonnon hield even z‘n adem in om niet nijdig naar de man uit te vallen, en slaagde er zelfs in om even te glimlachen om zijn hatelijk bedoelde opmerking.

maandag 8 februari 2016

140. Een opdracht van zeer vertrouwelijke aard!

Zou dit onverhoopt toch dreigen te gebeuren, dan moet ik hen beide direct zonder pardon ombrengen en overboord werpen.” Hij nam even een flinke teug van zijn wijn.
“Al met al lijkt mij dit een duister zaakje toe, maar ja, .. orders zijn orders he?, nietwaar?” grijnslachte hij vals “En trouwens, de beloning mag er ook wezen” ging hij verder terwijl hij met zijn vingers de betekenis van het gebaar van veel geld nabootste.
Thonnon walgde van zijn sadistische opmerkingen en gelaatstrekken, maar liet dat natuurlijk uiterlijk niet merken.
Die smerige schoften!, dacht hij woedend in zichzelf.
Dit was inderdaad een zeer smerig zaakje, en hij wilde dan ook zo snel mogelijk zijn zwager hiervan in kennis stellen.
Hierbij had hij echter helaas wel de hulp van deze ellendeling nodig, dus hij moest hem zwaar tegen zijn gevoel in min of meer een beetje te vriend zien te houden.
Dit was allemaal even anders dan dat hij het bij zichzelf had voorgesteld.
Hij had gehoopt een persoon te treffen die hij een vertrouwelijke opdracht had kunnen meegeven.
Maar dat was helaas bij deze vent verre het geval.
Toch moest hij zijn brief zo snel en discreet mogelijk bij zijn zwager zien te krijgen!
Dat was tenslotte nog de enige persoon waarvan hij wist dat hij hopelijk genoeg aanzien en macht bezat om een verandering in het lot van de Brightton’s te kunnen brengen.
Maar hij besefte heel goed dat als deze geheime briefwisseling met zijn zwager onverhoopt zou uitlekken, het hen beiden wel eens de kop kon gaan kosten.
Het zou zonder pardon en dankbaar door zijn tegenstanders gebruikt gaan worden als bewijs voor verraad aan het vaderland.
Kon en mocht hij dit zijn zwager eigenlijk wel aandoen?, vroeg hij zichzelf vertwijfeld af.
Dit was weer eens het zoveelste dilemma waar hij mee worstelde.
Deze vent die nu voor hem zat vertrouwde hij eigenlijk nog niet eens zijn schoenen toe!
Hij verdacht hem ervan dat als het hem persoonlijk goed uit zou komen, hij zelfs zijn eigen moeder nog zou verkopen.
Hij dacht koortsachtig na terwijl hij, zogenaamd gastvrij, een tweede glas voor de man inschonk nadat die zijn eerste al snel achterover had gewerkt.
“Vertel eens” ging de man vervolgens onverstoorbaar verder, “Zijn de beide gevangenen hier aan boord?”
“Eh, ..ja, ze zijn hier inderdaad aan boord” zei Thonnon wat onwillig.
“Mooi, laat ze dan maar zo snel mogelijk halen, want ik ben ondertussen behoorlijk nieuwsgierig naar ze geworden.”
Thonnon ergerde zich groen en geel over de commanderende toon van de man,  maar besloot toch maar op zijn wens in te gaan.
Hij riep de wacht binnen die buiten voor de deur zijn post had betrokken.
De man melde zich direct en groette hem.
“Met de complimenten van mij, laat Lady en monsieur Brightton verzoeken om bij mij in de grote kajuit te komen.”
“Laat hen verzoeken?” bulderde Du’ville lachend.
“Laat u zelfs gevangenen verzoeken om bij u te komen?, wat is dat nu weer voor onzin!
Nou, dat gaat er bij mij wel heel anders aan toe moet ik je zeggen!
Verzoeken!, ha!,.. dat moest er nog even bijkomen zeg!
Waar ben je in hemelsnaam mee bezig!, gevangenen hebben bij mij geen rechten, alleen maar plichten!
En als ze niet gewillig doen wat ik ze zeg, dan zal het ze berouwen!”
Hij sloeg hard met zijn rechtervuist in zijn linkerhand om zijn manier van aanpak levendig kracht bij te zetten.
“Een ieder heeft nu eenmaal z’n eigen werkwijze” merkte Thonnon zichtbaar mateloos geïrriteerd op.
“Okee, ..okee, wat u aan boord van uw eigen schip doet moet u natuurlijk helemaal zelf weten!” wuifde Du’ville luchtig met zijn hand in een poging de boel weer wat te sussen. “Je hebt gelijk, ieder z’n wil.”
Hij werkte met één teug opnieuw zijn glas wijn naar binnen en hield hem daarna weer Thonnon voor om hem nogmaals te laten vullen.
Met grote weerzin voldeed Thonnon aan zijn onbeschaamd verzoek,terwijl hij ondertussen van binnen kookte van woede.
Hij had inmiddels een slim ideetje gevonden om zijn brief toch door die vent vertrouwelijk bij zijn zwager bezorgd te krijgen.
“Ik verzoek u even een moment aandachtig naar mij te luisteren” begon hij voorzichtig.
“Voordat de gevangenen hier zijn, wilde ik u melden dat ik van een bijzonder belangrijk persoon een zeer vertrouwelijke opdracht voor u heb mee gekregen, waar bovendien ook nog eens een behoorlijke beloning aan vast zit.
“Direct had hij zijn volledige belangstelling en ging Du’ville op het puntje van zijn stoel zitten.
Thonnon ging nu vlak voor hem zitten en temperde geheimzinnig zijn stem, alsof hij zeker wilde zijn dat niemand hun gesprek zou kunnen afluisteren.
“Wat is dat dan voor een opdracht?, en van wie is hij dan wel afkomstig?” vroeg ook Du’ville nu met zachte stem, ”En nog belangrijker, wat brengt het dan wel op?”
Thonnon boog zich naar hem toe en fluisterde geheimzinnig, “Hij is afkomstig van, ….Robbert Surcouf!”
“R, ..robbert Surcouf!, de koning der kapers?” mompelde Du’ville hardop en ongelovig, “Wat te drommel, ...”
“Sttt!, ... niet zo luid man!” temperde Thonnon meteen zijn volume.
Hij hield zijn vinger voor z’n lippen en keek schichtig in de richting van de kajuitdeur alsof hij voor zichzelf zeker wilde zijn dat niemand het per ongeluk had kunnen horen.
Schijnbaar gerustgesteld ging hij nu nog dichter naar Du’ville toegebogen zitten.
Thonnon moest onwillekeurig in zichzelf grijnzen bij het zien van het effect wat de naam Surcouf bij Du’ville teweeg bracht.
Hij had nu werkelijk zijn onverdeelde aandacht, wat zich zelfs uitte in het neerzetten van zijn zo geliefde glas wijn zag hij.
Thonnon wachtte nog even een kort moment als een ware meester in het spel van bedrog met het bevestigen van Du’ville’s brandende vraag.
“Nou!, .. vertel op man!” reageerde die nu ongeduldig, “Is het’m nou of niet!” Thonnon knikte langzaam bevestigend.
Du’ville floot nu even zachtjes tussen z’n tanden en ging van trots wat rechter overeind zitten.
Blijkbaar vond hij het een hele eer om een mede vertrouweling te mogen zijn van de beroemde kaper Robbert Surcouf.
Die arme dwaas moest eens weten!, dacht Thonnon smadelijk lachend in zichzelf.
Maar op deze reactie had hij eigenlijk wel gehoopt.
Hij wilde van zijn zelfvoldaanheid gebruik maken om tot zijn eigen doel te komen.
De man hing vol van nieuwsgierigheid aan zijn lippen en was plotseling één en al oor.
Thonnon keek weer even geheimzinnig naar de deur van de kajuit en haalde zijn zwaar verzegelde brief tevoorschijn.

zondag 7 februari 2016

139. Tegengesteld karakter en weerzin

Direct al voelde hij een flinke vorm van weerzin tegen de man in zich op komen.
“Al moet ik wel zeggen dat je een verrekt ellendige plek voor deze ontmoeting hebt uitgekozen zeg!” ging de man in één ruk verder.
“Ik ben bijna in die vervloekte kloof van je naar de kelder gegaan!” gromde hij narrig.
“Dat was ook de reden waarom ik wat van mijn manschappen hier en daar in de kloof heb gepost.
Ze moesten u helpen door u van aanwijzingen te voorzien.”
“Ha!, ..dat mocht dan ook wel!” gromde Du’ville bars en niet bepaald onder de indruk of zelfs ook maar een spoor van enige dankbaarheid tonend over de attente actie van Thonnon.
“Hoe heb je ooit zo’n verlaten gat als dit ontdekt?”
“Nou dat, .... “ Thonnon wilde hem dit fijntjes gaan uitleggen, maar de man had al reeds geen belangstelling meer voor hem en draaide zich lomp en onbeleefd van hem af.
Hij bekeek met een lichte spot in zijn ogen de bemanningsleden van Thonnon van top tot teen, die nog steeds voor hem in een dubbele rij bij de verschansing stonden opgesteld.
“Goeie genade!, wat heb je in hemelsnaam met je mannen uitgevreten man!
Ik heb zelden zo’n ellendig en armzalig stelletje schooiers aan boord van een Frans marineschip gezien als dit.”
Geërgerd over zijn lompe houding gaf Thonnon hem te kennen dat de reis nu niet bepaald zonder problemen was verlopen.
Enige vorm van tact scheen deze man blijkbaar volkomen vreemd te zijn.
Nog steeds, en dat zonder dat hij daarbij Thonnon aankeek ging Du’ville met enige minachting in zijn stem verder, “Goed!, .. laten we onze zaken vlug zien af te handelen, want ik wil met het volgende tij alweer snel dit ellendige oord verlaten.
Ik stel voor dat je me voorgaat naar je kajuit.”
Thonnon moest zich inhouden om de man niet á la minute van boord te schoppen, en wees hem stijf de richting met zijn hand.
De man stapte voort in de aangegeven richting, gevolgd door zijn beide luitenants.
Maar Thonnon hield hen beide met een besliste blik in zijn ogen tegen.
“Het spijt mij, messieurs, maar dit onderhoud dient strikt vertrouwelijk te blijven tussen uw commandant en mijzelf.
“Wat voor de drommel moet dit nou weer betekenen!” protesteerde Du’ville verontwaardigd.
“Wat denkt u wel, monsieur!, mijn officieren zijn stuk voor stuk betrouwbaar!”
“Daar twijfel ik ook niet aan monsieur de commandant” loog Thonnon “Maar dit zijn uitdrukkelijke orders van hogerhand.”
“Toch wens ik hier niet mee akkoord te gaan!” brieste de man nu pisnijdig.
Onverbiddelijk keek Thonnon de man recht in z’n ogen.
“Dan kunt u hierbij ons onderhoud als beëindigd beschouwen monsieur, en verzoek ik u samen met uw luitenants direct van boord te gaan!” snauwde hij.
“Maar, ...maar, ....dat gaat zomaar niet!
Wie denk je wel dat je voor je hebt!” schreeuwde Du’ville woest.
“Ik heb relaties in hoge kringen, monsieur!, en ik verzeker u dat die uw houding niet ongestraft zullen laten wanneer ze dit verhaal van mij te horen zullen krijgen!”
Thonnon’s geduld was op, ...de maat was voor hem meer dan vol nu hij ook nog eens voor de ogen van zijn gehele bemanning een grote schaamteloze stampij begon te maken.
Die stonden met stomheid geslagen het hele gebeuren wat zich voor hun ogen afspeelden aan te zien.
Slechts een korte knik met Thonnon’s hoofd was al voldoende om zes gewapende mariniers onder leiding van de provoost te doen laten aantreden om de ‘gasten’ gedwongen van boord te laten gaan.
Blijkbaar had dit toch enig afschrikwekkend effect, want direct bond de man, daarbij schichtig om zich heen kijkend, zijn opstandige en luidruchtige betoog in.
“Hee, ho!, zo bedoelde ik het nu ook weer niet!
Kunnen wij er niet samen nog eens rustig onder het genot van een goed glas wijn over praten?”
Maar Thonnon ging hier niet al te graag op in en wilde hem nog even laten zweten om hem eens een lesje te leren.
“Ik had anders sterk de indruk dat wij al met elkaar waren uitgepraat, monsieur!
Alleen al gezien het feit dat u absoluut niet akkoord wenst te gaan met een onderhoud onder vier ogen.”
“Ja!, ..nou, .. eh, ..dat wil zeggen, ...” krabbelde de man naar de juiste woorden zoekend om zo min mogelijk gezichtsverlies te lijden terug.
“M, ..misschien is het toch wel niet eens zo’n slecht idee!
Laten we deze communicatiestoornis even snel vergeten en verder gaan waar we gebleven waren” stelde de man nu zichtbaar zwetend voor.
Thonnon moest grote moeite doen om zijn gezicht in de plooi te houden en niet breed te gaan staan grijnzen vanwege zijn behaalde overwinning.
Maar hij wist bij zichzelf dat hij de man helaas nog nodig had voor zijn eigen doeleinden, en besloot daarom uiteindelijk maar om hem niet nog meer tegen zich in het harnas te jagen.
“Uw voorstel lijkt mij niet eens zo’n slecht idee, monsieur” kon hij er met enige moeite om niet triomfantelijk te grijnzen uitbrengen.
“Goed, .. laat ik u dan maar voorgaan naar mijn kajuit.”
De man volgde hem nu zo gewillig als een lammetje naar de kajuit, waar Thonnon hem een flink glas wijn inschonk.
Even viel er een geladen stilte.
“Kunt u mij vertellen wat de precieze inhoud van uw opdracht is?” vroeg Thonnon hem luchtig in een poging de ongemakkelijke stilte te doorbreken.
“Mijn opdracht is van zeer vertrouwelijke aard monsieur “ pochte Du’ville gewichtig.
“Zelfs ik weet daar niet helemaal het fijne van, maar ik moest alvorens u te ontmoeten in Bordeaux het gerucht laten verspreiden dat er binnen een aantal dagen in het diepste geheim een Engelse lady en haar zoon in de haven zouden aankomen.
Om zeker te zijn dat het nieuws in de hele haven bekend zou worden moest ik dat gerucht heimelijk in al de kroegen doen laten uitlekken.
Naar mijn idee was het blijkbaar de bedoeling dat de Engelse spionnen, die waarschijnlijk vrijwel zeker in de haven aanwezig zullen zijn, hiervan fijntjes op de hoogte gebracht moesten worden.
De reden hiervan laat zich raden, maar het zou me niet verbazen als ze soms een zeker iemand in discredit willen brengen of zo.
Als dat er werkelijk achter zit, dan zijn die lady en haar zoon vanaf het moment dat ze een stap aan wal zetten hun leven niet meer zeker, dat is wat ik je brom.                                                      
Het moest er in ieder geval op lijken dat ze beiden in het geheim succesvol uit Engeland waren ontsnapt, maar dat hun ontsnapping tot overmaat van ramp nu op één of andere manier was uitgelekt.
Hierna kreeg ik de wijziging van onze geheime ontmoetingsplaats door en daarbij de opdracht om de ontmoeting zo snel als maar mogelijk was tot stand te brengen.
Het was vooral van belang om onze geheime ‘gasten’ s’nachts aan de meest zuidelijke pier in Bordeaux aan land te brengen.
Hierbij werd ook nog eens het uitdrukkelijke bevel aan toegevoegd om hen onder geen enkele voorwaarde in handen te laten vallen van de Engelsen.

zaterdag 6 februari 2016

138. Kapitein Du'ville

Gelukkig wist hij ook nog dat de doorgang achter deze bocht vrij breed en goed bevaarbaar was.
Als hij gelijk had moesten ze het moeilijkste nu toch wel zo’n beetje achter de rug hebben.
“Opgelet!” schreeuwde hij naar zijn manschappen.
De bocht kwam nu in zicht, “Attentie voor en achter!”
Hij liet het schip vrij ver rechtdoor uitlopen en hij zag al een aantal maats met een ongeduldige, bezorgde blik zijn richting uit kijken.
In zijn binnenste moest hij glimlachen over hun bezorgdheid, maar hij deed dit juist met opzet, omdat hij er niet geheel zeker van was dat de zeilen zich weer zouden vullen met wind nadat het schip overstag was gegaan.
De kans was daarom niet ondenkbaar dat de zeilen ineens weer bak zouden slaan, aangezien er tussen de rotsen vaak veelvuldig sprake was van windval.
In dat geval zou het schip nog wat ruimte over hebben om te manoeuvreren voordat het op lagerwal terecht zou komen.
Hij stak zijn arm omhoog om de manschappen bij de brassen en de roerganger bij het rad nog eens extra te attenderen.
Hoewel dit, aan de spanning die duidelijk van hun gezichten was af te lezen, niet echt nodig bleek.
“Klaar om te wenden!” hij liet zijn hand vallen “Nu!”
De mannen haalden, opgezweept door de tweede stuurman die op dit moment even de bootsman verving, met een razende vaart de vallen binnen.
De ra’s zwaaiden met donderend geraas over en het roer werd te boord gezet.
Zonder enige problemen draaide het schip vrijwel haaks naar stuurboord en met een paar stevige knallen vielen ook de zeilen weer geheel vol en vervolgde het zijn koers op de andere boegslag.
Hierna verliep het verdere verloop door de kloof zonder al te veel problemen en binnen het half uur konden ze dan eindelijk in de beschutte lagune voor anker gaan.
Thonnon daalde naar het koedek af om de gewonden te gaan bezoeken nadat hij had bevolen het voordek te ruimen van puin en de opgelopen averij te herstellen.
Ook beval hij de stuurman een paar manschappen uit te zoeken die het gevallen puin in de vaargeul moesten zien te verwijderen.
Hierna nam het gespannen wachten op de kotter z’n aanvang.
Tijdens dit alles hadden William en zijn moeder zich niet aan dek laten zien.
Allebei wilden ze in de korte, kostbare tijd die hen waarschijnlijk nog restte, zoveel mogelijk van elkaars gezelschap genieten.
Ze probeerden zich zo goed en kwaad het kon geestelijk voor te bereiden op het moment van afscheid, die tot hun afgrijzen vermoedelijk al hoogstens binnen enkele dagen tijd onafwendbaar voor hen komen zou.
Maar tot hun geluk liet de aankomst van kotter echter een behoorlijke lange tijd op zich wachten.
Thonnon begon zich nu echt zorgen te maken of de commandant van die schuit wel in staat zou blijken te zijn om de voor het oog van zee af gezien vrijwel verborgen doorgang naar de lagune te kunnen vinden.
Hij had zoals volgens plan een expeditie van een man of zeven uitgestuurd om de kloof te verkennen en de kotter met signalen aanwijzingen te geven.
Één van hen was een dag erna weer aan boord teruggekomen om hem te melden dat ze kans hadden gezien de doorgang weer volledig vrij te maken van puin.
Ze hadden inderdaad gebruik moeten maken van het buskruit om de gevallen rotsblokken uit de weg te blazen, maar hadden daarbij kans gezien om deze vrij moeilijke klus snel en vakkundig te klaren zonder dat er opnieuw een lawine aan stenen naar beneden was gekomen.
Alleen van de kotter was volgens hem echter helaas in nog geen velden of wegen een spoor te bekennen geweest.                                                        
Afgesproken werd dat, als hij bij hen in zicht zou komen, er vanaf de westelijke rotswand naar de Monitor geseind zou worden.
Thonnon gaf de opdracht aan de uitkijk om goed uit de doppen te blijven kijken.
Weer een aantal dagen van gespannen wachten en verveling gingen traag voorbij, maar nog steeds was er geen spoor van de kotter te bekennen.
Die schuit zou toch hopelijk niet door de Engelsen zijn onderschept?, vroeg Thonnon zich vertwijfeld en hoogst bezorgd bij zichzelf af.
Ze konden nu toch slechts maar op z’n hoogst een dag of twee extra blijven wachten.
Want de manschappen begonnen nu inmiddels behoorlijk ongedurig van het, voor hun gevoel, uitzichtloze wachten te worden.
Wel had hij van deze wachttijd slim gebruik gemaakt om het schip zo goed en kwaad als maar onder deze omstandigheden mogelijk was op te kalefateren.
Bij inspectie van de boeg was gebleken dat het schip door het stoten op de rotsbodem nog meer was gaan lekken, maar er was wonder boven wonder geen verdere onoverkomelijke schade ontstaan.
Maar na hard werken was ook dit probleem uiteindelijk het hoofd geboden en was de lekkage weer tot het minimum terug gebracht.
Maar desondanks begon het vruchteloos wachten en stilliggen de manschappen nu toch wat parten te spelen.
Er ging dan ook een zucht van verademing door het schip toen eindelijk vanaf de rotsen werd geseind dat de kotter in zicht was.
Enkele uren later lagen de beide schepen tenslotte op een paar kabellengtes afstand broederlijk naast elkaar voor anker, en stapte de commandant van de Wich of Endor, onder het gekweel van de ceremoniële bootsmanfluitjes aan boord van de Monitor om commandant Thonnon die in anciënniteit hoger was dan hij, te gaan begroeten zoals gebruikelijk was.
De manschappen stonden in keurige rijen langs de verschansing in het gelid opgesteld.
Een vrij onsympathiek en slecht verzorgd uitziende man van zo’n, pak’em beet, zevenenveertig jaar oud, stapte nors voor zich uitkijkend en in zichzelf brommend op Thonnon af.
Hij werd op de voet gevolgd door twee even guur en onverzorgd uitziende luitenanten.
Ze salueerden uiterst strak en correct waarna de commandant stijf zijn hand voor zich uit stak.
“Mijn naam is Du’ville, commandant van de op de Britten veroverde kotter Witch of Endor, die nu heden ten dienste is gekomen van zijne geliefde Frankrijks eerste consul Napoleon Bonaparte, om u te dienen monsieur.
Deze twee heren zijn mijn eerste en tweede luitenanten.”
Hij nam niet eens beleefd de moeite hen bij hun naam voor te stellen.
Hierop beantwoorde Thonnon even stram zijn saluut, en schudde hij de man vormelijk de hand.
“Mijn naam is monsieur Thonnon, commandant van de brik Monitor die ten dienste staat van de eerste Consuls Franse marine.
Welkom aan boord messieurs, Ik ben blij u eindelijk aan boord te mogen begroeten.
We waren al bang dat u misschien was onderschept door een Brits fregat of dat u de geheime locatie soms niet kon vinden.”
“Wat denkt u wel van mij, monsieur!, dat ik een geheime ontmoetingsplaats niet zou kunnen vinden?, of dat we te grazen genomen waren door de Britten?                                                        
Ha!, ...dat zouden ze wel willen!, D’r is geen Engelsman die mij te pakken kan krijgen!” lachte hij om zijn eigen opmerking.
Oppassen, dacht Thonnon bij zichzelf, deze vent is een echte opsnijder.

vrijdag 5 februari 2016

137. "Zoek dekking mannen!"

Op het eerste moment leek het alsof het anker zich koppig niet gewonnen zou geven, maar een nieuwe kleine schok gaf te kennen dat hij gelukkig toch uit de rotsbodem was losgekomen.
“Haal snel het anker binnen voordat hij zich opnieuw in de rotsbodem vastbijt!” beval Thonnon.
Doordat het schip nu niet meer werd afgeremd had het de mogelijkheid onder de druk van zeil en stroming vaart te zetten.
Hierdoor kreeg het roer meer vat en begon de steven naar bakboord te draaien.
“Midscheeps je roer!”
De boegspriet schoof nu rakelings langs de steile rotswand.
Links en rechts daarvan plonsden, daarbij hoge fonteinen opwerpend, grote zware stukken rots in de kolkende stroom.
Ook de achtersteven scheerde nu rakelings langs de scherpe uitstekende rotspunten.
Dit was echt geluk bij een ongeluk besefte Thonnon opgelucht.
Helaas hadden zij dat geluk aan de bakboord boegzijde niet, waar nu een waar bombardement van middelmatige en kleine rotsblokken ontstond doordat de hele richel in zijn volle breedte bezig was het te gaan begeven.
Velen van die keien konden het voordek bereiken doordat ze in de snelheid van hun val ver van de rotswand weg stuiterden.
Het stortregende nu letterlijk keien op het voordek.
“Zoekt dekking mannen!” probeerde Thonnon nog boven het donderende geraas van het vallende puin uit te komen.
Maar het was al te laat!
Verscheidene mannen werden door de stukken steen bedolven en sloegen hevig bloedend aan hoofd en schouders tegen het dek, waar ze direct begraven werden onder centimeters dik puin, stof en zand.
Het schip draaide eindelijk helemaal af en schoof het met een flinke vaart door de nu nog maar zeer krappe doorgang.
Enkele stenen kletterden nog tegen de bakboordzijde van het schip wat hier en daar nog wat onbetekenende putten in het hout veroorzaakte.
Maar ze waren er nog niet!
De roerganger had nu weer goed grip op de bewegingen van het schip en hield op het midden van de geul aan.
Na opnieuw enkele zeer harde,doffe, krakende knallen, kwam nu de totale richel bestaande uit tonnen puin en enorme rotsblokken met een ontzagwekkend donderend geraas als in slow-motion achter hen naar beneden zetten!
Er ontstond een enorme waterzuil en door de drukgolf, die tevens gepaard ging met een ware vloedgolf, werd de achtersteven van de brik hoog opgenomen, waardoor de boeg diep in de golven werd gedrukt en daarbij enorm veel water overnemend krakend in al zijn voegen de scherpe rotsbodem schampte.
Schreeuwend om hulp moest de roerganger zich tot het uiterste inspannen om het nu snel voortrazende schip recht en in het midden van de geul te houden.
Ondanks dat hij er met zijn hele lichaamsgewicht tegenaan hing dreigde het stuurrad door de enorme krachten, die de vloedgolf op het roerblad uitoefende, uit zijn handen geslagen te worden.
Dit zou zeker alsnog het einde betekenen voor schip en bemanning.
Als het rad ging staan rondtollen, zouden ze stuurloos dwars op de golf komen te liggen en het schip worden verpletterd tegen de rotswanden.
Vlug sprongen een aantal manschappen, waaronder Thonnon zelf, de man bij.
Met z’n vieren gelukte het ze uiteindelijk om het rad onder controle te houden.
De voorsteven kwam moeizaam weer uit de golven tevoorschijn, waardoor het schip nu gelukkig weer goed bestuurbaar werd.
De mannen aan het roer haalden opgelucht adem nu het grootste gevaar leek te zijn geweken.
“Bootsman!, ga met een paar man zo snel mogelijk naar voren om die arme drommels daar te helpen en de schade op te nemen.
Breng ze zo snel mogelijk benedendeks en kom daarna rapport uitbrengen!”
“Tot uw orders, commandant!”
Thonnon bestudeerde door zijn kijker de situatie achter hen en trachtte, door de wolken van stof heen, te bepalen of de doorgang nu volledig was geblokkeerd door het gevallen puin.
Als dat het geval bleek te zijn dan was dit opnieuw weer een zeer ernstige tegenvaller.
Dat zou betekenen dat hun terugweg was geblokkeerd en ook de kotter zou in het donker ernstig gevaar kunnen lopen om op het puin te stranden.
Om dat te voorkomen moesten ze op één of andere manier de boel zien op te blazen, bedacht hij somber.
Hij begon zo langzamerhand spijt als haren op z’n hoofd te krijgen dat hij zo stom was geweest om voor zo’n ellendige locatie als deze te kiezen.
Er rustte schijnbaar geen enkele zegen op deze reis.
Van begin af aan was het niets anders dan één grote opeenstapeling van ellende geweest.
Tot zijn verassing bleek het echter dit keer toch nog iets mee te vallen.
Inderdaad was de hele boel naar beneden komen zetten, maar het leek hem toe dat de rotsblokken dicht tegen de wand waren blijven liggen.
Misschien kon dit wel betekenen dat er mogelijk toch nog een weliswaar zeer nauwe, maar vrije doorgang was over gebleven.
Alleen de brandende vraag was of de geul nog wel diep genoeg zou zijn.
Hij besloot om er zo snel als maar mogelijk was een patrouille over land op af te sturen.
Zodra ze in de lagune voor anker gingen zou hij ze direct op pad sturen, nam hij zich voor.
Die moesten voor de zekerheid dan maar het nodige buskruit met zich mee nemen zodat, indien het toch nodig bleek te zijn, ze de boel meteen maar uit de weg konden blazen.
Volgens zijn berekeningen restte hen maar weinig tijd.
De doorgang moest absoluut weer volledig vrij worden gemaakt.
Het was sowieso wel nuttig om daar een aantal mannen te posten, want zij zouden de kotter uitermate waardevolle aanwijzingen kunnen geven.
Het moesten natuurlijk wel mannen zijn die wisten wat ze deden, want deze klus zou niet bepaald eenvoudig zijn.
Ze moesten onder andere de boel zien weg te blazen zonder dat er nog meer puin via de rotswanden naar beneden zou komen.
Als ze het verprutsten dan kwamen ze hier nooit en te nimmer meer met hun schuit vandaan.
Hij rilde bij de gedachte.
Dat moest er niet ook nog’es bijkomen zeg!.
Maar goed, dat was even voor latere zorg.
Hij moest zich nu goed concentreren om het schip verder veilig door de nauwe kloof te loodsen.
Hij wist zich nog goed te herinneren dat er over enkele ogenblikken weer een vrij scherpe bocht naar stuurboord kwam.
“Maak je klaar om te wenden over de stuurboordboeg!”
Gespannen wachtte de manschappen op zijn teken.

donderdag 4 februari 2016

136. D'r op of d'r onder!

Opnieuw vuurde de bootsman zijn mannen luidkeels schreeuwend uit volle borst aan.
Het klikkende geluid van de kaapstander klonk voor Thonnon als muziek in z’n oren. Langzaam kwamen de kabels krakend snaarstrak te staan.
Gespannen volgde hij de vorderingen op de voet.
Langzaam maar zeker begon de voorsteven van de brik naar bakboord af te zwaaien.            
Maar bezorgd rees bij Thonnon nu de vraag of de enterhaken zich wel in voldoende stevige ondergrond hadden vastgezet om deze geweldige trekkracht aan te kunnen.
Als de haken vroegtijdig mochten losschieten was alle moeite tevergeefs geweest.
Sterker nog, ... ze zouden dan vrijwel zeker direct op de rotsen lopen.
En zelfs als ze er ooit in mochten slagen om er zonder schade af te komen,
( hetgeen hij echter vrijwel als onmogelijk achtte), dan bleef er nooit meer genoeg tijd over om de lagune met dit tij nog te kunnen halen.
Hij moest maar niet al te lang over dit doem scenario nadenken vond hij, en zich nu volledig concentreren op de goede uitvoering van de operatie.
Hij liep naar het hek van de achterspiegel, waar hij tevens een oogje op de beide achter ankerkabels kon houden.
Ook als die het plotseling begaven waren ze reddeloos verloren.
Zouden de kabels ondanks de zware vermeerdering van trekkracht wel standhouden?
Zo niet, dan zou de achtersteven door de geweldige sterke stroming met een enorme dreun tegen de scherpe rotspunten zwaaien.
Maar alles scheen tot op heden nog steeds erg goed te blijven gaan.
De boeg draaide meer en meer naar bakboord en lag nu bijna in de positie waarin Thonnon hem graag wilde hebben.
De kolkende stroming stuwde het water en opspattende schuim nu hoog tegen de bakboordzijde van het schip.
De trekkracht die op de kabels werd uitgeoefend moest wel gigantisch groot zijn.
Plotseling hoorde Thonnon een onheilspellend gerommel en zag hij tot zijn grote schrik een aantal grote rotsblokken loskomen, die vervolgens daarop met donderend geraas in wolken van stof en kleine puindeeltjes langs de rotswand naar beneden stortte!
Blijkbaar lagen de haken verankerd in rollend gesteente en was de boel nu door de geweldige trekkracht aan het loskomen!, concludeerde hij verschrikt.
Vol afgrijzen zag hij opnieuw kleine scheuren in de richel ontstaan.
Donders!, .. hij had geen andere keuze meer, hij moest nu snel handelen!
Het schip lag nog niet geheel in de juiste positie, maar ze konden niets anders meer doen dan het er maar op te wagen!
“Zet twee man met bijlen bij de voor en achtersteven!
Let op!, want ze moeten gelijktijdig en direct op mijn teken alle kabels kappen.
Laat de zeilen weer volbrassen!” bulderde hij gejaagd maar toch niet paniekerig.
Opnieuw ontstond er een onheilspellend gerommel, en verbijsterd zag hij weer een flink stuk van de richel afbreken en met donderend geraas naar beneden komen zetten.
Twee van de enterhaken werden in de kleine lawine luid rinkelend meegesleurd en stuiterden langs de rotswand naar beneden, waar ze tenslotte samen met de rotsblokken in een zuil van hoog opspattend water voorgoed verdwenen.
Door die lawine werd ongelukkigerwijs ook nog een kabel van een derde haak geraakt, waardoor die onder de enorme druk met een grote knal brak.
Het voorschip werd nu nog maar slechts door één haak in positie gehouden!
De mannen werkten zich uit de naad om de zeilen in een recordtijd vol te brassen.
Met een geweldig geraas zwaaiden de ra’s van de bovenbramzeilen om.
Ook de kluivers werden snel naar de wind gezet om te proberen zo snel mogelijk de druk op de kabel van de enterhaak te verminderen en de boeg van de rotsen aan stuurboord weg te houden.
Kostbare seconden tikten weg voordat de zeilen met luide knallen zich goed bol vulden met wind.  Thonnon begreep heel goed dat hij de kabels vrijwel gelijktijdig zou moeten laten kappen om te voorkomen dat het schip alsnog door de stroming dwars getrokken zou worden.
Maar eigenlijk wilde hij niet de beide achterankers opgeven en toch nog proberen er minstens één te redden.
Er was helaas geen mogelijkheid om hem nog via de kaapstander binnen te krijgen.
Dus de enige mogelijkheid die er over bleef, was om te proberen hem er met het schip uit te varen.
Het eerste anker lag verder dan het tweede.
Als hij de tweede ankerlijn een aantal meters liet vieren en de eerste daarna snel liet kappen, zou het schip hopelijk in staat blijken te zijn door die vrije meters voldoende snelheid en kracht te ontwikkelen om het anker met een ruk uit de rotsbodem los te wrikken.
Maar mocht dit echter niet het geval blijken te zijn dan werd het schip ineens met een grote schok geremd, waardoor zelfs zijn masten konden afbreken als luciferhoutjes en vervolgens de voorsteven waarschijnlijk onverbiddelijk door de stroming tegen de rotsen geslagen zou worden.
Toch besloot hij dat hij het er op moest wagen!
Hij kon zich simpelweg het verlies van al zijn ankers niet veroorloven, en wist dat hij het anker op de terugweg en in de lagune hard nodig zou hebben.
Razendsnel legde hij zijn plan in het kort aan de bootsman uit.
Die knikte begrijpelijk en gaf die gegevens direct snel door aan de man die met zijn bijl al reeds positie had genomen bij de beide ankerkabels.
“Opgelet!” bulderde Thonnon gespannen.
Zijn woorden werden echter ruw onderbroken door doffe knallen en hevig diep krakende geluiden!
In de overhangende richel ontstonden nu zichtbaar grote scheuren en het was duidelijk dat hij binnen enkele ogenblikken in z’n geheel zou gaan afbreken!
“Kap de kabels!, ... snel, ..snel!” brulde Thonnon.
Met doffe houwen werden de kabels van de voorsteven en die van het eerste achter anker doorgekapt.
Het schip begon gelukkig vrijwel meteen vaart te maken.
De roerganger probeerde zoveel mogelijk bakboord aan te houden om van de rotsen aan stuurboord weg te blijven.
Maar het achterschip werd door de sterke stroom weggezet, waardoor nu het gevaar groot was dat het alsnog met grote kracht tegen de rotsen zou slaan!
Tevens ontstond het gevaar dat de boegspriet langs de rotsen aan bakboord schuurde waardoor ze hem samen met de kluivers zouden verspelen.
“Hard stuurboord je roer!” bulderde Thonnon boven al het geraas uit.
Maar het schip reageerde slechts traag en dreigde nu over enkele ogenblikken zelfs zowel met zijn boegspriet aan bakboord als met zijn achtersteven aan stuurboord de rotsen te gaan raken, waar nu tot overmaat van ramp ook nog eens met donderend geraas grote stukken rots in een grote wolk van stof die het zicht volledig ontnam, naar beneden begonnen te komen.
Plotseling werd het schip met een schok geremd door het overgebleven tweede anker, waardoor het voorschip met een ruk naar stuurboord begon af te zwaaien.
“Bakboord je roer!“ bulderde Thonnon naar de roerganger.

woensdag 3 februari 2016

135. kantje boord

Even later was de man druk in de weer met het verzamelen van de enterhaken en het prepareren ervan.
“Laat de konstabelsmaat verzoeken direct bij mij te komen!” bulderde Thonnon.
Zodra de man maar koud voor hem stond stak hij met zijn verhaal van wal.
“Luister goed!, Ik wil dat je straks met de draaibas een paar enterhaken op die richel daar gaat schieten. Wat denk je?, gaat dat je lukken?”
De man keek even verbaasd op maar aarzelde geen moment.
Jazeker commandant, ik denk dat zoiets me wel gaat lukken.
Ik zal alleen moeten zien uit te vinden hoeveel kruit ik daarvoor moet gebruiken.”
“Mooi” gromde Thonnon tevreden.
“Maak alles gereed en meld het me wanneer u hiermee denkt klaar te zijn."
"Tot uw orders commandant!”                                                        
De man was nog niet weg of Thonnon brulde om de bootsman.
Ook die verscheen eveneens snel ter plekke en ook aan hem werd het plan en zijn taak uitvoerig uitgelegd.
Zo, dan restte er nu niets anders meer dan geduldig te wachten totdat alles gereed was voor actie!
Ze moesten er nu wel enige haast achter gaan zetten, want over niet zo’n gek lange tijd zou het tij alweer gaan verlopen waardoor de problemen dan helemaal niet meer te overzien zouden zijn.
Thonnon berekende in zichzelf dat, als alles volgens plan zou verlopen, ze er nog zeker een uur over zouden doen voordat ze uiteindelijk de lagune konden bereiken.
Door deze enorme tegenslag hadden ze ongelofelijk veel tijd verloren, en het zou kantje boord worden om het nog binnen de gestelde tijd te kunnen redden.
Binnen nog geen kwartier werd aan Thonnon gemeld dat alles in gereedheid was gebracht. De spanning steeg ten top.
Werd zijn plan een mislukking dan zouden ze geen tijd meer over hebben om nog een volgend plan ten uitvoer te kunnen brengen.
Volgens hem kon hij überhaubt al geeneens een nieuw plan meer bedenken, bedacht hij cynisch.
Het was er op, .. of eronder!
Hij hoopte vurig met heel zijn hart dat zijn plannetje toch maar mocht slagen.
De konstabelsmaat stond bij de draaibas en mat rustig en beheerst het, naar zijn idee, benodigde kruit af.
Er werd hem door de scheepstimmerman een enterhaak aangereikt waaraan kunstig een lang dik touw en een precies in de loop van het kanon passend stuk rondhout aan bevestigd was.
De konstabelsmaat woog hem geconcentreerd in zijn hand, voegde daarna nog wat kruit toe en laadde vervolgens daarmee de draaibas.
De kunst was nu om precies zoveel kruit te gebruiken dat de enterhaak de afstand overbrugde zonder dat het daaraan bevestigde rondhout zou versplinteren.
De maat richtte vervolgens nauwkeurig de loop op de richel en vuurde het stuk af.
Velen ogen volgden het projectiel dat in een flauwe boog in de richting van zijn doel schoot.
Maar de snelheid was helaas te laag waardoor de enterhaak al snel hoogte verloor en zeker een meter of twaalf langs de steile rotswand naar beneden kletterde en hij vervolgens in de golven verdween.
“Haal hem weer zo snel mogelijk binnenboord!” bulderde Thonnon.
Hij hoopte maar dat de haak zich niet ergens in vast had gebeten en daardoor voor hen verloren zou zijn.
Dit bleek gelukkig niet het geval te zijn.
Beheerst werd de draaibas opnieuw klaargemaakt voor een volgend schot.
Ditmaal werd er door de konstabelsmaat wat meer kruit toegevoegd dan bij de poging daarvoor.
Vervolgens werd het rondhout, met daaraan de enterhaak, zorgvuldig in de loop geschoven en werd hij voor een tweede poging op de richel gericht.
 Waarschijnlijk had de konstabelsmaat bij de eerste poging onvoldoende rekening gehouden met het gewicht van de lange kabel die de enterhaak in zijn vlucht met zich mee moest voeren.
Als het de man een keer zou mogen lukken om er één op de richel te krijgen, dan zou daarna de rest een heel stuk eenvoudiger voor hem te zijn.
Want dan wist hij precies hoeveel kruit hij moest gebruiken.
Het tweede schot ging luid bulderend af.
Door de rook heen volgden velen ogen opnieuw het projectiel.
Maar ditmaal vloog het met grote vaart hoog boven de richel tegen de rotswand te pletter en stortte het vervolgens daarna luid rinkelend vele meters langs de rotswand weer naar beneden.
Toch haalde men vol hoop de kabel voorzichtig in maar, zoals ze al eigenlijk hadden gedacht, vond de haak nergens enige grip.
Blijkbaar was de haak door de hevige klap volledig verbogen geraakt, was de conclusie, die enige minuten later dan ook bevestigt werd op het moment dat hij aan boord werd gehesen.
Er begonnen nu toch wel duidelijk zichtbaar enige grote zweetdruppels op het glimmende voorhoofd van de konstabelsmaat te ontstaan.
De man trok de doek die om zijn hals zat geknoopt met een zenuwachtige snelle ruk wat losser, zodat hij wat vrijer adem kon halen.
Opnieuw werkte hij het hele ritueel af en volgde men met ingehouden adem het afgeschoten projectiel, met in zijn kielzog de lange dikke kabel die als een reuzenslang achter de haak heen en weer kronkelde in zijn luchtstroom..
De haak vloog in een hoge boog recht op z’n doel af en verdween vervolgens keurig achter de richel.
De mannen juichten de konstabelsmaat geestdriftig toe die alle lof dankbaar en bescheiden in ontvangst nam.
Het was dan ook werkelijk een meesterlijk schot.
Maar de vraag was nu, ... zou de haak ook enige houvast kunnen vinden?
Behoedzaam werd de kabel beetje bij beetje binnen gehaald.
In spanning wachtte men af of de haak ergens stevig achter bleef haken.
Na enkele minuten die voor hun gevoel wel uren leek te duren bleek dat inderdaad het geval te zijn.
Thonnon gaf opgelucht bevel om de kabel door het kluisgat naar de kaapstander te leiden.
In de volgende vijftien minuten zag de konstabelsmaat kans om nog eens drie haken op de richel te schieten.
Al deze kabels werden door het kluisgat in de voorsteven naar de kaapstander gevoerd.
Thonnon had graag gewild dat er ter hoogte van de achtersteven hetzelfde gedaan had kunnen worden.
Maar er bleek geen enkele mogelijkheid te zijn om de haken daar aan de loodrechte steile rotswanden te bevestigen.
Maar nu waren ze waarschijnlijk wel in staat om door middel van de kaapstander de kabels binnen te halen, waardoor het schip hopelijk fors met zijn boeg naar bakboord uit zou zwaaien.
“Mannen!, als de donder aan het werk!
Laten we aan deze lastige situatie nu maar eens snel een einde gaan maken!” brulde Thonnon zijn mannen opjagend toe.
Vele blote voeten klepperden over het dek toen de mannen in draf naar de kaapstander renden.

dinsdag 2 februari 2016

134. In de penarie

De afstand tussen de rotsen en het schip moest op z’n minst worden verdubbeld, rekende hij, wilden ze voldoende ruimte hebben om onbeschadigd uit deze penibele situatie weg te komen.
Zonder die minimale afstand was het vrijwel onmogelijk om van de scherpe uitstekende rotspunten weg te zeilen.
Zoals het er nu voor stond zou, voordat er voldoende druk op de zeilen kwam te staan, zijn schuit al snel door de kolkende stroming op de rotsen zijn gezet.
Hij kankerde hartgrondig in zichzelf voor het maken van deze stomme fout, hij kon zichzelf wel voor z’n kop slaan!
De keer dat hij hier eerder was geweest had hij deze rotspartij vrij eenvoudig kunnen omzeilen.
Maar toegegeven, dat scheepje wat hij toen commandeerde was dan ook een heel stuk kleiner en wendbaarder geweest dan deze brik met averij.
Ook had het scheepje een stuk minder diep gestoken, wat hem toen in staat had gesteld om zeer snelle manoeuvres uit te voeren, wat op een plek als deze van essentieel belang was.
Hij verwachtte dan ook dat de kotter, die ook fors kleiner en wendbaarder was dan deze brik, een stuk minder problemen zou ondervinden dan zijzelf.
Stom, hij had natuurlijk al veel eerder bakboord moeten aanhouden.
Dan hadden ze het waarschijnlijk nog net kunnen halen.
Maar ja, daar was het nu te laat voor, gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer.
Hij moest zijn kop erbij zien te houden, en zo snel mogelijk uit deze benarde situatie weg zien te komen.
“Bootsman!, laat de ankerkabels naar de achterkaapstander leiden en beman die met zoveel mogelijk manschappen.”
De bootsman tikte aan zijn pet. “Tot uw orders!”
Haastig verzamelde hij de benodigde mannen en ging hij vervolgens snel aan het werk om de order uit te gaan voeren.
Thonnon wilde gaan proberen, mede met de druk van de bakstaande zeilen, via de achterkaapstander de ankerkabels voorzichtig in te halen.
Hij hoopte op deze manier een meter of tien en het liefst nog wat meer, achterwaarts tegen de stroom in te kunnen komen.
Binnen een half uur van hard werken was de boel gereed om een eerste poging te gaan wagen.
Iedereen die maar enigszins gemist kon worden was aangetreden voor de komende krachtsinspanning.
Thonnon nam hoogstpersoonlijk de leiding over de operatie.
De mannen zetten zich schrap en begonnen na het teken van hun commandant uit alle macht en met hun volle gewicht van hun lichamen tegen de spaken van de kaapstander aan te duwen.
De kaapstander begon even snel te klikken, maar al na korte tijd werd dit klikkende geluid trager en trager en hield het na verloop van nog geen halve minuut zelfs volledig op.
De bootsman vuurde de manschappen scheldend en dreigend met zijn klappende eindje touw aan.
Maar hoe ook de als otters zwetende mannen hun best deden, ze kregen de kaapstander met geen mogelijkheid nog een klik verder.
Thonnon schatte, teleurgesteld over het magere resultaat, dat het schip op z’n hoogst slechts enkele meters achterwaarts was komen zetten.
Verbeten naar de strakgespannen ankerkabels kijkend begreep hij al snel dat het op deze manier een vrij hopeloze zaak zou worden.
Wat ze ook probeerden, de kaapstander produceerde vanaf dat moment geen enkele klik meer.
Grommend van nijd en bittere teleurstelling wendde Thonnon zich af en ging hij, na het bevel aan de bootsman overgegeven te hebben, aan dek om het probleem nog eens rustig in zichzelf te overdenken.
Waarschijnlijk zou er helaas niets anders opzitten dan te wachten tot het tij zou keren en het eb werd, waardoor ze hopelijk vanzelf weer door de krachtige stroom achterwaarts gesleurd zouden worden.
Maar de kans dat ze daardoor zouden vastlopen was vrijwel zeker.
Het rustig afwachten op de ankers was nu ook niet echt bepaald zonder risico en met deze scherpe rotsige bodem zelfs uitermate onwenselijk.
Thonnon pijnigde zijn getergde hersens met de vraag hoe ze, voordat het tij zou keren, uit deze ellendige positie weg konden komen.
Hij keek naar de kolkende stroming die onder hem langs het schip stroomde, hetgeen zijn conclusie helaas alleen maar pijnlijk bevestigde.
Vervolgens dwaalden zijn vermoeide ogen zoekend langs de hoge steile rotswanden die hen dreigend omringden, alsof hij daar de oplossing van zijn probleem zou kunnen vinden.
Geërgerd over het teleurstellende resultaat van al hun inspanningen begon hij vervolgens rusteloos peinzend over het kampanjedek heen en weer te benen.
Hoe konden ze hier in vredesnaam toch heelhuids uit zien te komen?
Opnieuw bekeek hij de situatie nog eens van alle kanten.
Ze hadden wel iets aan ruimte gewonnen maar, zoals al gezegd, veel te weinig om op tijd de manoeuvre naar bakboord te kunnen maken voordat het zeil voldoende druk zou hebben opgebouwd en dat het schip zou gaan luisteren naar zijn roer.
Maar, als ze op de één of andere manier het schip tot op zo’n tien tot vijftien meter naar bakboord konden zien te werken, zouden ze misschien een goede kans van slagen hebben om net vrij van de uitstekende rotspunten te komen.
Hmm, dit idee opende misschien wel een nieuwe mogelijkheid.
Ineens ging er bij hem een lichtje op en gingen zijn ogen gejaagd zoekend langs de rotswanden.
Hij hoopte een rand, richel of spleet in de rotswand te vinden waarin hij een paar enter haken zou kunnen bevestigen.”Mijn kijker!” beval hij kort.
 Uiteindelijk na enig zoeken vond hij wat hij zocht.
Op zo’n veertig meter van hem vandaan ontdekte hij een vooruitstekende overhangende richel die hem wel geschikt leek voor zijn doel.
Maar er was een probleem, de te overbruggen afstand was namelijk veel te groot!
Geen mens kon zo ver met een enterhaak werpen.
Ook zwemmen was door de enorme stroming die er stond geen optie.
Gejaagd om zich heen kijkend zocht hij de oplossing voor het probleem.
Zijn oog viel op de draaibas die op zo’n meter of vijf bij hem vandaan stond.
Natuurlijk!, dat was de oplossing! Hij sloeg verheugd met zijn vuist in zijn hand en gaf luid bevel om als de gesmeerde bliksem de scheepstimmerman te verzoeke bij hem te komen.
Toen die uiteindelijk een paar tellen later hevig hijgend voor hem ten tonele verscheen, begon hij direct aan hem zijn plan uiteen te zetten.
De man knikte aan het eind van het verhaal bedachtzaam zijn hoofd.
“Dat moet mogelijk heel goed te doen zijn commandant, ik ga er direct mee aan de slag!”

maandag 1 februari 2016

133. Door het oog van de naald

Maar nu had hij genoeg staan dagdromen, het was de hoogste tijd zich te gaan concentreren op zijn taak het schip veilig binnen te krijgen.
Behoedzaam liet hij de Monitor koers zetten in de richting van de kust.
Naarmate het schip vorderde, werd het bulderen van de kolkende branding duidelijker hoorbaar.
“Achttien!” werd er vanaf de bakboordzijde geroepen door een van de loders.
“Rotspunten schuin over stuurboord!” riep een ander vervolgens.
“Twee streken bakboord!”beval Thonnon aan de roerganger.
Hij wilde rekening houden met onzichtbare uitlopers van de rotsen die mogelijk onder water doorliepen.
“Twee streken bakboord” herhaalde de roerganger gespannen.
Langzaam aan naderde het schip de branding, wat duidelijk te voelen was aan het toenemende stampen van het schip.
“Zeventien!” galmde de loder weer, terwijl hij de drijfnatte loodlijn weer binnenhaalde.            
“Branding zeventig meter voor ons!”
Het dreunen van de beukende, hoog opspattende branding die met enorme kracht opgestuwd werd door de smalle doorgang, werd nu overdonderend en oorverdovend.
Nog even, dan zou het schip door de woeste golven worden gegrepen en met geweld de inham worden in gesleurd.
Dan was het van het grootste belang om het schip ondanks al deze natuurkrachten toch onder controle te houden.
Zouden ze onverhoopts toch een bank of rif raken, dan zou er zo goed als niets van de bodem van het schip overblijven.
En mochten ze op de één of andere manier niet goed roer weten te houden en daardoor dwars op de golven komen te liggen, dan was het welhaast zeker dat ze verpletterd zouden worden tegen de hoge scherpe rotswanden, die hoog boven hen uit tornden.
Thonnon besefte terdege dat iedereen hier aan boord dan reddeloos verloren zou zijn.
“Zestien!“ schreeuwde twee loders vrijwel tegelijk boven het geluid van de bulderende branding uit.
Het ging er nu om spannen, begreep Thonnon.
Want als ze eenmaal gegrepen werden door de branding, zou de diepte zeker voor een minuut of vijf tot tien niet meer secuur te meten zijn.
“Vijftien!” werd er opnieuw geschreeuwd, hetgeen onheilspellend aangaf dat het nu gevaarlijk snel ondieper begon te worden.
Normaal stak zijn schip ongeveer zo’n elf voet diep.
Maar hij hield voor de zekerheid nu maar ruim twaalf tot dertien voet aan.
Binnen slechts enkele ogenblikken zouden ze door de ruige branding worden gegrepen.
Een weg terug was er niet meer, “Zet je schrap mannen!”
Het schip werd plotseling hoog opgenomen door de machtige branding.
Langzaam krakend in al zijn voegen rees de achtersteven van het schip omhoog.
Direct werd het schip tot aan zijn marsen omhuld door hoog opspattend schuimend zeewater waardoor minuten lang alle zicht volkomen ontnomen werd.
Ze voelden dat ze door de golf dieper de inham werden in gesleurd.
Het was nu zaak om het schip recht op de golfkam te houden, wat door de enorme krachten op het roer nu niet bepaald eenvoudig bleek.
Plotseling kwam het schip weer uit de muur van water en schuim tevoorschijn, waardoor er weer enigszins zicht op de situatie kwam.
Dreigend torenden de rotsen hoog boven de beide zijden van het schip uit.
Thonnon schatte voor zichzelf de ruimte tussen de beide hoge wanden.
Het besloeg volgens hem niet veel meer dan op z’n hoogst twee scheepslengtes.
Hij werd opgeschrikt door een maat die luidkeels alarm sloeg.
“Alarm!, alarm!, klippen op vijfenzeventig meter recht vooruit!”
“Bakboord je roer!“ bulderde Thonnon, terwijl hij uit alle macht probeerde de klippen met zijn ogen te ontdekken.
Hij staarde ingespannen naar de aangegeven richting.
Ah!, daar waren ze!
Het bleek een strook massieve rots met grote uitstekende punten te zijn.
Als ze daar op vast liepen, dan zouden ze als het ware als een haantje aan het spit worden gespietst.
Tergend langzaam begon het voorschip van de dreigende uitstekende rotspunten weg te draaien.
Maar dat ging volgens Thonnon niet snel genoeg!
Op deze manier zouden ze het op zeker niet halen!
“Laat als de bliksem de fokkemast tegenbrassen!”
Met grote snelheid werd zijn order door de manschappen uitgevoerd.
Thonnon besefte heel goed dat als ze het uiteindelijk toch nog wilde halen, ze haast werkelijk door het oog van de naald moesten zien te kruipen.
Langzaam begon de snelheid van het schip wat te vertragen.
Maar de kolkende stroming sleurde het schip nog steeds even meedogenloos met zich mee.
“Mannen naar voren om het schip af te houden! , en werp de achterankers uit!”
Razendsnel plonsden hierop de ankers in zee.
In angstige spanning wachtte iedereen af wat er ging gebeuren.
Tot hun schrik bleven de ankers krabben en zag het er naar uit dat ze aan stuurboordzijde vol op de klippen zouden gaan lopen.
De mannen dromden aan die kant samen met allerlei lange stukken waarloos rondhout om daarmee uit alle macht te proberen het schip van de rotsen te houden.
Maar iedereen besefte wel bij zichzelf dat het vrijwel ondoenlijk zou zijn om op die manier een schip van een groot tonnage als de monitor af te houden.
Met ingehouden adem wachtte men op de schok.
Maar tot hun geluk kregen de ankers alsnog grip en beten ze zich in de bodem vast.
Met een enorme ruk kwamen de ankerkabels snaarstrak te staan en kwam het schip, mede geholpen door de bakstaande zeilen van de fokkemast, op nog geen dertig meter van een uitstekende rotspunt tot stilstand.
Iedereen haalde even opgelucht adem.
Maar de ankerkabels kraakten vervaarlijk!
Het was duidelijk dat ze beiden een grotere kracht te verduren hadden dan waar ze eigenlijk voor berekend waren.
Als ze de ankers zouden verspelen liepen ze alsnog op de rotsen, al was het dan wel met een minder grote kracht en snelheid dan daarvoor.
Maar toch de al reeds gehavende bodem zou hierdoor zeker lekstoten of zelfs een aantal meters door de puntige rotsen worden opengereten.
Ze moesten op één of andere manier de afstand tot de rotsen zien te vergroten, maar het was door de woeste stroming onmogelijk het schip alleen op de bakstaande zeilen te laten deinzen. (achteruit te laten varen)
De wind was daar vanwege de hoge rotswanden veel te onbestendig voor.
En bovendien was Thonnon ook nog eens bang dat de stroming sterker zou zijn dan de winddruk op het zeil.
“Breng direct nog twee andere achterankers uit!” beval hij gejaagd.
Hij dacht nu koortsachtig na over het grote probleem waarin ze nu verzeild waren geraakt.

zondag 31 januari 2016

132. Verborgen lagune

Zouden ze hier dan toch op de verkeerde plaats liggen rondzwalken?
Hij liet aan de buitenkant zijn teleurstelling en onzekerheid natuurlijk niet blijken.
Stoïcijns bleef hij door zijn kijker heen staan turen.
Maar de manschappen keken nieuwsgierig zijn richting uit, uiterlijk verbaasd omdat hij geen opdracht gaf om de kust te naderen.
Maar hij kon om zijn gezicht te redden toch moeilijk het gehele schip en zijn bemanning moedwillig in gevaar brengen.
In z’n binnenste was hij narrig op zichzelf omdat hij nu iedereen veel te vroegtijdig in gereedheid had laten brengen.
Maar ja, het was dan ook al weer jaren geleden dat hij hier voor het laatst zelf was geweest.
En dat was ook nog eens in het geval dat hij op de run was voor de Engelsen.
Om toen aan hen te ontsnappen had hij ten einde raad maar de gevaarlijke ondieptes en riffen opgezocht.
Bij puur toeval had hij deze inham ontdekt en zich daarin schuil weten te houden voor de twee Britse schepen die toen naarstig naar hem op zoek waren geweest.
Maar waar lag nu die ellendige inham ook alweer precies?
Hij was al bang dat hij aan Surcouf de verkeerde informatie had meegegeven.
Dat zou een enorme ramp zijn, want dan zal de commandant van de kotter hem onmogelijk kunnen vinden.
 Zijn hart kromp ineen bij de gedachte.
Dan zou de missie alsnog op een fiasco uitlopen, bedacht hij bitter.
Een aantal spannende minuten gingen voorbij, waarbij zijn twijfels meer en meer toenamen.
Zijn hart sprong dan ook op van vreugde toen hij even later uiteindelijk toch de inham door zijn kijker lokaliseerde.
Hij kon tot zijn grote opluchting aan de noordkant van de inham de markante vorm van de rots onderscheiden waar hij zo naar op zoek was.
Het was inderdaad precies zo zoals hij het zich herinnerde.
Alleen leek het hem toe, dat de inham veel smaller was dan dat hij zich had voorgesteld.
Hij bestudeerde grondig de branding door zijn kijker die voor hem enkele riffen nu wat beter zichtbaar maakte.
Maar hij wist dat er nog heel wat meer verraderlijke riffen onder de woelige waterspiegel verborgen lagen.
Hij bestudeerde uitvoerig de wind en stroming.
Ze hadden nu het tij tegen, waardoor het voor hen onmogelijk was de inham te bevaren.
“Luitenant!, breng het schip in de wind!, en laat tegenbrassen.
En geef om de tijd wat te doden de mannen maar een extra oorlam.”
“Tot uw orders commandant“ klonk het verrast over dit onverwachte buitenkansje.
“Hmphff “ gromde hij binnensmonds, hij moest toch wat doen om zijn gezicht nog enigszins te redden.
Ze hadden het tij jammer genoeg net gemist, en pas over een flink aantal uren zou er weer een mogelijkheid zijn om een poging te kunnen wagen de inham in te varen.
Tot die tijd moesten ze maar gewoon geduldig afwachten, er zat helaas niets anders op.
Gretig stelden de mannen zich in afwachting van hun onverwachtse oorlam likkebaardend en vrolijk schertsend onder elkaar in een rij op.
Maar plotseling werd er vanuit de zaling geroepen dat er een zeil in zicht was.
Onaangenaam verrast richtte Thonnon direct gespannen zijn kijker in de aangewezen richting.
Inderdaad verscheen er vanachter de landtong een klein zeil.
Hij haalde opgelucht adem toen het gelukkig alleen maar om een vissersvaartuig bleek te gaan.
Maar zodra het vissersvaartuig hen had opgemerkt wendde het haastig de steven en maakte het zich weer zo snel mogelijk uit de voeten waardoor het al gauw weer achter de landtong verdween.
Dit zonderlinge gedrag viel Thonnon echter direct op en prikkelde hem om achter het scheepje aan te gaan.
Maar hij bedacht dat ze wel geschrokken zouden zijn vanwege het typisch Engelse uiterlijk van het schip.
Hij besloot daarom toch maar om zijn mannen rustig van hun zojuist verworven oorlam te laten genieten.
Hij zette de gedachte vervolgens van zich af en ging zich richten op de problemen die het benaderen van de inham met zich mee zouden brengen.
De wind kwam iets voorlijker in dan dwars, hetgeen in dit geval echter bijzonder gunstig was.
Hopelijk bleef de wind net zolang uit deze hoek waaien totdat het weer vloed zou worden.
In afwachting daarvan besloot Thonnon de manschappen eens flink schoon schip te laten maken.
“Bootsman!, ik wil dat het dek zo blank geschrobd en geschuurd wordt als de gepoederde neus van madame Josephine.”
De man grijnsde zijn tanden bloot bij de vergelijking en spoorde vervolgens zijn mannen aan om als de donder vaart achter deze order te zetten.                                                      
Na uren van geduld was het dan eindelijk zo ver dat de vloed op z’n hoogste stand was gekomen.
“Stuurman, geef order aan de loders en de maats van de uitkijk dat ze hun posten innemen en vanaf nu goed uit hun doppen zullen kijken.
Zet de mannen aan de vallen, en laat de gereefde bovenbramzeilen, de kluivers en het bezaan volbrassen.”
“Tot uw orders, commandant.”
Hij had besloten om te proberen onder zo min mogelijk zeil de inham binnen te lopen.
Thonnon wendde zich tot zijn roerganger.
“Luister zorgvuldig naar mijn orders en volg ze uiterst nauwkeurig op, is dat
begrepen?”
“Jawel commandant, tot uw orders.”
“Laat ze zien wat je kunt, het zal er zeker om gaan spannen.”
Als ze eerst maar eens die ellendige nauwe ingang waren gepasseerd, bedacht hij grimmig.
Daarna, wist hij dat ze een vrij scherpe bocht naar stuurboord moesten maken, waarna er vervolgens een bocht naar bakboord volgde.
Pas hierna zou de stroom weer een stuk breder worden en uiteindelijk uitmonden in een perfect verborgen gelegen lagune.
Die was rondom omgeven door hoge rotswanden, wat een uitstekende dekking bood tegen eventuele pottenkijkers.
Als je dit niet wist zou je het er nooit achter zoeken.
In een soortgelijke lagune als dit werd zijn schip gedurende zijn verblijf in Frankrijk verborgen gehouden buiten het zichtveld van Britse spionnen.
Alleen was die toegang ook nog eens onzichtbaar verdiept en gecamoufleerd.
Met vreugde bedacht hij, dat als die ellendige overdracht eenmaal achter de rug was, het nog maar op z’n hoogst zo’n vijf dagen zou duren voordat hij zijn toekomstige vrouw en twee boeven van kinderen weer in zijn armen kon sluiten.
Die zaten ondertussen wellicht zeker ongeduldig naar zijn thuiskomst uit te kijken.
Hij zag het tafereel van zijn thuiskomst in gedachte al helemaal voor zich.
Zijn kinderen die, zodra ze hem maar in de gaten zouden krijgen, hem luidruchtig om de nek zouden vliegen, met op de achtergrond zijn toekomstige vrouw die hem met stralende ogen tegemoet zou komen lopen om hem vervolgens liefdevol welkom thuis te kussen.
Glimlachend staarde hij voor zich uit.

zaterdag 30 januari 2016

131. Land in zicht!

Het schip was die nacht flink gevorderd.
Al vroeg in de morgen was vanuit de zaling van de grote mast de roep “land in zicht!” te horen. De bemanning dromde samen aan de stuurboord om de eerste glimp van hun vaderland in het prille morgenlicht op te vangen.
William en zijn moeder hadden zich in de loop van de late avond samen terug getrokken in zijn moeders hut.De sfeer in de hut was bedompt en bedrukt.
William had zich bijna de hele nacht de moeite getroost om te proberen zijn moeder enigszins wat te kalmeren.
Maar pas zeer vroeg in de morgen was ze eindelijk, nog hevig nasnikkend, met haar hoofd tegen zijn schouder in een onrustige slaap gesukkeld.
De roep dat er eindelijk na zo’n lange tijd op zee land in zicht was bracht bij hen dan ook totaal geen vreugde.
Ook Thonnon had zo zijn gemengde gevoelens en had ten gevolge daarvan die nacht dan ook bar weinig geslapen.
En hoewel hij zichzelf had proberen wijs te maken dat hij aan deze situatie nu eenmaal niets kon veranderen, had de onderbroken slaap hem niet de vergetelheid gegeven die hij had gehoopt.
Na veel gepieker was hij van ellende halverwege de nacht uit zijn kooi gestapt en was hij een groot deel van de verdere uren van de nacht bezig geweest om een geheime brief op te stellen die geadresseerd was aan zijn toekomstige zwager.
Hij moest hem zo snel mogelijk over dit delicate onderwerp te spreken zien te krijgen!, en hoopte daarmee toch nog iets nuttigs in het voordeel van de Brighttons te kunnen doen.
Hierna was hij maar weer aan dek gegaan, in de wetenschap dat hij nu toch de slaap niet meer zou kunnen vatten.
Hij had ook nog eens een ander bijkomend probleem, want de ontmoetingsplaats met de kotter lag diep verscholen tussen de vele verraderlijke inhammen van de kust, en was daardoor niet bepaald eenvoudig te vinden.
De zeekaart van deze rotsige kust was tijdens de storm helaas verloren gegaan toen zijn kajuit door de monsterlijke hoge golf die het schip van achteren had getroffen compleet werd weggevaagd.
Daarom was hij nu gedwongen om het geheime ontmoetingspunt geheel op eigen inzicht te bereiken.
Hij tuurde aandachtig door zijn kijker naar de schijnbaar verlaten kust.
“Alles lijkt hier ook zo verdraaid veel op elkaar” gromde hij binnensmonds.
Hij kon zich geen vergissing permitteren want de kust was hier bijzonder verraderlijk.
Overal loerde onder water ondiepe banken en scherpe rotsen met daarbij ook nog eens sterke, levensgevaarlijke stromingen.
Ook waren er verraderlijke valwinden die ineens volkomen onverwachts tussen de rotsen vandaan konden komen.
Bovendien moest hij ook nog eens rekening houden dat zijn schip voorin wat dieper lag dan normaal vanwege de provisorisch gedichte lekken.
Al met al een bijzonder ingewikkelde situatie.
Toch had hij uiteindelijk voor deze ontmoetingsplaats gekozen omdat ook de Engelsen van al deze gevaren op de hoogte moesten zijn.
En daarom leek het hem dan ook niet erg waarschijnlijk dat hij hier onverwachts een verdwaald Brits fregat zou tegenkomen.
In zijn ogen was de kans op een onverwachte ontmoeting met de vijand vrijwel nihil.
Geen normaal denkende commandant zal het in zijn hoofd halen om zonder dat hij een uitdrukkelijk doel voor ogen zou hebben hier het gevaar op te zoeken.
Hijzelf zou deze plek eerlijk gezegd ook maar liever al te graag mijden.
Maar juist daarom was deze locatie zo geschikt voor zijn doel.
Grillig staken de hoge rotswanden boven het zeeoppervlak uit.
Ze konden vanaf hier de hoge branding onheilspellend tegen de kust horen donderen en zagen in de verte de nevel van wit schuim en zeewater door het enorme geweld tientallen meters hoog de lucht in geworpen worden.
Thonnon tuurde door zijn kijker naar een smalle inham die tussen twee torenhoge rotswanden moest doorlopen.
Hij probeerde in gedachte de kaart weer voor zijn geest te halen en vervloekte hartgrondig in zichzelf het feit dat hij tijdens die verrekte orkaan verloren was gegaan.
Het lag hem bij dat er aan de noordkant van de inham zich ergens een vrij markant gevormde rots moest bevinden.
Normaal gesproken zou hij de inham eerst laten verkennen door een sloep, maar aangezien de laatste daarvan ook in dezelfde storm verloren was gegaan, was ook deze optie voor hem onmogelijk geworden.
Hij ergerde zich groen en geel aan die beperkingen, en het maakte hem er nu ook niet bepaald geruster op.
“Bootsman!, zet bij de boeg en aan de bak- en stuurboord zijde een paar betrouwbare mannen om de diepte te loden.
Laten ze hun meting snel en bovendien luid en duidelijk aan mij doorgeven.
Verder wil ik een aantal maats in het wand en op de boegspriet om rotspunten en ondieptes vroegtijdig te lokaliseren.”
De man knikte begrijpend “Tot uw orders commandant!”
Het leek Thonnon toe dat hij zich toch had vergist en dat dit blijkbaar nog niet de inham was die hij zocht.
Voorzichtig scharrelde het schip, daarbij nog steeds wel op veilige afstand blijvend, langs de kust.
Hij besloot een landtong te ronden die zo’n mijl of drie verderop ten westen van hem was gelegen.
Iets zei hem dat ze nu toch niet meer zo ver uit de buurt van hun doel konden zijn.
“Maak het schip klaar om te wenden en reef daarna de zeilen, op de bezaan en kluivers na” bulderde hij.
Hij had bij zichzelf gedacht dat ze na het ronden van de landtong de inham direct moesten kunnen zien, maar dit bleek helaas voor hem niet het geval te zijn.
Verdraaid!, zou hij zich dan zo hebben vergist?