vrijdag 12 februari 2016

144. Triest afscheid

Direct schoten een paar van zijn mannen met enkele ijzeren boeien in de handen toe.
Maar Thonnon keek Du’ville doordringend aan, waarop hij stevig herinnerd werd aan zijn zojuist gegeven belofte.
“Laat die boeien achterwege!”
Zijn mannen keken hem niet begrijpend aan en aarzelden.
“Laat ze achterwege zeg ik je, hebben jullie me soms niet gehoord!” beet hij ze ongeduldig toe.
Bedremmeld weken ze achteruit.
“Als monsieur en madame mij nu zouden willen volgen?” vroeg hij smalend terwijl hij ze naar de valreep wilde begeleiden.
Maar William en zijn moeder bleven staan en richtte zich nog eenmaal tot de manschappen van de Monitor die stil hun vertrek met lede ogen stonden aan te zien.
“Wij beiden willen u allen uit de grond van ons hart danken voor uw getoonde respect en menswaardige behandeling hier aan boord.” Sprak Lady Brightton.
“Onzer beider wens is dat jullie vanaf nu een voorspoedige en behouden thuisvaart zullen krijgen, vaarwel monsieurs.”
De manschappen tikten aan hun petten,
“We hebben erg veel aan u beiden te danken gehad madame, het was een eer u en monsieur William te mogen ontmoeten en bij ons aan boord gehad te mogen hebben.
In onze ogen verdienen eervolle personen als u beiden deze vorm van behandeling niet.” sprak de bootsman gewaagd uit namens allen.
“Wij wensen u beiden heel veel geluk en hopen oprecht dat de rechtvaardigheid spoedig zal mogen zegenvieren en u snel uw vrijheid terug zult winnen, vaarwel madame, vaarwel monsieur.”
“Het is nu wel weer mooi genoeg geweest!” merkte Du’ville bot op.
“Hee, jullie twee!, help hen beiden een handje om in de sloep te komen.”
“Laat mijn mannen hen maar helpen!” riep Thonnon, terwijl hij een paar van hen snel een teken gaf.
Zonder de reactie van Du’ville af te wachten hielpen vele bereidwillige handen William over de valreep.
“Voor u hebben wij al reeds de broek in gereedheid gebracht madame.”
“Dank u, maar ik wens daarvan liever geen gebruik te maken, het gaat zo ook wel” zei ze trots.
“Maar madame!, iemand van uw stand, ...”
“Laat haar!, je hebt madame toch gehoord?” kwam Du’ville nu ongeduldig en licht spottend tussenbeide.
“Als madame zo nodig met haar mooie japon de jakobsladder wil afklimmen, laat haar dan!”
Vervolgens boog hij overdreven hoffelijk naar haar toe.
Smalend, met een verachtelijke glimlach op z’n lippen zei hij mierzoet, “Madame, .. de jakobsladder is geheel aan u, .. gaat uw gang.“
Hij grijnsde vals z’n gele tanden bloot.
Ze liet zich echter niet door hem van de wijs brengen en zwaaide gracieus haar voeten op de eerste trede van de jakobsladder, waarop ze vervolgens onder de bewonderende blikken van de mannen rustig begon af te dalen naar de kalm op de golven deinende sloep beneden haar.
William was even blijven wachten met het doel op enkele treden voor haar uit samen af te gaan dalen.
Dit om te voorkomen dat de maats beneden in de sloep ongegeneerd hun blikken onder haar rok zouden kunnen werpen.
Uiteindelijk heelhuids beneden aangekomen, werden ze door een aantal bereidwillige handen veilig in de sloep geholpen.
De mannen van Du’ville volgden lenig en zo snel als katten.
Du’ville liep op Thonnon af.
“Dank u voor uw gastvrijheid commandant” veinsde hij, “Misschien komen wij elkaar nog wel eens tegen.”
“Wie weet monsieur de commandant“ maar ik hoop van niet!, dacht Thonnon in zichzelf.
“Dank u voor uw bereidwillige medewerking“ antwoordde hij vormelijk.
“Vaarwel monsieur Du’ville, ik wens u een goede vaart.”
“Ik u ook monsieur ”
Thonnon gaf direct een teken dat de bootsman het afscheidsceremonieel kon beginnen te fluiten.
Hij wilde die walgelijke vent geen minuut langer meer aan boord houden dan absoluut nodig was. Stram salueerde hij bij wijze van groet die Du’ville even stram beantwoorde.
Korte tijd later verdween het hoofd van de man achter de valreep en was het Thonnon volgens het protocol geoorloofd om zich uit de voeten te maken.
Hij beende nijdig naar zijn kajuit om zijn opgekropte woede en frustratie met een flink glas wijn weg te gaan drinken.                                                        
Vanachter één van de weinig overgebleven ramen van z’n kajuit volgde hij met gemengde gevoelens de sloep die inmiddels nu al weer bijna bij de Wich of Endor langszij kwam.
Zijn hele wezen was begaan met het onfortuinlijke lot van de Brightton’s, en wel in het bijzonder met die van madame Brightton.
Zelden had hij zo’n bewonderenswaardige vrouw ontmoet als zij.
“Dit was wel het laatste wat ze verdiende!” mompelde hij in zichzelf.
De kotter werd ondertussen in snel tempo zeilree gemaakt zag hij.
Wat zou hen in de nabije toekomst nog meer voor ellende staan te wachten?, bedacht hij somber.
Hij hoopte maar dat de brief aan zijn zwager zeer snel in zijn bezit zou komen.
Hierin deed hij aan hem dit smerige zaakje uitvoerig en in niet mis te verstane woorden uit de doeken en smeekte hij hem vervolgens om via zijn hoge contacten te pleiten voor hun vrijheid.
Hopelijk zou dat binnen afzienbare tijd lukken voordat de hulp te laat zou komen.
Het had hem persoonlijk wel een klein fortuin gekost, maar dat was wel het minste dat hij voor hen had kunnen doen.
De sloep werd aan de kotter vastgelegd en even later zag hij de beide Brightton’s langs de scheepswand naar boven klimmen.
Hij pakte zijn kijker en zag dat ze beiden door een aantal maats aan dek werden geholpen.
Hierna zag hij een luitenant in de richting van het achterdek wijzen en de Brightton’s, zijn aanwijzingen opvolgend in de aangegeven richting lopen.
Beiden keken nog bij wijze van afscheid even in de richting van de Monitor.
Het leek hem toe alsof ze hem persoonlijk even doordringend aankeken, hetgeen voor hen natuurlijk op die afstand zonder kijker onmogelijk was, lachte hij zuur om zijn eigen dwaasheid.
Hierna zag hij nog een laatste glimp van hen voordat ze voorgoed benedendeks verdwenen.
Toen hij na enige tijd zeker was dat hij ze niet meer te zien zou krijgen, ging hij aan zijn tafel zitten die noodgedwongen nu ook als bureau diende en begon zuchtend en hoofdschuddend zijn rapport in het logboek te noteren.
Na enige tijd was het tij gunstig gekeerd en werd het anker van de kotter opgehaald.
Het gaffelzeil en kluiver werd gehesen, waardoor het schip zich langzaam van de Monitor verwijderde.
Thonnon ging aan dek voor het vereiste vlag saluut.
Hij kwam nog maar net aan dek toen de kotter met een doffe dreun een kanon ter afscheidsgroet afvuurde.
“Die ellendige dwaas!”foeterde hij des duivels.
Hopelijk had niemand anders het schot gehoord!
Het laatste wat ze nu nog wel nodig hadden was een stelletje nieuwsgierige pottenkijkers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten