dinsdag 9 februari 2016

141. Vertrouwelijk document

“Dit hier, ....” hij hield even stil om zijn woorden nog wat gewichtiger te doen laten overkomen, “Is een persoonlijke brief van Robbert Surcouf die inlichtingen bevatten over zeer belangrijke Engelse vlootbewegingen.
Hij is gericht aan vice admiraal Le Lévre en het is van cruciaal belang dat hij hem zo snel mogelijk in z’n bezit krijgt.
Geheimhouding hierover is echter van zeer groot belang gezien het feit dat de muren bij de admiraliteit soms oren hebben.
Met deze informatie zijn wij in staat om de Engelse vloot een enorme slag toe te brengen.
Om te voorkomen dat er ook maar iets van dit geheime document zal uitlekken is het dus van uitermate belang dat deze gegevens alleen hoogst persoonlijk bij de admiraal zelf onder ogen zullen komen.
Ik druk u nogmaals op het hart om niemand anders hierover in vertrouwen te nemen.
U, .. Robbert Surcouf en ik, zijn de enige die van het bestaan van deze brief op de hoogte zijn.
Verder, als een blijk van waardering is er ook nog eens een aardige som geld voor u te verdienen als vergoeding voor uw verleende gunst en medewerking aan deze uitermate belangrijke opdracht.
Ik kan u garanderen dat uw inspanningen daarmee meer dan ruimschoots vergoed zullen worden.”
Thonnon haalde daarop een kleine beurs tevoorschijn en wierp de inhoud daarvan rinkelend op zijn schrijftafel neer.
De man wierp enkele begerige blikken op het nog rollende geld.
“Dit hier omvat slechts maar een klein gedeelte van het gehele bedrag.
De rest wordt uiteraard pas uitbetaald bij het zorgvuldig afleveren van de brief.
Ik wil hierbij echter wel uw woord van eer als garantie voor uw geheimhouding.”
Met zijn begerige blik nog op het geld gericht antwoordde hij, “Ja, .. ja, .. natuurlijk, geef ik u die, het zal een eer zijn om deze opdracht te mogen uitvoeren.”
 Du’ville keek nu trots op.
“Dan ben ik nu namens Robbert Surcouf bevoegd om het document aan u te overhandigen.
Du’ville nam de brief met zoveel ontzag en voorzichtigheid aan dat het leek alsof hij van zeer kostbaar en dun glas was gemaakt.
Blijkbaar had het verhaal van Thonnon een enorme indruk op hem gemaakt.
Als de situatie niet zo ernstig was geweest dan had het werkelijk een klucht kunnen zijn, bedacht Thonnon ironisch.
Die arme dwaas slikte zijn verhaal werkelijk als zoete koek, en dus ging hij zo ernstig mogelijk verder met zijn verhaal.
“Ik moet u helaas wel een waarschuwing van Robbert Surcouf meegeven, ..” zijn stem kreeg nu een dreigende ondertoon.                                                        
“Indien op de één of andere manier zal blijken dat deze brief voortijdig door uzelf of door anderen werd gelezen voordat hij in het bezit was gekomen van Admiraal Le Réve, moet u er op rekenen dat uw laatste uur van uw leven heeft geslagen.
Ook uw dierbaren zullen dan niet worden ontzien en zullen samen delen in uw gruwelijke lot.
En geloof me, ik ken Surcouf, ... hij zal niet rusten totdat hij u heeft gevonden al moet hij u opjagen tot aan de poorten van de hel, dat is zeker!
Op welke manier dan ook, ..hij zal u vroeg of laat weten te vinden!”  
De man sprong woest op, “Wat denkt u wel!” brieste hij diep beledigd en blijkbaar in zijn dubieuze eer aangetast, “Het blijkt toch wel dat ik te vertrouwen ben, alleen al aan het feit dat ik nu hier zit!
Waarom denkt u anders dat ze mij deze zeer vertrouwelijke opdracht hebben toevertrouwd!”
Ja, waarom eigenlijk, vroeg Thonnon zich bij zichzelf af.
Dat zou hij eigenlijk ook wel eens willen weten.
Maar één ding stond voor hemzelf wel vast, het zou zeker niet met het zogenaamde vertrouwelijke karakter van deze vent te maken hebben gehad.
Maar hij zette zijn theaterspel meesterlijk voort.
“Natuurlijk!, natuurlijk bent u het vertrouwen van Surcouf wel waard” suste hij hem bedaard.
“Denkt u anders dat hij zo gek zou zijn om zo’n belangrijke opdracht aan iemand toe te vertrouwen die hij op voorhand zelf al niet vertrouwd?
Maar voor de zekerheid moest ik u dit toch van hem melden, hij kan immers niet voorzichtig genoeg zijn, en hij is in het verleden helaas wel vaker verraden ziet u!”
De man kalmeerde nu enigszins en bond in.
“Ja, ja natuurlijk, natuurlijk ik begrijp hem volkomen.” mompelde hij, terwijl hij nu weer rustig op zijn stoel terug zonk.
“Zal ik u nog eens bijschenken?” paaide Thonnon hem gemaakt vriendelijk.
De man bekeek de brief nog eens grondig van alle kanten en mompelde als antwoord,    ”Als je maar zorgt dat hij goed vol is.”
De wijn vloeide onder het goedkeurende oog van Du’ville klokkend in het glas.
Thonnon vulde hem zo vol mogelijk tot net onder de rand.
Gretig nam Du’ville hem aan.
“Laten we drinken op Surcouf! “ zei Thonnon terwijl hij het glas omhoog hief.
“Op Surcouf!” toostte Du’ville voldaan grijnzend met hem mee.
In een stil moment genoten ze beiden van de wijn.
Maar blijkbaar sloeg ineens de achterdocht van de man toe.
“Wat is eigenlijk de reden dat ik degene moet zijn die deze brief aan admiraal Le Réve moet bezorgen? vroeg hij Thonnon doordringend aankijkend.
Het zou naar mijn mening voor Surcouf toch een stuk veiliger zijn geweest als hij hem door uzelf had laten bezorgen?
In tegenstelling tot u kent Surcouf mij niet persoonlijk!
En het lijkt mij sterk dat hij ooit van mij gehoord kan hebben.”
“Ik kan uw gedachten natuurlijk goed begrijpen monsieur, en ik vind uw vraag dan ook bijzonder scherpzinnig” paaide Thonnon hem weer.
“Robbert wist natuurlijk dat ze niet de eerste de beste commandant voor zo’n belangrijke missie zouden sturen.
En zoals u met uw scherpe inzicht nu inmiddels wel door zal hebben, moet het u natuurlijk zijn opgevallen dat dit schip, .. nou, .. laten we zeggen, nogal bijzonder is.”
“Ja dat was me net zoals u zei al meteen opgevallen, ik zei het nog tegen mijn luitenants, het lijkt verdraaid wel een Engelse brik”
“Ja precies, en dat was ook helemaal de bedoeling, en hij is daarbij ook nog eens alleen gebouwd voor deze ene geheime missie” loog Thonnon.
“Deze missie is zelfs van zo’n groot belang, dat ik de opdracht heb om na
de overdracht van de gevangenen het schip in volle zee tot zinken te brengen.”
“Dat meen je niet!, wat zonde!, .. en jullie dan?”                                                        
“Ikzelf en mijn bemanning worden op een geheime locatie opgepikt door een fregat van onze marine en hebben orders om ons bij de vloot in de Indische oceaan te voegen.
Hier moet ik het commando overnemen van een oorlogsbrik en mijn manschappen de equipe versterken die nogal gehavend moet zijn geraakt tijdens een gevecht met een Engelsman.
Vandaar dat ik die brief onmogelijk zelf kan gaan overhandigen ziet u?”
“Ja nu begrijp ik het, en jullie moeten zogezegd de boel daar gaan versterken?, ha ha!, dan hebben jullie zeker jezelf nog niet in de spiegel gezien?” schamperde Du’ville.
“Jullie kunnen eerder zelf wel wat aflossing gebruiken dacht ik zo.”
Thonnon hield even z‘n adem in om niet nijdig naar de man uit te vallen, en slaagde er zelfs in om even te glimlachen om zijn hatelijk bedoelde opmerking.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten