donderdag 24 december 2015

94. Een, twee, drie in god's naam!...

William zat met afgrijzen naar de inhoud van zijn kroes te kijken waarin een groene stinkende drab zat dat voor water door moest gaan.
Ondanks dat zijn tong aan zijn verhemelte zat vastgeplakt en zijn keel rauw was van de droogte moest hij zich uit alle macht vermannen om de beker aan zijn gebarsten lippen te brengen.
Omdat hij wist dat dit het enige vocht zou zijn wat ze deze dag verder nog zouden krijgen, dwong hij zichzelf om zijn gedachte opzij te zetten.
Schijnbaar hadden ze nu het onderste laagje vanuit het watervat gekregen en dat betekende dat ze verder nog maar slechts één vat drinkwater te gaan hadden.
Het liet zich raden hoe de kwaliteit van het water uit het volgende vat zou zijn, en hoe het zou ruiken of smaken.
Hij hoopte maar dat het water dat zich boven in het vat bevond ietwat meer drinkbaar was gebleven.
Hij kneep peinzend zijn neus dicht en slokte met een ferme teug het smerige bocht kokhalzend naar binnen.
Zijn maag draaide zich bijna letterlijk om van ellende maar hij wist het uiteindelijk met veel moeite toch binnen te houden.
Om hem heen waren dezelfde ellendige taferelen te zien en er werd dan ook naar hartenlust hartgrondig gevloekt en gescholden.
Enkelen van hen slaagde er ongelukkigerwijs niet in om het bocht binnen te houden, en liepen kokhalzend en krom van ellende naar de reling alwaar ze het hele zootje overboord begonnen te braken.
Sommigen van hen eisten dat het andere vat aangeslagen zou worden en begonnen opstandig te schreeuwen toen hen dit werd geweigerd.
Vijf van hen drongen ruw naar voren in een poging de wachtposten te overrompelen.
Maar de bootsman was er met zijn eindje touw als de kippen bij om hen met enkele hardhandige slagen uiteen te drijven.
Geholpen door de lieden van de wacht die met het geweer in aanslag op hen begonnen in te lopen werd de kleine opstand snel in de kiem gesmoord.
Even later werden de vijf opgepakt door een tiental mariniers,die hen direct zonder enige vorm van proces naar beneden afvoerden en in de ijzers sloten in verdere afwachting van de zware straf die zeer zeker volgen zou.
Om daar opgesloten te moeten zitten in deze hitte was op zichzelf al een pittige straf.
Door de zware bedompte hitte die daar hing voelde je bijna de hete lucht in je longen schroeien op het moment dat je ademhaalde.
Het werken benedendeks moest werkelijk een ware hel zijn bedacht William, en even dacht hij aan zijn moeder die nog steeds met ijzeren doorzettingsvermogen zich uit alle macht voor de gewonden op het koedek inzette.                                                        
Hoe ze dat nog steeds bleef volhouden was voor hem werkelijk een raadsel, maar zijn bewondering voor haar steeg met de dag.
Het bleek dat niet alleen zijn bewondering voor haar bleef stijgen maar ook die van de commandant en de overige bemanningsleden, bemerkte hij.
De commandant had als uiting van zijn waardering hiervoor het enige vaatje wijn, dat tot zijn gehavende privévoorraad had behoord, voor haar alleen en de chirurgijn gereserveerd, zodat ze beiden daardoor zolang mogelijk op krachten konden blijven om het goede werk beneden voort te zetten.
Dankbaar had zij het vaatje van hem aangenomen, maar daarbij ook kenbaar gemaakt dat ze de inhoud daarvan ook met de ernstige gewonden zou delen.
Opnieuw werd hij uit zijn gepeins opgeschrikt toen een aantal mannen hijgend en puffend met een drietal lichamen die in zeildoek waren gewikkeld, aan dek kwamen.
Ze werden behoedzaam naast elkaar op het dek gelegd waar vervolgens hun voeten verzwaard werden met enkele kanonskogels.
William vroeg aan één van de maats of hij aan hem wilde vertellen wie deze dode mannen  dan wel waren.
Onder hen bleek de bevelvoerende officier van de onfortuinlijke sloep te zijn die hij even voor de storm nog had bezocht.
De anderen bleken de stuurman en een voor hem onbekende maat te zijn.
Hij knikte bedachtzaam.
De dood van de officier van de onfortuinlijke sloep kwam niet echt als een verrassing, dit had hij voor de storm al vermoed.
Hij dacht rillend nog even terug aan het moment dat hij het gangreen had geroken.
Eerlijk gezegd verbaasde het hem dat de man het nog zo lang had weten vol te houden.
William wist dat onder de huidige omstandigheden het werk van zijn moeder weinig kans van slagen zou hebben.
Degene die zo ongelukkig waren geweest om op het koedek terecht te komen zouden waarschijnlijk, ondanks de grootste zorg van de chirurgijn en zijn moeder, de eersten zijn die het de komende tijd niet zullen gaan overleven.
Somber keek hij naar de roerloze lichamen die daar op het kokend hete dek waren neergelegd.
Vertwijfeld vroeg hij zich af hoeveel er in de komende tijd nog zouden volgen.
Fluitjes snerpten ten teken dat alle hens zich aan dek moest verzamelen.
De mariniers stelden zich met bezwete gezichten in het gelid op.
Zelf sloot hij zich bij de overige maats in de rij aan maar onder het voorbij lopen van de commandant wenkte die hem dat hij moest volgen en naast hem moest plaatsnemen tegenover de rest van de bemanning.
Hij voelde zichzelf hier niet echt gemakkelijk onder, maar naar zijn mening werd op dit ogenblik niet gevraagd.
Het eerste lichaam werd onder het geroffel van de mariniers op de plank gelegd en vervolgens bedekt met de Franse vlag.
Vijf man tilde het hierna op en hielden het ter hoogte van de verschansing waarna de trommels plotseling zwegen.
Een korte toespraak en gebed volgde.
De man werd door de commandant geprezen om zijn vakbekwaamheid en om zijn loyaliteit aan het Franse vaderland en Napoleon.
“Zijn nagedachtenis zal daarom nog lang in ere blijven bij de bemanning van dit schip” besloot hij zijn toespraak.                                                        
Na een kort moment van stilte klonk er een bevel en vijf mariniers hieven hun geweren op en schoten een salvo af als eervol saluut.
Onderwijl hief de vijfde maat, die aan het hoofdeinde van de overledene stond, de plank schuin omhoog waardoor het verzwaarde lichaam onder de vlag door schoof en daarna met een korte plons in zijn watergraf verdween.
Op het moment dat het lichaam van de onfortuinlijke officier van de sloep over de verschansing schoof voelde William zich tot zijn eigen verwondering bedroefd over het verlies van de man.
De reden van het waarom, daar de man eigenlijk een vijand van hem behoorde te zijn was voor hem enigszins een raadsel, maar op de één of andere manier had hij net het gevoel alsof het één van zijn eigen mannen betrof die daar aan de golven werd toevertrouwd.
Hij had die man graag een betere afloop gegund.
Deze ceremonie werd nog tweemaal herhaald, zij het dat bij de derde maat die slechts een matroos was, het eresaluut achterwege bleef.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten