zondag 29 november 2015

68. De orkaan

De golven werden meer en meer door de wind opgezweept en werden hoger en hoger.
Enorme golven met witte koppen rolden op het schip aan en sloegen met donderend geweld tegen de boeg te pletter.
Het schip begon na verloop van tijd meer zeeën over te nemen, waardoor het steeds moeilijker werd om nog met beide voeten op het dek te blijven staan.
William maakte voor zichzelf een lijflijn en bond die aan de verschansing.
Hij wilde voorkomen dat een plotseling overkomende golf hem overboord zou sleuren.
De wind huilde sinister in het want, waar de maats opnieuw bovenin de mast met enkele weerspannige zeilen aan het worstelen waren.
Er werd besloten alle zeilen buiten de stagzeilen en de binnen kluiver te bergen
om te voorkomen dat het schip door de sterke, verraderlijke windvlagen, plotseling zou kapseizen.
William kreeg medelijden met degenen die in dit hondenweer zo’n vijftig meter boven het dek in een dodelijk gevecht met zeil en elementen gewikkeld waren.
Het was duidelijk dat de schrik er bij hen nog goed in zat na het gebeuren van eerder die dag.
Maar er werd hen door de elementen geen tijd gegund om er lang bij stil te kunnen blijven staan.
Het schip begon vervaarlijk in al zijn voegen te kraken.
Er kwam ondertussen enorm veel water aan dek, waardoor het kuildek zo nu en dan veranderde in een grote schuimende, kolkende, watermassa.
Het opgejaagde schuim vloog hen om de oren en benam steeds meer het zicht.
Er waren inmiddels drie extra mannen bij de roerganger geplaatst omdat die onmogelijk het schip alleen nog met eigen kracht op koers kon houden.
Ze hingen allemaal met uiterste krachtsinspanning aan het roer.
En nog steeds nam de wind in kracht toe!
De lucht was nu inmiddels inktzwart en felle bliksemschichten begonnen  spookachtig de woeste golven te verlichten.
Vrijwel direct op de bliksem volgden oorverdovende donderslagen.
Tot overmaat van ramp begon het nu ook nog eens gigantisch te hozen.
Het water kwam met bakken naar beneden en striemde de verbeten gezichten van de worstelende mannen.
Door het regengordijn en het opgezweepte schuim was het zicht nu bijna helemaal nul geworden.
Het schip kreunde onder de tonnen water die keer op keer over het dek heen spoelde.
Ook het tuig en de masten kwamen onder een enorme spanning te staan en stonden snaarstijf.
Plotseling dook een monsters hoge golf voor hen op!
Langzaam rees het voorschip aan de voet van de golf omhoog en begon het schip naar de top te klimmen.
William had het gevoel dat het eindeloos duurde.
Voor hem uit zag hij alleen nog maar een schuimende donkere muur van water die als een monster zijn klauwen naar het schip uitstrekte in een poging het te verslinden.
Het dek stond nu bijna verticaal achterover en hij moest zich uit alle macht vasthouden om niet naar achteren te vallen.
Het gebulder van de golf was bijna oorverdovend en overstemde het geloei van de huilende wind. 
Hij hield z'n adem in en zette zich schrap.
Ademloos van angst wachtte hij op de dingen die komen zouden.
Het schip bereikte nu eindelijk de top van de golf.
Onder hen gaapte een enorm golfdal van tientallen meters diep!
Langzaam begon het schip naar voren te kantelen en helde hij ineens zwaar naar stuurboord over. Bijna iedereen werd van de voeten geworpen door deze plotselinge heftige beweging.
Daarna begon het schip snel vaart te maken, en met een enorme klap dook het in de golven.
Het hele schip trilde als een rietje toen het voorschip werd begraven onder tonnen kolkend zeewater. 
Het geluid van hout dat onder enorme druk versplinterde, was boven het geluid van wind en zee hoorbaar.
William worstelde uit alle macht en snakkend naar adem probeerde hij weer overeind te komen.
Voor z’n gevoel kwam het voorschip nooit meer boven water.
Maar uiteindelijk begon de boeg zich tergend langzaam te bevrijden van de kolkende zeewaterlast.
Nadat het voorschip weer was herezen uit de golven, bleek de kluiverboom tot aan het ezelshoofd te zijn afgebroken en dat de blinde ra zelfs volledig was verdwenen.
Ook de binnenkluiver bleek losgeslagen te zijn en de flarden daarvan flapperden wild met oorverdovend geraas in de huilende wind.
De eveneens losgeslagen voorbram-stag sloeg even wild knallend als een zweep in het rond, waarna het uiteindelijk na enige tijd in het staande want verstrengeld raakte.
Het schip werd als een notendop heen en weer geslingerd en dreigde door het verlies van de binnenkluiver dwars op de golven geslagen te worden.
Haastig werden er bevelen gebruld dat het voortopzeil aan de voorsteng-stag bevestigd moest worden waardoor de roergangers onder druk van het zeil weer beter in staat zouden zijn om de kop van het schip op de wind te houden.
Het was zaak om het voortopzeil zo snel mogelijk aangeslagen te krijgen voordat het schip dwars op de golven terecht zou komen waardoor het grote kans liep te kapseizen.
Een aantal mannen worstelde zich moeizaam naar voren, hetgeen levensgevaarlijk was in deze omstandigheden vanwege de zware golven die constant over het voordek spoelde en die hen dreigde in de ijskoude donkere kolkende zee te sleuren.
Één van de dappere mannen slaagde er uiteindelijk in, via de hevig tekeer gaande boegspriet, naar het ezelshoofd te klimmen en daar het voortopzeil aan te slaan. De anderen wenkte hem snel terug te komen, maar daar dook de boeg  nogmaals diep in een golf waarbij hij het hele voorschip opnieuw met een ijskoude kolkende watermassa begroef.
Op het moment dat het voorschip daar weer langzaam uit te voorschijn kwam, bleek de man op het ezelshoofd tot hun ontzetting verdwenen te zijn.
Ook een tweede die bij het reling-hoofd had gestaan was eveneens verdwenen.
Beiden waren ze door de woeste golven verzwolgen.
Wanhopig probeerden de anderen hen nog te vinden, maar ze begrepen door de finaal afgebroken lijflijnen al spoedig dat het verder gaan met zoeken volslagen nutteloos zou zijn.
Die twee waren ten dode opgeschreven. In dit weer hadden ze geen schijn van kans tot overleven.
Snel probeerden de overige mannen toch nog het zeil te hijsen. 
Verbeten werkten ze als paarden om het zeil, ondanks de hevige wind, omhoog te krijgen.
Maar het stribbelde in alle hevigheid tegen. 
Toen het uiteindelijk na veel moeite tot ongeveer halverwege de stag was gekomen, kregen ze het ineens met geen mogelijkheid meer verder.
Blijkbaar was de kabel van het katrol afgelopen en zat hij daardoor nu muurvast, waardoor iedere verdere poging nu gedoemd was tot mislukken.
William begreep dat de mannen onderling besloten hadden om naar het achterschip terug te keren en zag ze voorzichtig terug komen schuifelen en zich daarna bij de bootsman melden om rapport uit brengen.
Die bracht op zijn beurt weer zijn rapport uit aan de commandant die nu moest gaan beslissen of er een man de mast in gestuurd zou worden om het katrol te klaren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten