zondag 22 november 2015

61. Verwarring,schuld en nog meer zelfverwijt

Zoals wel vaker was hij weer eens te besluiteloos geweest.
Wat zou hij er wel niet voor over hebben gehad als hij samen met zijn moeder aan boord van dat fregat had kunnen zijn.
Het fregat betekende vrijheid, de vrijheid waar hij en zijn moeder zo hevig naar verlangden.
Nu wachtte hen slechts een onzekere toekomst van gevangenschap en ellende.
Hoe dichtbij was de vrijheid geweest!, ze hadden hem bijna voor het oprapen gehad!
Zo dichtbij en toch zo veraf, het was om gek van te worden!
Hij voelde zich diep teleurgesteld, waarom had hij geen slimme oplossing kunnen bedenken?
Waarom was hij toch zo besluiteloos geweest?
Zijn hart vulde zich met sombere gedachtes en hij werd wreed verteerd door bitter zelfbeklag.
Het maakte hem eenzaam en hij voelde zich verlaten.
Naarmate het fregat zich verder en verder van hen verwijderde werd dat gevoel alleen maar sterker.
Och, had hij toch maar de moed kunnen opbrengen om dat stomme kanon af te vuren!
Of had hij maar op het moment dat ze gepaaid werden hard geroepen dat het schip vol zat met Fransen. Wie weet was het mogelijkerwijs dan wel heel anders afgelopen.
Misschien hadden hij en zijn moeder dan nu niet meer geleefd, maar was er wel een kleine kans geweest dat de snode plannen van Astray en de zijnen op niets uitgelopen zouden zijn.
Hij voelde zich schuldig en was bang dat Engeland door zijn besluiteloosheid ernstige schade zou oplopen.
Wie weet welk een vreselijk lot het nu te wachten stond, en onder welk juk het in de nabije toekomst misschien wel gebukt zou moeten gaan.
Wie kon ooit bedenken wat hij nu op zijn geweten had en hoeveel leed hij had veroorzaakt.
En dat alleen maar doordat hij simpelweg niet het lef had gehad om in te grijpen! Natuurlijk was hij niet op de hoogte van de totale plannen van de Fransen en Astray.
Maar het liet zich raden dat ze voor Engeland niet veel goeds in de zin zouden hebben. Hij keek even schichtig om zich heen.
Zou de commandant in de gaten hebben gekregen dat hij op het punt had gestaan om zijn woord van eer als officier te breken?
Of kon hij soms gezien hebben dat hij zich klaar had gemaakt voor de sprong naar het kanon? Als dat zo zou zijn dan wist hij het op dit moment wel zeer goed voor hem te verbergen.
Hij voelde zich eerlijk gezegd niet bepaald prettig bij de gedachte.
Ontdekking betekende voor hem het verlies van zijn familie eer en daarmee ook de diepste vernedering uit zijn loopbaan als officier.
Zijn woord van eer als officier zou dan alsnog voor de Fransen in één klap volkomen waardeloos zijn geworden. Vervolgens zal zijn familienaam dan al snel verworden tot hoon en spot voor iedereen die maar een greintje eer bezat.
Het gevolg daarvan was dat hij tot in lengte van dagen, zowel door de Engelsen als door de Fransen, met de nek zal worden aangekeken.
Door zo laf en besluiteloos te handelen had hij uiteindelijk niets anders bereikt dan een mogelijk eer verlies tegenover de Fransen.
Wat zou zijn vader van zijn laffe houding hebben gevonden?
Waarschijnlijk zou hij wel diep teleurgesteld zijn geweest in zo’n sul van een zoon als hij.
Somber vroeg hij zich af wat zijn vader in zo’n zelfde situatie gedaan zou hebben.
Het was een vraag waar hij eerlijk gezegd zichzelf geen antwoord op wist te geven.
Maar hij dacht wel, dat als de commandant enig vermoeden van zijn plannetje had gekregen, de gevolgen voor zijn moeder en hemzelf zeker niet uit zouden blijven. Dan waren alle privileges voor hen in een klap voorbij!
Waarom had hij zijn kans niet gepakt op het moment dat zijn moeder tegen het dek sloeg?
Het was het uitgelezen moment geweest om tijdens de ontstane verwarring toe te slaan.
Opnieuw verweet hij zichzelf een grote lafbek te zijn die niet in staat was geweest om zijn angst te overwinnen, en daardoor verzuimde om tot grote daden te komen waar vele andere jonge mannen volgens hem vaak wel toe in staat bleken te zijn.
Hij verwachtte elk moment de mariniers te zien verschijnen die hem benedendeks in de ijzers zouden slaan. Hij ademde daarom nog maar eens diep de zilte zeelucht in die hij vanaf nu waarschijnlijk een lange tijd zal moeten missen.
De resterende reis zou hij waarschijnlijk in een klein, donker en stinkend hok moeten doorbrengen. Blijkbaar had hij zichzelf er al van overtuigd dat de commandant vrijwel zeker van zijn snode plannen op de hoogte moest zijn.
Hij schrok daarom ook hevig toen hij hem plotseling achter zich hoorde.
“Ik wilde u persoonlijk melden dat de chirurgijn zojuist zijn onderzoek op uw moeder heeft afgerond.
Hij verzoekt u vriendelijk om over zijn diagnose inzake de lichamelijke gesteldheid van uw moeder met hem zo snel mogelijk van gedachten te wisselen.”
Hij draaide zich om en keek hem recht in de ogen.
“Dank u commandant, als u mij dan nu zult willen verontschuldigen?, dan ga ik er direct naar toe.”
Hij draaide zich al om om weg te lopen, maar een hand op zijn schouder deed hem stilstaan. “Één moment graag!, ik wilde u nog wat zeggen!”
De adem stokte hem in de keel en een siddering ging door zijn lichaam.
Daar had je het!, zijn hart sloeg wild over van schrik.
Hij was er zeker van dat de commandant van zijn snode plan op de hoogte was.      
Nu kwam, waarvoor hij al die tijd al zo bang was geweest!
Gelaten wachtte hij de woorden van de man af.
“Mag ik u complimenteren dat u zich als een heer aan uw woord van eer heeft gehouden?,   en dat, ondanks het feit dat de verleiding voor u toch wel heel groot moet zijn geweest.
Er moet zich volgens mij ongetwijfeld een hevige tweestrijd diep in uw binnenste hebben afgespeeld.”
Hij keek hem argwanend aan.
Het leek wel of de man zijn gedachten had kunnen raden.
Hij wist even niet wat hij zeggen moest, maar trachtte uiterlijk niets te laten blijken van de grote verwarring die hem nu van binnen verscheurde.
“U heeft het vertrouwen wat ik in u had gesteld niet beschaamd, en u bent uw rang als officier waardig gebleken” ging de man rustig door.
De woorden hadden hem trots op zichzelf moeten maken, maar zij zorgde er nu alleen maar voor dat hij nog meer van zichzelf walgde dan zo even daarvoor.
De man moest eens weten!, bedacht hij beschaamd.
Welzeker had zijn oordeel over hem er dan heel wat minder lovend uit gezien!
Waarschijnlijk had hij hem dan niet eens meer waardig geacht om hem nog aan te willen kijken.
Nee, dan had hij hem vol walging bespot en af laten voeren naar het stinkende hok in de voorpiek.
Hij voelde zich nu helemaal een grote oplichter, ..een man, die geen echte man was.
De commandant was blijkbaar klaar met zijn complimenten en verwachtte nog steeds met de hand op zijn schouder een antwoord van hem terug.
Maar zonder zich om te draaien haalde hij de hand van zijn schouder en liep hij van hem weg.
Voordat hij naar beneden ging wierp hij nog een snelle blik op het fregat dat rollend en stampend haar weg vervolgde.
Hij zuchtte diep en liep hoofdschuddend de trap af die leidde naar het tussendek.
Aan de ene kant was hij vervuld met minachting over zichzelf, maar aan de andere kant voelde hij zich ook opgelucht om te weten dat de commandant blijkbaar toch niet op de hoogte was gekomen van zijn snode plannetje.
Maar zelfs dat veilige gevoel van opluchting verweet hij zichzelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten