woensdag 9 december 2015

79. Nog maar een doel voor ogen

Met grof geweld werd het schip besprongen en begraven onder de kolkende, woest schuimende water massa.
Opnieuw helde het schip zeer zwaar naar stuurboord over, zodat het bijna plat op zijn zijkant kwam te liggen.
Uit alle macht probeerden de commandant en William om in dit geweld staande te blijven en wanhopig overzicht op de situatie te houdn.
Het schip was nu al zo’n kleine negentig graden gedraaid en de kans om terug te vallen was gelukkig bijna geweken.
Ze moesten het nog even zien vol te houden, dacht William.
Hij moest het schip nu zo snel mogelijk laten afvallen en voor de wind brengen als het mogelijk was.
De ra-nokken raakten door de hevige slagzij vrijwel de toppen van de golven. “Laat de kluiver en bezaanschoot vieren" schreeuwde hij zo hard als hij maar kon door de spreektrompet in een poging boven het geraas van wind en golven uit te komen.
Als een wild hert dat zich in allerlei bochten wrong om zich te bevrijden van zijn belagers, vocht het schip zich langzaam maar zeker weer overeind.
De spuigaten braakten enorme stromen wit-schuimend zeewater uit.
Het was gewoonweg adembenemend om te zien.
Maar William en de zijnen hadden nu wel andere zaken aan hun hoofd in hun verwoede pogingen om het schip onder controle te houden.
De Monitor herstelde zich bewonderenswaardig en het zag er naar uit dat ze het gingen redden.
Hij dacht dat ze nu toch zo ongeveer wel het ergste gehad moesten hebben. Weldra zou de manoeuvre zijn afgerond en kwamen ze voor de wind te liggen.
Maar dit bleek helaas een verschrikkelijke misrekening te zijn!
Ineens waren er aan bakboord hevige knallen te horen.
Iedereen keek geschrokken in de richting vanwaar het geluid vandaan kwam.
Tot William’s grote ontzetting zag hij voor zijn ogen gebeuren dat het staande wand aan bakboordzijde van de fokkemast met enorme knallen uit zijn puttingen werd getrokken.
Kort daarop zag hij de fokkemast wankelen als een beschonkenne.
Het staande wand aan stuurboord kwam daardoor de ene keer snaarstrak en de andere keer extreem slap te staan.
Ondanks het geraas van wind en zee, was het geluid van de luid krakende mast duidelijk hoorbaar. William schreeuwde uit alle macht dat de mannen in de nabijheid van de mast moesten maken dat ze weg kwamen.
Wild gebaarde hij dat ze naar de loefkant moesten vluchten.
Het meest waarschijnlijke zou zijn dat de mast over de lijzijde zou vallen.
De mannen kozen het hazenpad en wachtten angstig op de dingen die komen zouden.
Als hij viel dan hoopten ze maar dat hij niet naar voren of naar achteren zou vallen.
De commandant en William, beseften dat ze onder deze omstandigheden niet veel konden ondernemen om te voorkomen dat de mast zou breken.
Ze konden er op dit moment alleen maar het beste van hopen.
Wel gaven ze direct orders om zoveel mogelijk bijlen te halen voor het geval hij naar beneden zou komen.                                                   Hopelijk zouden ze het schip hiermee zo snel mogelijk van zijn last kunnen bevrijden.
Alleen als de fokkemast het nog even zou uithouden en ze voor de wind konden zien te komen, zou de kans op breuk wat verkleind worden omdat dan veel belasting die op de mast werd uitgeoefend ook verdeeld zou worden over de voorstag, grootbramstag en grote stengstag.
Nu werd de meeste belasting alleen nog maar door het staande wand aan stuurboord gedragen, wat in dit geval volstrekt onvoldoende was!
Misschien was het zelfs mogelijk om op het moment dat het schip voor de wind lag een paar man naar boven te sturen en te trachten een extra noodwand te spannen.
Hun hoop werd echter vrijwel direct de bodem in geslagen toen ze een langdurig,  onheilspellend gekraak hoorden en ze vervolgens een enorme scheur zagen ontstaan die net onder het punt waar de mast omwonden was met dikke kabels begon.
De verschrikkelijkste nachtmerrie van een zeeman, die van een mast verliezen terwijl je dwars op de golvend lag, werd tot hun afschuw voor hen bewaarheid.
Ongeveer zes voet boven het dek begon de mast hevig krakend uiteen te splijten!
Tegelijk begon ook de masttop hevig te trillen waardoor de vergulde mastkloot, gelukkig zonder iemand te raken, naar beneden kwam zetten.
Met een enorme schok brak de laatste weerstand die de geteisterde mast nog geboden had.
De mast zwaaide nog een keer vertraagd heen en weer alsof hij twijfelde wat hij nu verder zou gaan doen.
Maar toen begon hij eerst langzaam, maar dan steeds sneller suizend over de stuurboordkant naar beneden te vallen.
Met krakend geweld sleurde hij ook de groot-bramsteng van de grote mast in zijn val mee.
Bij het neerkomen versplinterde hij  een groot deel van de verschansing.
Het overgrote gedeelte van de mast dreef nu in zee, waardoor het als een rampzalig groot drijfanker ging fungeren.
Het schip kwam hierdoor met een geweldige ruk volledig op de dwars inkomende golven stil te liggen!
De ravage was ronduit onbeschrijfelijk en voor iedereen angstaanjagend.
Overal lag gebroken hout, een wirwar van losgeslagen tuig en gescheurd zeildoek.
Het schip helde onder de last van de gebroken mast, die nog steeds door allerlei tuigage aan het schip verbonden was, zwaar naar stuurboord over.
De zee kwam woest bulderend op zijn dodelijk verwonde prooi af en zag blijkbaar zijn kans schoon om er voor eens en altijd een einde aan te maken.
Toen William van zijn verbijstering was bekomen wist hij dat ze alleen nog kans hadden om dit te overleven als ze zich snel van de mast konden ontdoen.
Van alle kanten stroomden de mannen met bijlen in de hand toe om de ravage te lijf te gaan in een wanhopige poging dat ellendige ding van het schip los te hakken.
Het leek wel of de wind en de golven alles in het werk stelden om de mannen het werken te beletten.
William gaf opdracht om aan beide kanten van de mast een ploeg mannen neer te zetten.
Ze hakten er als een bezeten bende op los en de splinters vlogen je om de oren.
Iedereen wist dat elke hoge golf wel eens de laatste kon zijn die het beschadigde schip nog zou kunnen verdragen.
Telkens opnieuw moesten de mannen zich uit alle macht vast houden om te voorkomen dat ze door de enorme golven van het hellende dek werden gespoeld.           Het werk vorderde op deze manier natuurlijk bijzonder langzaam.
Er waren ook een paar lijnen dwars over de mast heen gevallen en William besloot daarom om boven op de mast te gaan zitten.
Vanaf die plek dacht hij ze wat makkelijker door te kunnen kappen.
Op dit moment voelde hij geen pijn of moeheid meer maar had hij slechts nog maar één doel voor ogen!
Dat ellendige brok hout moest en zou zo snel mogelijk worden los gekapt van het schip!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten