maandag 21 december 2015

91. Betrekkelijke rust

Weer ruim twee uur later kon men het verheugende bericht doorgeven dat na enige tegenslag nu toch eindelijk de beide lekken in het voorschip vrijwel volledig waren gedicht.
Er ging een schor gejuich onder de bemanning op en de mannen sloegen elkaar trots op de
schouders. Eindelijk was er dan echt iets positiefs te melden.
En ook de commandant kreeg even een korte grijns op zijn zorgelijke, afgematte gezicht.
William kreeg zelfs de indruk dat de orkaan nu zo’n beetje over het hoogtepunt heen begon te komen, alsof ze aanvoelde dat ze de strijd waarschijnlijk toch niet meer kon winnen.
Natuurlijk een belachelijk idee, terwijl hij nu breed lachend de spot met zichzelf dreef.
De uren kropen voorbij en nog steeds was het schip drijvende.
Ondanks zijn belachelijke idee bleek hij wel degelijk gelijk te krijgen.
De orkaan was merkbaar minder hard gaan waaien en de woeste golftoppen werden nu niet meer zo hoog opgezweept als daarvoor.
Langzaam maar zeker was er enige verbetering te bespeuren in de reactie van het schip op de golven.
Het leek hen nu zelfs toe dat het voorschip nu niet meer zo diep in de golven verdween als een aantal uren daarvoor.
Blijkbaar ging er nu meer water uit dan dat er in kwam, stelde de commandant tevreden vast.
Deze gedachte werd enkele uren later definitief bevestigd toen de timmerman liet melden dat het water in de twee voorste ruimen ongeveer met een voet was gezakt.
Opnieuw klonk er gejuich uit de schorre kelen.
Als het op deze manier verder zou gaan konden ze er vrijwel zeker van zijn dat het schip de afzwakkende storm verder nog wel zou kunnen doorstaan.
De avond viel in, en werd opnieuw opgevolgd door een stikdonkere maanloze nacht.
Alle ploegen, behalve die dienst deden bij de pompen, werden gehalveerd om zoveel mogelijk mannen de kans te geven wat bij te slapen.
De gestaag afnemende windkracht en golfslag maakte dat het nu verantwoord was om op deze manier de wachten in te delen.
William behoorde tot de gelukkigen die zich op het tussendek mochten terug trekken om wat te gaan slapen.
Dodelijk vermoeid sleepte hij zich naar een hangmat, waar hij zich na enige tijd pas met uiterste moeite in kon hijsen.
Kort nadat hij zijn pijnlijke ogen had gesloten viel hij als een blok in een droomloze diepe slaap.
William wist niet hoelang hij had geslapen, maar hij werd wakker doordat er iemand stevig aan zijn arm stond te trekken.
Wat hem daarna direct opviel was dat het schip nu niet meer zo hevig tekeer ging als daarvoor.
Het leek hem toe dat de orkaan eindelijk was gaan liggen.
Nieuwsgierig geworden probeerde hij zo snel mogelijk aan dek te komen.
Boven gekomen keek hij verbaasd in het rond.
De zee was weer volkomen kalm geworden en de lucht was zelfs strak blauw.
Het zag er zo vredig uit dat het net leek alsof er niets was gebeurd.
Maar verder om zich heen kijkend ontwaakte hij direct weer uit die zoete droom want de ravage aan dek sprak boekdelen.
Het schip moest er aan de buitenkant wel erg vreemd uitzien met zijn afgebroken fokkemast en bezaantop.
De grote mast miste zijn grootbramsteng en dan nog niet te spreken van de half afgebroken boegspriet.                                                    
Om het uiterlijk een nog wat vreemdere aanblik te geven hingen er tot slot aan weerszijden van het voorschip een tweetal rijen vaten die bijeengehouden werden door strakgespannen trossen.
Al met al was het schip niet meer dan een groot drijvend wrak.
Hij keek naar voren, en zag dat het voorschip toch weer iets minder diep was komen te liggen.
Blijkbaar was het de afgelopen nacht gelukt om opnieuw een grote hoeveelheid water uit de ondergelopen ruimen te pompen.
“Ah, monsieur William, ik zie dat u weer bent teruggekeerd in het land der levenden?”
Hij draaide zich verrast om. “Jawel, commandant, weer helemaal, mag ik u verzoeken om mij te vertellen wat er vannacht allemaal is gebeurd?”
“Dat mag u, het zal mij zelfs een genoegen zijn het u te vertellen.”
In het kort schetste hij hoe de nacht was verlopen.
De mannen hadden de hele nacht aan de pompen gestaan, met een zichtbaar resultaat.
Halverwege de nacht was het gevaar van zinken geweken daar de orkaan snel in kracht was afgenomen.
“Ik had besloten om zoveel mogelijk mannen een tijdje rust te geven” ging hij verder “Zodat ze weer wat op krachten konden komen.
We zullen ze hard nodig hebben tijdens het ruimen van de ravage en het herstellen van de averij.
Ik moet u overigens complimenteren met uw grandioze plan dat zeer goed bleek te werken.
Wij allen zijn u veel dank verschuldigd.
Helaas hebben wij op dit moment niet veel om onze dank aan u te kunnen tonen.
Daarom hadden wij besloten om u een aantal uren te vrijwaren van dienst, en hebben we u vannacht ook maar lekker laten slapen.
Wij dachten dat dit voor u wel welkom zou zijn, en wensen dan ook dat u van de komende vier uren van uw vrijheid zal genieten.”
“Dank u commandant, u kunt er zeker van zijn dat ik u hiervoor zeer erkentelijk ben.
Maar mag ik zo vrij zijn om u te vragen wanneer uzelf voor het laatst uw kooi heeft gezien?
Als ik zo brutaal mag zijn ziet u er zelf ook uit alsof u wel wat rust zou kunnen gebruiken.”
Vermoeid streek de commandant over zijn voorhoofd en keek hem vervolgens grijnzend aan.
“Ik ben bang dat ik u volledig gelijk zal moeten geven monsieur, misschien is het geen gek idee om mij eens voor een paar uur terug te trekken.”
William groette hem en ging daarna zijns weegs.
Hij besloot om eens bij zijn moeder te gaan kijken die waarschijnlijk nog op het tussendek verbleef.
Na enig tobben was hij daar een tijdje later eindelijk aangekomen maar kon tot zijn schrik zijn moeder nergens ontdekken.
Hij schoot èèn van de maats die daar rondliep aan en vroeg hem waar Lady Brightton gebleven kon zijn.
De man wist hem te vertellen dat ze bezig was met het verzorgen van de gewonden die op het koedek waren ondergebracht.
Dat was weer echt iets voor zijn moeder.
Het koedek!, dat was toch geen plaats voor een dame van haar stand?
Ze kon het blijkbaar weer eens niet laten om overal haar neus in te steken!, dacht hij geïrriteerd.
Alhoewel hij ook wel enige trots voelde sluimeren omdat ze werkelijk, maar dan ook werkelijk nergens haar hand voor omdraaide.
Toen hij op het halfduistere koedek was aangekomen zochten zijn ogen tussen de vele luid kreunende gewonden naar zijn moeder.                                                        

Geen opmerkingen:

Een reactie posten