zondag 25 oktober 2015

32. Afscheid en vertwijfeling

Maar onverbiddelijk bleef de man doof voor hun roepen en Lady Brightton besefte dat het verder nutteloos was om er nog verder mee door te gaan.  
William rekte zijn hals zo ver als hij kon in een poging Jeanne te kunnen zien.
Hij zag haar uiteindelijk ergens achterin de groep mee strompelen en riep wanhopig haar naam.
Ze bleef hem gelaten met een verslagen blik waarin grote angst lag af te lezen aankijken.
“Jeanne!, Jeanne!, .. ik hou van je!” schreeuwde hij, terwijl hij over de gekruiste geweren heen boog om toch maar zo goed mogelijk zichtbaar voor haar te blijven.
Hij zag haar ruw door een Fransman de kamer uitgeduwd worden.
Nog éénmaal keek ze naar hem met haar angstige en betraande ogen en sloeg toen haar ogen neer.
De deuren sloten zich,  Jeanne was voorgoed uit William’s zicht verdwenen.
Zonder een woord te spreken verlieten ook de laatste vier wachten de kamer en bleven ze daarna samen alleen achter.
Op één of andere manier hadden ze het gevoel dat dit niet veel goeds te betekenen kon hebben.
Verslagen viel William op de grond, terwijl hij radeloos met zijn handen in zijn haar naar zijn voeten bleef zitten staren.
Zijn moeder zonk naast hem neer en sloeg haar armen troostend om hem heen.
“We hebben echt alles gedaan wat we konden William.”
Hij knikte somber.“Maar dat was niet genoeg moeder, .. niet genoeg!”
Vertwijfeld schudde hij zijn hoofd terwijl hij met betraande ogen naar haar opkeek.
“Laten we hopen dat ze hen alleen maar naar een andere kamer willen verplaatsen en dat we ze misschien spoedig weer terug zullen zien.”
Hij haalde slechts zijn schouders op.
“En wat zullen ze met ons van plan zijn te doen moeder?”
"Ik wou dat ik het wist jongen” zei ze zacht onderwijl denkend aan de dreigende woorden van Astray eerder die dag.
William zag de zorgelijke blik van haar en vroeg niet verder.
Er viel een verslagen stilte en beiden bleven met de armen om elkaar heengeslagen in gedachten voor zich uit zitten staren.
Plotseling werden ze opgeschrikt door een salvo geweervuur, wat kort daarop werd gevolgd door enkele losse schoten.
Verbijsterd keken ze elkaar aan!, terwijl ze beiden met ontzetting tot het verschrikkelijke besef kwamen wat deze schoten te betekenen moesten hebben.
Hun angstige voorgevoelens werden gruwelijk bewaarheid.
Woedend stoof William op en rende hij naar de deur.
Wild beukte hij er met z’n beide vuisten tegenaan, terwijl hij uit alle macht brulde: “Moordenaars!, .. moordenaars!, .. schoften!, smerige moordenaars!”
En terwijl bij hem nu opnieuw de tranen vrij over zijn wangen stroomde, zonk hij totaal ontredderd bij de deur neer.
Verslagen lag hij zijn hoofd tegen de deur terwijl hij die nog steeds machteloos en wanhopig met zijn vuisten (die inmiddels volledig krachteloos waren geworden) bleef bewerken.
Schor bleef hij maar in zichzelf herhalen, “Moordenaars!, ...smerige moordenaars.”
“My lord, alles is gereed! Uw orders omtrent de gevangenen zijn stipt uitgevoerd, en de mannen zijn nu bezig de lijken te verzwaren om ze straks in zee te laten verdwijnen.
Ook de kraanbalk is al bijna in gereedheid gebracht.
Als het u belieft, kunt bevel geven om het vissersvaartuig te seinen dat ze aan de brik kunnen doorgeven dat ze de gevangenen over een uur kunnen komen halen.”
“Dank u, goed werk. “ Lord Astray keek van zijn bureau op waaraan hij bezig was geweest met een aantal begeleidende brieven te schrijven die betrekking hadden op zijn ‘gulle’ geschenken aan zijn belangrijke Spaanse en Franse contacten.
Hij bekeek nog eens zijn werk en bromde tevreden in zichzelf.
Deze brieven en geschenken zouden de heren zeker gunstig stemmen, en dat was precies wat hij nodig had bij het verdere verloop van zijn plannen.
Vooral de Spaanse contacten wilde hij aan zich proberen te binden, want ze hadden de Spaanse vloot hard nodig om tot de volledige uitvoer van hun geniale plan te komen.
“Kunt u mij zeggen hoe laat het nu is?”
“Ik schat dat het omstreeks tegen zessen loopt, my Lord, maar mag ik zo vrij zijn om u er op wijzen dat u sinds kort in het bezit bent gekomen van een schitterend vestzakhorloge?” subtiel het beladen onderwerp ontwijkend op welke manier Astray hiervan in het bezit was gekomen.
“Oh ja!, da’s waar ook.” Astray graaide in zijn zak en vond grijnzend wat hij zocht.
Hij opende voorzichtig het dekseltje en keek in het licht van de kaarsvlam hoe laat het was.
“Sein aan het vissersvaartuig dat ze aan de brik moeten doorgeven dat hun sloep om omstreeks acht uur de gevangenen hier moeten komen oppikken.
Dan is het inmiddels donker genoeg geworden, zodat ze hopelijk niet meer zo snel opgemerkt zullen worden door de kustwacht.
Het weer is nu nog gunstig en er staat bijna geen branding zodat het te doen moet zijn.                                                        
Maar er is wel behoorlijk haast geboden, want het weer kan en gaat hier zeer spoedig flink veranderen.”
“Jawel, my Lord, tot uw orders.” De man groette beleefd en ging heen.
Al met al zou het toch nog een hele toer worden om de sloep langs alle riffen te loodsen, bedacht Astray in zichzelf.
Zelfs bij daglicht was het al een hele kunst, laat staan in het duister.
Maar ze konden gewoon het risico niet nemen om te worden ontdekt door de kustwacht.
Dan zou alles wat ze nu al hadden bereikt in één klap teniet worden gedaan.
Hij keek nog eens naar het glanzende horloge, dat zacht een melodietje ten gehore bracht.
Daardoor ontdekte hij dat er in het dekseltje het èèn en ander stond gegraveerd en nieuwsgierig hield hij het wat dichter bij de vlam van de kaars zodat hij, in het licht wat er nu op viel, kon lezen wat er stond.
Gefeliciteerd met uw vijfentwintigjarig huwelijksjubileum, uw liefhebbende zoon William.
Hij lachte sinister voor zich uit, deed met een klap het dekseltje dicht en stak het vervolgens met een zwier weer terug in zijn vestzak.
Hij moest nu gaan voortmaken want hij had nog een hoop werk liggen om de overdracht van de gevangenen voor te bereiden.
De deur van de kamer waarin Lady Brightton en haar zoon zaten zwaaide opnieuw open en de korporaal kwam naar haar en William toe lopen.
Die hadden zich inmiddels alweer achter in de kamer teruggetrokken, in bange afwachting van de dingen die komen zouden.
“Maakt u gereed voor vertrek, u heeft tien minuten!” beval hij bars.
“Ik heb wat warme kleren voor u en uw zoon van de kamers laten halen, ik kom jullie zo halen.” Waar gaan we dan heen?” vroeg lady Brightton hem.
Maar hij lachte vals, “Dat zult u vanzelf wel zien madame.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten