zondag 8 november 2015

47. Gered?

Hij keek zijn moeder, die met de grootste moeite haar ogen probeerde open te houden, maar die over enkele minuten die strijd ook zeker verliezen zou, liefdevol aan.
“Het is goed moeder!, doe uw ogen nu maar dicht en ga maar met een gerust hart slapen.”
Hij trok haar wat dichter tegen zich aan en streek met zijn vingers door haar natte verwarde haren.“Vader zou trots op u zijn geweest moeder, u heeft de naam Brightton alle eer aangedaan. Niemand had meer kunnen geven dan wat u heeft gedaan, u mag nu gaan rusten, leg uw vermoeide hoofd maar op mijn schouders.”
Ze knikte dankbaar en op haar bleke gezicht kwam plots een gelukkige glimlach alsof er een enorme last van haar schouders was gegleden.
“Ik ben trots op je mijn jongen, ook jij bent de naam Brightton meer dan waardig,” fluisterde ze bijna onhoorbaar.
“Ik had gewild dat ik nog wat langer van jou had mogen genieten lieverd.
Maar blijkbaar heeft de Here God iets anders met ons in gedachten.
Ik hou zielsveel van je jongen, en ik vond het een enorm voorrecht dat ik je moeder heb mogen zijn.Vaarwel mijn zoon, ...vaarwel, .. ik zal aan de overkant op je wachten!”
Snikkend en met tranen in zijn ogen nam William het gezicht van zijn moeder in zijn trillende handen en gaf hij haar een kus op d'r voorhoofd.
Voorzichtig leide hij haar hoofd op zijn schouder en trok d'r in een innige omhelzing stijf tegen zich aan.
“Slaapt zacht moeder!, ... slaap zacht!”
Ook hij liet zijn hoofd nu zachtjes tegen die van haar zakken en gaf zich gewillig over aan het zalige gevoel van vergetelheid.
Dodelijk vermoeid sloot hij zijn ogen.
                                                                               
Met flinke pijn op zijn borst en een hoofd dat zo zwaar bonkte alsof er met hamers op zijn hersenpan werd gebeukt, trachtte William zijn dodelijk vermoeide ogen te openen.
Nadat het hem met veel moeite was gelukt keek hij een ogenblik verwonderd om zich heen,
Hij probeerde zich te herinneren wat er precies was gebeurd, en waar hij zich dan nu dan wel precies bevond.Langzaam begon het tot hem door te dringen.
Door de geluiden en bewegingen concludeerde hij bij zichzelf dat hij zich aan boord van een schip moest bevinden.
Zijn blik bleef steken bij het gezicht van een voor hem totaal onbekende man die uit alle macht probeerde zijn aandacht te trekken.
William hoorde wel dat de man tegen hem sprak, maar kon uit zijn woorden totaal niets opmaken.
Maar hij begreep hieruit wel dat de man blij verrast moest zijn met zijn reactie.
“Wat staat die man toch te koeterwalen” gromde hij nijdig in zichzelf.
”Heeft hij nog nooit een Engelsman gezien of zo?.”
Langzaam drong het tot hem door dat hij een Fransman moest zijn, en begon hij zich ook vaag wat te herinneren van wat er allemaal was gebeurd.
O ja!, ze waren overvallen in het kasteel, en daarna in een open sloep gezet die hen naar een of ander schip had moeten brengen die voor de kust had liggen wachten.
Een plan dat nu niet echt helemaal succesvol was verlopen, vond hij zelf.
Die Fransen zouden wel vreemd hebben opgekeken toen de sloep niet bij hen terugkeerde.
Hij moest in zichzelf even lachen bij de gedachte aan zijn moeder, die met de laars van die Franse officier tevergeefs trachtte de boot leeg te hozen.
Hij schrok op!, ..Zijn moeder!
Opeens schoot hem het hele drama zich weer voor de geest en zag hij het laatste moment voor ogen hoe hij diep bedroefd afscheid van haar had moeten nemen.
Ondanks zijn barstende hoofdpijn schoot hij plotseling overeind en probeerde hij de hevig geschrokken Fransman die voor hem stond uit alle macht duidelijk te maken dat hij wilde weten hoe het met zijn moeder was gesteld, en of ze eigenlijk nog wel in leven was.
De man trachtte hem weer zachtjes aan zijn schouders naar beneden te duwen en gebaarde dat hij rustig moest blijven.
Maar William bood hevige weerstand, terwijl hij wild gebarend bleef roepen dat hij wilde weten hoe het met zijn moeder was gesteld.
De Fransman draaide zich om en schreeuwde iets onverstaanbaars naar een ander die zich daarop ijlings uit de voeten maakte.
De man deed nogmaals een vertwijfelde poging hem tot rust te brengen, en gebaarde met zijn handen dat er iemand voor hem werd gehaald.
Maar William liet zich door hem niet overtuigen en probeerde kreunend uit de kooi te klimmen waarin hij lag.
Maar dat werd de Fransman dan blijkbaar toch iets te gortig, en daarom riep hij een tweede man te hulp.
Samen duwde zij hem met zachte, maar stevige drang, weer terug in zijn kooi.
William had niet langer meer de kracht om hen beiden te weerstaan en zonk onder luid protest weer terug in de kussens.                                                        
Een korte tijd later kwam er een Franse officier de hut binnen, die, tot William’s verbazing, zich in vrij goed verstaanbaar Engels aan hem voorstelde.
Het was een man van middelgrote lengte en hij had een lange puntige snor waarvan de uiteinden statig omhoog stonden.
Ook verder zag hij er bijzonder goed verzorgd uit.
Hij hijgde nog na van het snelle traplopen dat hij blijkbaar had gedaan, en wiste even zijn voorhoofd met een doek die hij in zijn mouw verborgen had.
“I, iem luitenant Jean Marc” begon hij, terwijl hij even stopte om adem te halen.
“Het is mij een eer u hier aan boord van de Monitor te mogen begroeten, sir.
De kapitein laat zich voor dit moment vanwege zijn drukke bezigheden excuseren, maar zal later graag met u kennis komen maken.
Ik begrijp dat u graag wilt weten hoe het met uw moeder is gesteld, is het niet?
Nou ik kan u met oprechte vreugde melden,” ging hij door zonder op het antwoord van William te wachten, “Dat het met madame Brightton boven verwachting goed gaat.
En hoewel ze zwaar onderkoeld bij ons aan boord is gebracht, verwacht de chirurgijn dat uw moeder er verder geen blijvend letsel aan over zal houden.
Madame verblijft momenteel in mijn hut om de gelegenheid te krijgen verder aan te sterken en is op dit moment helaas nog niet in staat om u te kunnen bezoeken.”
“Dank u voor uw informatie” antwoordde William formeel
“Helaas is het genoegen dat wij hier zijn niet geheel wederzijds, aangezien wij tegen onze wil aan boord werden gebracht zoals u wel weet.
Desondanks wil ik u danken voor de goede zorg die u mijn moeder en mijzelf op dit moment verleend.” De man lachte zuurzoet en er viel een pijnlijke stilte.
Hij wist zich duidelijk even voor een moment geen houding te geven.
William besloot in zichzelf dat het beter was om de man niet verder te provoceren en vroeg hem beleefd: “Kunt u mij vertellen op welke manier we hier aan boord zijn beland?
Ik kan mij er namelijk helaas niets meer van herinneren.”
Schijnbaar opgelucht door deze nieuwe invalshoek, begon de man uitbundig zijn verhaal te vertellen. “Nou sir, het verhaal ging als volgt.“

Geen opmerkingen:

Een reactie posten