donderdag 17 december 2015

87. Race tegen de tijd

Het was ongelooflijk dat vrijwel de gehele water- en wijnvoorraad verloren was gegaan.
Geschokt beseften ze, dat, mochten ze gedwongen worden om op de vlotten te moeten stappen, de kans op overleven zonder water of wijn vrijwel nihil was.
Zelfs als ze hier nog enigszins beschut aan boord konden blijven zou het ruim onvoldoende voor de gehele bemanning zijn voordat ze kans zouden zien om enig land te bezeilen.
Al hielden ze zich aan het strengste rantsoen dat maar menselijk gezien mogelijk was, dan nog zouden ze op geen einde na met wat er nu nog over was uit kunnen komen.
Zwaar gedeprimeerd lieten ze zich terug drijven tot ze weer konden staan en verlieten daarna het dek. Ze gingen via de trap naar het tussendek, waarna ze struikelend en bukkend weer naar achteren gingen om dat deel van het schip te inspecteren.
Toen ze bij de kombuis aankwamen bleek ook deze door de ravage totaal onbruikbaar geworden te zijn. En van de kajuit van de commandant was zelfs geen spaan meer heel.
Alle vensters waren uit de spiegel geslagen waardoor het één groot gat was geworden.
De wind blies hun gierend een zeer fijne nevel van zeewater in het gezicht.
Daardoor fladderden hun natte kleren wild langs hun lichaam, hetgeen hen ijzig koud tot op het bot maakte. Het liet zich raden hoe het dek boven ze er dan wel uit moest zien.
Door het gat van de spiegel heen controleerden ze het roer en later ook de roertalies. Tot hun grote opluchting bleek daar in het geheel geen zichtbare schade aan te ontdekken.
De klap water had hier wel flink huis gehouden maar het was geen schade die niet te herstellen was.
Dit dek lag ongeveer drie tot vier voet boven de waterlijn.
En het schip lag door het water in de voor-ruimen voorover waardoor er minder gevaar ontstond dat er via dit gat veel water naar binnen zou komen.
En als ze de spiegel zouden dichttimmeren met hout en zeildoek was het water dat alsnog via het achterschip naar binnen zou komen, vrijwel te verwaarlozen.
Dit bleek bij alle ellende dan wel weer een kleine meevaller te zijn.
Maar dit was natuurlijk niet voldoende in geval ze het lek voorin niet zouden kunnen dichten.
Ze besloten het dek wat hierboven lag ook maar eens te gaan bekijken.
Deze lag vlak onder het campagne dek waar ook de hut geplaatst was waar zijn moeder haar verblijf had gehad.
Zodra ze echter de deur openden, die naar de hutten van de chirurgijn, de kaartenkamer en andere officiersvertrekken moesten leiden, bleken die allemaal totaal verwoest te zijn.
Ook hier bleek geen enkel stukje venster meer in de spiegel te zitten en was daarom dus ook één groot gat geworden.
Ook de kleine galerij bleek compleet door de alles verwoestende golf verdwenen te zijn.
Maar ook dit gat was zonder dat het al te moeilijk zou zijn nog wel dicht te timmeren.
William rilde bij de gedachte dat zijn moeder nog niet zo lang hiervoor in één van de verdwenen hutten haar verblijfplaats had gehad..
Als ze daar gebleven was dan zou ze zeker door de enorme kracht van de golf verpletterd of overboord gesleurd zijn.
Het was nu de hoogste tijd om bij de commandant rapport uit te gaan brengen.
Beiden wisten ze nu hoe het schip er voor stond en ze beseften dat hun bevindingen keihard bij hem zouden aankomen.
Een kwartiertje later vernam de commandant, afgemat en strak voor zich uit kijkend, hun rapport.
Het zag er helaas allemaal nog slechter uit dan dat hij zelf verwacht had.
Vooral het verloren gaan van het proviand en het drinkwater had zichtbaar een grote schok bij hem teweeggebracht.
Maar zoals het een goed commandant betaamde hoorde hij hun rapport ijzig kalm aan en liet hij zijn grote zorg bijna niet aan hen blijken.
Hij draaide zich wel een moment van hen af en keek somber voor zich uit over de nog steeds woest schuimende zee.
William voelde plotseling voor hem een vorm van medelijden in zich opkomen. Ondanks dat hij bij het vijandelijke kamp behoorde vond hij dat deze kundige man zoveel pech eigenlijk niet verdiende.
Wanneer het schip ten onder zou gaan zou dat zeker het einde van zijn carrière betekenen wist hij, want schijnbaar was dit een zeer belangrijke opdracht, en mogelijk zelfs één waar Bonaparte zelf wel eens persoonlijk bij betrokken zou kunnen zijn.
Bij het mislukken daarvan, ook al was het volledig buiten zijn schuld om, zou dat hem ongetwijfeld zeer zwaar worden aangerekend.
Een nieuw commando bij de marine kon hij vanaf dat moment wel voorgoed vaarwel zeggen.
En zelfs de koopvaardij zou zijn neus voor hem op halen en voortaan niet meer met hem in zee willen.
Deze man moest nu wel de eenzaamste man op aarde zijn, en elke beslissing moest als een loden last op zijn schouders liggen.
Bij zichzelf wetende dat deze gedachtes zeker door de man z’n hoofd moesten spoken, zou hijzelf nu niet graag in zijn schoenen willen staan.
De commandant had de al zo overbelaste bemanning ruwweg in vier ploegen onderverdeeld, afgezien van enkele losse mensen die zo hun eigen specifieke opdrachten hadden.
Je had de ploeg die bezig was om de lekken in het voorschip te dichten.
De tweede ploeg die met de bouw van de vlotten was belast en alles wat daar rondom nog verder mee te maken had.
De derde ploeg was bezig om alles rondom de kampanje op orde te maken en het schip op koers te houden.
En dan niet te vergeten, de vierde ploeg, waarvan de helft vrijwel continu verbeten aan de pompen stond en de andere helft met vaten en putsen de voor-ruimen aan het leeg hozen waren.
Nu moesten er ook nog eens een paar man vrijgemaakt worden die de gaten in de spiegel moesten gaan afdichten.
Maar de grootste zorg baarde nu toch wel de lekken in het voorschip.
Die was nu angstig diep in het water komen liggen want het water stond nu al tot over het berghout en nog maar net onder de geschutspoorten.
Ondanks dat het schip nu voor de wind lag, had het voorschip het nog steeds door de overkomende golven zwaar te verduren.
Op het voordek waren inmiddels met de grootste moeite een aantal zeilen vastgenageld over de gebarsten deknaden.
Hiermee hoopten ze het doorlekken van het overkomende water nog enigszins tegen te gaan. Maar de pompen en de hozers in het ruim konden bij langen na de grote hoeveelheden water die door de lekkende scheepswand naar binnendrong bijhouden.
Dit betekende onherroepelijk het einde en dat ze dus nog maar zeer weinig tijd over hadden voordat het schip voorgoed verzwolgen zou worden door de woeste golven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten