dinsdag 10 november 2015

49. Hoe kon deze Franse schuit niet zijn opgemerkt door de kustwacht?

De luitenant kon zijn glimlach maar met de grootst mogelijke moeite onderdrukken en zei uiterlijk zo onbewogen als het voor hem maar mogelijk was: “Met hem is alles naar omstandigheden wel, sir.
Hij heeft een gebroken arm, een flinke hoofdwond en een longontsteking.
Daardoor is hij ernstig verzwakt geraakt.
We dachten eerlijk gezegd niet dat hij het zou halen.
Maar tot onze verrassing is de koorts al een flink eind gezakt en de verwachting is nu dan ook bijgesteld en we hopen dat ook hij het zal gaan halen. Maar het zal nog wel een tijdje duren voordat hij weer helemaal de oude zal zijn.”
De man stopte nu hijgend met zijn verhaal en nam gulzig een slok uit de kroes, waarna hij nogmaals zijn bezwete voorhoofd wiste met zijn doek.
“Dank u dat u uw kostbare tijd aan mij wilde besteden om dit verhaal aan mij te vertellen, sir”
“Het genoegen was geheel aan mijn kant” zei hij lachend, terwijl hij zijn doek nu weer terug in zijn mouw stopte.  William zonk weer terug in zijn kussens en mompelde in zichzelf, “Dan is alles uiteindelijk toch niet voor niets geweest.”
Alhoewel bij hem nu direct de twijfels rezen of hij met dit resultaat eigenlijk wel zo gelukkig moest zijn. Had hij achteraf gezien niet beter die verrader kunnen laten verzuipen?
En hadden hij en zijn moeder misschien niet beter dood kunnen zijn?                                                    
Wie weet wat er hen beiden nog allemaal voor ellende stond te wachten.
Maar toen schudde hij zijn hoofd alsof hij zich daarmee van die sombere gedachte speling kon bevrijden.
Zij waren tenslotte nog de enige die van dit hele gebeuren op de hoogte waren en die achter de verdere plannen van die verrader Astray konden zien te komen.
Ze moesten hoe dan ook op een of andere manier in leven zien te blijven!
Was dat ook niet wat hij zijn moeder in de sloep nog zo op haar hart had gedrukt?
De plannen van die verraders, wat die dan ook precies inhielden, moesten tegen elke prijs worden verijdeld.           Zij waren nog slechts de enige die daartoe een poging konden ondernemen.
De luitenant stond ondertussen nu voor hem wat onzeker te dralen.
William schrok even op uit zijn gedachten toen de man tegen hem zei,
”Ik hoop dat u mij nu zult willen excuseren?, we gaan onder zeil en u zult natuurlijk wel begrijpen dat er de nodige assistentie van mij wordt verwacht” William knikte begrijpend.
Hijzelf was na dit gesprek ook doodmoe geworden en hij vond het dus totaal niet erg dat de man hem nu verder met rust zou laten.
De man verliet samen met de anderen de hut, maar hij hoorde dat er twee van hen bij de deur de wacht betrokken.
Hij voelde het schip in beroering komen en de blote voeten van de mannen op het dek klepperen.
Bevelen werden over en weer geschreeuwd en hij hoorde de voor hem vertrouwde geluiden van een bootsman die met zijn fluitje en eindje touw scheldend de mannen achter hun vodden aanzat om hen snel in het want te doen laten klimmen om het zeil bij te zetten.
Ook bereikte hem de geluiden van het lopend want dat piepend in de katrollen liep.
Het klonk hem dan allemaal wel zo vertrouwd in de oren, maar somber realiseerde hij zich dat dit niet zijn eigen schuit was, maar helaas dat van de vijand.
Het schip kwam langzaam tot leven en hij vroeg zich af waarom de commandant zo lang gewacht had om te vertrekken.
Misschien was er belangrijke lading aan boord van zijn sloep geweest dat door de schipbreuk verloren was gegaan.
Zeker was dat er, onder andere, vers drinkwater en rum verloren was gegaan, maar ook waren er vast wel documenten verdwenen die opnieuw vervangen moesten worden bedacht hij.
Maar of dat nu reden genoeg was om hier zolang met een Franse schuit voor een vijandelijke kust te blijven liggen?
Het leek hem toch eerder toe dat ze zich zo snel mogelijk uit de voeten zouden maken.
Wat de reden hiervan ook was, in ieder geval vertrokken ze een aantal dagen later dan de planning was geweest, gromde hij tevreden in zichzelf.
Hij vroeg zich alleen nijdig en verbaasd af hoe het toch mogelijk was dat het schip niet was opgemerkt door de kustwacht.
Daar zou die ellendige Astray wel weer voor gezorgd hebben bedacht hij bitter.
Maar als het schip een dag, of zelfs nog langer was blijven liggen, moest het toch ook vanaf de kust te zien zijn geweest?
Hij begreep niet goed hoe ze het hadden klaargespeeld om verborgen te blijven, maar misschien kwam hij daar op een goede dag nog wel eens achter.
Hij voelde dat het schip stampend over de bakboord boegslag viel en dat de snelheid langzaam maar zeker meer en meer toenam.
Steeds luider hoorde hij het water langs de scheepshuid murmelen.                                                    
De bewegingen werden wat minder schokkerig, maar het schip rolde en stampte met lange halen zwaar op de ruwe golven.
William sloot vermoeid zijn ogen en ondanks deze bewegingen viel hij langzaam maar zeker in een diepe slaap.
Hoelang hij had geslapen kon hij niet zeggen, maar hij werd gewekt door een stevige klop op de deur van zijn hut. De deur zwierde open en er stapte een vrij grote man binnen met lang, grijs golvend haar en grijze bakkebaarden die vanaf zijn slapen tot halverwege zijn onderkaak liepen
Zijn ogen stonden opmerkelijk helder en open en stonden in een gezicht dat een vrij hoog voorhoofd bezat.
De man had een prettig en nobel voorkomen, vond William.
Hij schatte dat hij een jaar of tweeƫnvijftig moest zijn, maar hij kwam nog verbazend kwiek en vlot bij hem over.
Hoffelijk en in gebroken Engels met een zwaar Frans accent, stelde hij zich aan William voor.
“I iem kapitain Thonnon, om u te dienen sir.
Het spijt mij u onder deze moeilijke omstandigheden te moeten ontmoeten.
Euh, ... (hij zocht een moment naar woorden voordat hij verder ging) het, ..euh, .. het is mij een eer om een dapper en nobel man als u aan boord van mijn schip te mogen verwelkomen.
Ik zou graag hebben gezien dat ik u in een andere tijd dan deze ontmoet zou hebben.
En ik zou ook wel willen dat er meer mannen van uw kaliber in onze gelederen aanwezig zouden zijn, en dat die dezelfde moed konden tonen als dat u aan ons heeft gedaan.
Ik hoef u waarschijnlijk niet voor te stellen om te overwegen uzelf bij ons aan te sluiten?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten