woensdag 2 december 2015

72. Kijk uit!

Dagen gingen voorbij zonder dat er ook maar een straaltje zon te bespeuren was geweest.
S’nachts was het helaas al niet veel beter gesteld.
Ook de maan en sterren lieten volkomen verstek gaan.
William wist dat ze inmiddels volledig uit de koers geslagen moesten zijn.
En dus ook dat ze daar op de kampanje nu op geen einde na ook maar een flauw benul konden hebben waar ze zich op dit moment dan wel op de kaart moesten bevinden.
Zonder zon, maan of sterren was het een hopeloze zaak voor de officieren om hun positie te kunnen bepalen. Maar zolang ze nog steeds met de kop op de wind konden blijven steken konden ze in ieder geval het verlijeren nog enigszins beperken.
Het was misschien een schrale troost, maar het was beter dan niets.
Hij vroeg zich af hoelang ze dit nog vol zouden kunnen houden.
Iedereen van hoog tot laag was volkomen uitgeput geraakt door het harde werk, kou en slaap gebrek. 
Vaak benam de snijdende wind je volkomen de adem, waardoor normaal adem halen ook bijna onmogelijk werd gemaakt.
O, wat verlangde zijn gemartelde lichaam er hevig naar om, al was het maar voor even, zijn ogen te kunnen sluiten.
Elke vezel in hem gilde naar een moment van rust.
Hij zou er bijna alles voor over hebben om te kunnen ontsnappen uit deze ellende en te verzinken in een heerlijke diepe zweem van vergetelheid.
Door de oververmoeidheid en kou rilde hij als een juffershondje.
Op zichzelf was dit nogal vreemd omdat hij tegelijk ook stond te zweten door het zware werk aan de pomp.
Zijn armen waren zo zwaar geworden als dieplood, en zijn rug voelde aan als een doorgezakte bejaarde kameel. 
Ook had hij geen gevoel meer in zijn voeten.
Hij stond dan ook letterlijk te tollen op zijn benen en voelde zich licht in zijn hoofd worden.
Even dreigde hij zijn evenwicht te verliezen en te vallen, maar hij kon zich nog net op tijd aan de pomp vast grijpen. 
Maar door een onverwachte beweging van het schip verloor hij opnieuw zijn evenwicht, waardoor hij nu wel onderuit ging.
In een reflex wist hij zich toch weer vast te grijpen aan de pomp waar hij half verfoofd aan bleef hangen.
Hij kon gewoon niet meer!, en zag zichzelf gedwongen om met pompen te stoppen.
Zijn kapotte handen lagen zo pijnlijk verkrampt om de hendel van de pomp, dat een ander zijn vingers met enige moeite daarvan los moest maken.
Verdwaasd keek hij in het rond en zocht hij naar een plekje met wat beschutting om naar toe te kunnen kruipen. 
Er werd aan hem gesjord en iemand sleepte hem naar de loefzijde, waar vlak onder het kampanjedek een extra oorlam werd uitgedeeld.
Dat was het enige middel waarmee de verkleumde manschappen zich van binnen nog wat konden opwarmen.
Daar aangekomen liet de maat hem ruw neerploffen op het dek, waarna hij wat beschutting achter de verschansing vlak bij de trap die naar het kampanjedek leidde op zocht.
Het was niet veel maar het bood tenminste een klein beetje luwte tegen de ijzige wind.
Maar nu hij hier zo stil op het dek zat voelde hij dat de kou nog meer in zijn botten begon te trekken. Daarom dronk hij gretig van zijn rum en voelde hij tevreden de warmte daarvan in zijn keel en slokdarm glijden.
Er werd ook koud gepekeld vlees en scheepsbeschuit gedeeld.
Zwijgend wachtte iedereen op zijn beurt.
Hij voelde zich hongerig als een wolf, maar tegelijkertijd was hij zelfs te moe om ook maar een hap door zijn keel te willen duwen.
Ondanks dat het hem tegenstond dwong hij zichzelf van het vlees te nemen.
Hij moest tenslotte toch proberen te blijven eten om nog enigszins op krachten te blijven. 
Verwonderd merkte hij na een paar happen dat het eten hem toch goed begon te smaken. Gretig nam hij een volgende hap en dronk hij er voorzichtig een slokje van zijn rum achteraan.
Hij keek naar zijn pijnlijke handen die vol met blaren zaten door het zware pompen.
Voorzichtig bewoog hij zijn verkrampte vingers in een poging de stijfheid ervan wat te verdrijven.
Snel schrokte hij het overige vlees naar binnen, want hij wist dat dit moment van betrekkelijke rust slechts maar van zeer korte duur zou zijn.                                                      
Hij voelde aan zijn lichaam dat het eten en drinken hem goed deed.
Zijn maag voelde in ieder geval weer wat gevulder aan.
Zorgvuldig nipte hij de laatste druppel rum naar binnen en keek nog eens goed onder in de mok of hij per ongeluk niet een druppel van het heerlijke vocht had overgeslagen.
Helaas bleek dit echter niet het geval en misnoegd wierp hij daarop de beker van zich af.
Zijn lichaam verlangde nu naar meer, veel meer!, maar hij wist dat dát er voorlopig niet voor hem in zou zitten.
Want, "Daar had je het gelazer alweer!,” bromde hij diep zuchtend in zichzelf.
Er werd alweer naar hem gewenkt om naar de pompen terug te keren.
Voor z’n gevoel had hij nog maar amper vijf minuten gezeten.
Zou er dan nooit een einde aan deze ellendige orkaan komen?
Uiterst moeizaam kwam hij weer overeind, waardoor direct de ijzige wind hem weer vol in zijn gezicht striemde.
Hij keek in de richting van de kampanje waar hij de roergangers hevig zag worstelen met het roer. Aan de lijzijde van hen stonden de tweede stuurman en wat verderop de commandant.
Hij moest zeggen dat hij inmiddels een enorme bewondering voor de laatste had gekregen.
Onafgebroken had hij op de kampanje gestaan om het schip door deze zware orkaan te loodsen. Hoe zo iemand dat vol kon houden was voor hem een volslagen raadsel.
De man moest haast wel van graniet zijn om dat te kunnen bedacht hij.
Het schip maakte weer eens een hevige kaaier naar stuurboord zodat William alles in het werk moest zetten om overeind te blijven.
Plotseling hoorde hij een kort maar hevig gekraak boven zich.
Geschrokken keek hij omhoog en zag hij tot zijn afgrijzen de bezaantop afbreken als een luciferhoutje.
Hij schreeuwde nog naar de lui op de kampanje dat ze moesten uitkijken, maar zijn woorden vervlogen in de wind.
De bezaantop stortte naar beneden, maar vlak voor dat hij op het dek zou pletteren, raakte hij verstrikt in wat tuig waardoor hij ineens een enorme slingerbeweging boven de kampanje maakte.
De tweede stuurman, die zich ongelukkigerwijs net op die plek bevond, werd daardoor vol in zijn gezicht geraakt en vloog meters door de lucht om vervolgens met een enorme smak tegen het kompashuis terecht te komen.
William klauterde via de opgang die naar het kampanjedek leidde omhoog en probeerde zo snel mogelijk hulp te bieden.
De man lag volledig buiten bewustzijn in een plas van zijn eigen bloed.
Zijn gezicht was onherstelbaar tot moes geslagen en onherkenbaar veranderd tot een grote gapende wond waaruit enorme stromen bloed gutste.
Het dek kleurde langzaam over een grotere oppervlakte rood toen het bloed zich vermengde met het regenwater.
William ging bij het zien van die bebloede massa bijna over zijn nek, maar dwong zichzelf zich te vermannen en te helpen waar hij kon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten