woensdag 10 februari 2016

142. Uw woord als officier

“Tja, niemand had natuurlijk verwacht dat de reis zo rampzalig zou verlopen” zei hij verontschuldigend.
“Maar goed, zoals ik al zei, ...blijkbaar om te voorkomen dat één van mijn bemanningsleden onverhoopt z’n mond voorbij zal praten, hebben de ‘heren’ van de admiraliteit ‘in hun grote wijsheid’ de voorzorgmaatregel genomen om ons een missie in onze maag te splitsen die ons maanden lang ver van de Franse bodem zal afhouden.”
Hij zuchtte diep. “Dat is dan de dank van de admiraliteit voor al onze trouwe inzet,” zei hij gemaakt bitter, terwijl hij een ferme teug van zijn wijn nam en demonstratief met een niets ziende blik voor zich uit staarde.
“Maar ja!, zoals u zelf net al even heeft opmerkt, orders zijn orders nietwaar?” vervolgde hij nu zichtbaar gemaakt luchtig en zichzelf tot de orde terugroepend.
“Pff, het moet dan inderdaad wel om een zeer belangrijke zaak gaan als men zo grondig te werk gaat. En dat zal bovendien ook wel een aardige duit kosten denk ik zo.”
Thonnon haalde zijn schouders op.
“Ach, dat geld is zoals u al wel reeds heeft gemerkt in dit geval van nogal ondergeschikt belang. En ik verzeker u dat het een schijntje is vergeleken bij hetgeen Frankrijk hier mee te winnen heeft.”
Du’ville floot tussen zijn tanden.
“Het klinkt me allemaal nogal gewichtig in de oren moet ik zeggen.
Wel bijzonder dat er ook een persoonlijke rol voor mij in dit hele gebeuren is weggelegd!”
Thonnon zag de trots van de arme man met de minuut groeien.
“Ja wie weet wat het u nog meer gaat brengen.
Maar goed, ik ben verplicht u nogmaals een zeer belangrijke vraag stellen.
Ik verzoek u dan ook zeer goed na te denken voordat u mij daarop uw antwoord geeft.
Let wel, ..uw eer, alsmede uw leven en dat van uw manschappen komt hiermee op het spel te staan.”
Du’ville knikte begrijpend, “Laat uw vraag maar komen monsieur”
Thonnon liet even een stilte vallen om het belang van zijn woorden nog meer kracht bij te zetten.
“Goed, ..hier komt hij dan.
Geeft u hierbij uw woord als officier dat u dit zeer belangrijke document met de grootst mogelijke spoed zal afgeven aan vice admiraal Le’Reve?, en dat u dit desnoods zal beschermen en bewaken met uw leven?”
“Die geef ik” ietwat wankel stond hij op, “Ik Du’ville, kapitein van de kotter Wich of Endor zweert bij deze plechtig op mijn woord van officier dat ik het uiterst belangrijke document hoogst persoonlijk aan vice admiraal Le’Reve zal overhandigen en bewaken met mijn leven!” antwoordde hij beslist en uiterlijk onder de indruk.
De zaak werd door hem nog eens bekrachtigd met een stevige handdruk.
Compleet verblind door het hem zogenaamde toegekende vertrouwen van een beroemd en berucht man als Surcouf, had de man argeloos toegehapt.
‘Die arme dwaas!’ glimlachte hij meewarig in zichzelf, ‘Hij moest eens weten!’
Maar hij had hiermee in ieder geval precies bereikt wat hij wilde.
Het respect, maar vooral de angst voor een berucht man als Surcouf waarbij de wetenschap aanwezig was dat deze kaper zijn dreigementen altijd waar maakt, maakte dat hij er welhaast zeker van was dat hij het nu niet meer in zijn hoofd zou halen om de brief voortijdig te openen.
Het geld deed de rest.
Een aantal korte kloppen op de deur gaf te kennen dat de‘gevangenen’ inmiddels onder begeleiding van twee ferme mariniers voor de deur stonden.
Thonnon riep ze binnen.
“Kapitein Du’ville, mag ik u voorstellen?, dit zijn madame Brightton en haar zoon, monsieur William Brightton.”                                                        
“Zo!, .. dus dit zijn dan de zogenaamd belangrijke gevangenen?” reageerde hij bot.
“Ik had het me eerlijk gezegd heel anders voorgesteld!”
Hij bekeek ze van top tot teen met een onverbloemde vorm van minachting.
Ook William en zijn moeder namen de man zwijgend in zich op.
Het was hun al in één oogopslag duidelijk dat er van deze smoezelige baardaap niet veel goeds te verwachten viel.
De man kwam bij hen over als was het er één van het meest dubieuze allooi.
Een schooier die met het grootste plezier gretig gebruik maakte van de ellende die een oorlog nou eenmaal altijd met zich mee bracht.
En die er alles aan gelegen was om desnoods op de meest slinkse manieren er voornamelijk zelf beter van te worden.
Ook Thonnon leek hen tamelijk verlegen met de zaak, en maakte dan ook op hen beiden een allerminst gelukkige indruk.
Maar Thonnon pakte de draad van de kennismaking weer op door de kapitein aan hen voor te stellen.
“Mag ik u voorstellen aan monsieur kapitein Du’ville, commandant van de op de Royal Navy veroverde kotter Witch of Endor? “
De Brighttons knikte stijfjes.
“Hij zal uw begeleider naar het eind van uw maritieme bestemming zijn.”
Vrij vertaald, dacht William bitter, hij zal onze nieuwe gevangenbewaarder zijn die ons naar één of andere Franse havenstad zal voeren.
De man grinnikte spottend.
“Ik ben echter wel bang dat deze ‘begeleiding’ heel wat minder verfijnd zal zijn dan dat het hier aan boord schijnbaar het geval is geweest madame en monsieur” zei hij met een fiks valse ondertoon.
“Mijn inzicht wat betreft de inhoud van het woord ‘gevangenen’ schijnt in dit geval toch heel anders te zijn dan die van commandant Thonnon vrees ik.“ voegde hij er nog eens smalend aan toe, waarna hij nogmaals zijn glas met één teug ledigde.
Thonnon keek hem vernietigend aan.
“Maar goed” ging hij op een gemaakt luchtige manier verder “Maak ze klaar voor vertrek, over een minuut of twintig wil ik met hen weer terug aan boord van de Witch zijn.
Dat geeft mij overigens nog net even de tijd om een lekker glaasje wijn naar binnen te werken. Tenminste, indien?, ... commandant Thonnon nog eens zo vriendelijk zou willen zijn om er mij eentje aan te bieden.”
Thonnon ontplofte bijna van woede over deze zelfingenomen kwast met zijn banale manier van grofheid, en wilde de man het liefst hoogstpersoonlijk met een stel kanonskogels aan z’n voeten de plomp in meppen.
Maar opnieuw hield hij zich meesterlijk onder controle, en paaide hij de man nog zoveel mogelijk als hij kon zodat hij zich niet op stang gejaagd zou voelen.
Hij wist dat de Brightton’s het zonder zijn bescherming aan boord bij deze smeerlap al moeilijk genoeg zouden krijgen.
Daarom wilde hij uit alle macht voorkomen dat hij die vent een reden zou geven om zijn woede en sadisme op hen beiden te gaan botvieren.
Met stroop ving je nu eenmaal vliegen nietwaar?
In dit geval waren het helaas wel strontvliegen!, bedacht hij walgend.
“Natuurlijk!, ..vergeef mij mijn onoplettendheid monsieur de commandant,” zei hij daarom gemaakt minzaam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten