donderdag 26 november 2015

65. Tucht, walging en dicipline

De kat met negen staarten werd hoog opgeheven en daalde ongenadig zwiepend op de ontblote rug van het slachtoffer neer, daarbij diepe rode striemen achterlatend.
De man gilde het uit van pijn en kronkelde hevig in een vergeefse poging te ontkomen aan de volgende slag. “ Één!“ telde de bootsman luid.
Opnieuw zwiepte de kat, gevolgd door een gil. Zwiep, .. “ Twee!” zwiep, ...”Drie!““Zwiep,....”Vier!“  De man begon nu te krijsen van de pijn, terwijl zijn rug langzaam maar zeker veranderde in een rode bebloede lillende massa. Dit ritueel bleef, naar William’s gevoel, zich maar eindeloos opnieuw herhalen. Het krijsen van de man veranderde in kermen en hij hing nu meer als een soort van gevild varken aan het rooster te bengelen.
Zijn benen hadden hun kracht verloren en waren niet meer in staat om hem nog te dragen.
William voelde zich langzaam misselijk worden bij het aanzien van deze onmenselijke straf, maar hij bleef star voor zich uit kijken en probeerde tevergeefs aan iets anders te denken.
Zo nu en dan voelde hij enkele bloedspetters van het arme slachtoffer op zijn gezicht spatten maar hij deed net of hij dat niet doorhad en veegde ze ook niet weg.
Zwiep, .....”Twaalf! “ Het slachtoffer was inmiddels buiten bewustzijn geraakt door de pijn. De luitenant stak zijn hand omhoog als teken dat de geseling gestaakt moest worden.
De chirurgijn stapte naar voren en onderzocht even kort het slachtoffer.
Het was zijn taak om in te schatten of ze op dit moment door konden gaan zonder het gevaar te lopen hem daarmee te doden.
Als dat gevaar bestond dan zouden ze de volgende dag verder moeten gaan.
Er was geen doodvonnis uitgesproken en daarom moest voorkomen worden dat de man het loodje zou leggen.
‘Bijna’ doodslaan mocht, maar hem echt doden zou tegen het uitgesproken vonnis ingaan, bedacht William cynisch.
De chirurgijn knikte naar de luitenant als teken dat hij bevel kon geven om door te gaan.
Die gaf op zijn beurt een knikje naar een maat die al reeds met een puts zeewater klaarstond en hem nu vervolgens over de rug van de man uitgoot.
Gillend en kermend kwam hij bij toen het zoute water in zijn bloedende uitgereten wonden beet.
Nogmaals werd er een puts over hem heen gegoten om het slachtoffer volkomen bij te brengen. Daarna begon het hele ritueel weer van voren af aan. Zwiep!, ..... “Dertien!” zwiep!, ..... “Veertien!”
Opnieuw verloor de man zijn bewustzijn en moest hij weer worden bijgebracht.
De scheepsartikelen eisten dat de gestrafte zijn straf bij volle bewustzijn moest ondergaan.
In William’s ogen was die regel onmenselijk, maar hij wist dat naar zijn mening op dit moment niet gevraagd zou worden. Voor zijn gevoel duurde de marteling eindeloos.
Hoe graag hij ook wilde, er scheen maar geen einde aan te mogen komen.
Ondanks dat hij uit alle macht probeerde zijn gedachten op iets anders te concentreren, kon hij niet ontsnappen aan de geluiden van de kat en de half dood geslagen kermende man.
Zwiep, ...“Eenendertig!“ klonk het monotoon.
De man perste nog een laatste wanhopige schreeuw uit zijn longen en verloor daarna opnieuw het bewustzijn.
Doodstil hing hij als voor dood aan het rooster.
De chirurgijn onderzocht hem opnieuw.
Men zag hem even twijfelen, maar toch gaf hij opnieuw weer een teken met zijn hoofd dat ze door konden gaan.
De maat had de puts alweer klaar en stond op het punt het water over het slachtoffer heen te gooien. “Genoeg!” Enkele manschappen keken verbaasd naar hun commandant op.
“Maak het aantal slagen vol en voer hem daarna af!
Breng hem naar het koedek en laat de chirurgijn hem weer oplappen!“
Deze order ging eigenlijk tegen de regels van de scheepsartikelen in, maar niemand waagde het zelfs maar om hierover ook maar de kleinste opmerking te maken, wetende dat ze daardoor het volgende slachtoffer zouden worden.
Het was zoiets als je eigen doodvonnis tekenen als je tegen de orders van de commandant in ging.
Hij had de uiteindelijke beslissing over het wel en wee aan boord, en zelfs over leven en dood.
De man werd van het rooster losgesneden en zakte op het dek in elkaar.
Twee man pakte hem ruw op en sleepte hem daarna weg.
“Bootsman!, zend alle hens weer als de donder terug naar hun posten!, de poppenkast heeft nu lang genoeg geduurd! Luitenant!, zet de mannen aan de schoten en laat weer volbrassen.
Ik wil dat het laatste lapje zeil wordt bij gezet. We moeten de verloren tijd weer zien in te halen. Ik wil dat u alles uit het schip haalt wat er in zit!, heeft u dat begrepen?“
“Jawel commandant!, tot uw orders!“
Op één of andere manier kreeg William een klein beetje de indruk dat de commandant zelf ook wat ontstemd was over het hele gebeuren.
En dat hij er nou ook niet bepaalt behagen in schiep om zo’n straf ten uitvoer te laten brengen.
Hij dacht iets van die houding te herkennen.
Zou er onder die strenge, norse houding, een weker hart schuilgaan met meer gevoel voor de mens dan in dit geval goed was?
Het zou betekenen dat ook hij een gevecht moest leveren tussen menselijke gevoelens en plichtsgevoel.
Een tweestrijd die uitermate lastig kon zijn in situaties als deze, wist William.
Ergens troostte de gedachte hem wel dat ook commandanten van oorlogsbodems, net zoals hijzelf, dus blijkbaar beslissingen moesten nemen die schijnbaar tegen hun eigen gevoelens indruiste.
Hij betrapte zichzelf erop dat hij het weer eens niet kon nalaten om iemands gedrag te analyseren.
Maar aan de andere kant wist je nooit of hetgeen dat hij nu voor zichzelf geconstateerd had hem op een goede dag eens van pas zou komen.
Hij besloot dat het nu wel kon om het bloed van het slachtoffer maar eens van zijn gezicht te wassen omdat niemand (buiten zijn bewaker om dan) meer enige aandacht aan hem besteedde.
Hij liep naar de puts zeewater die op het dek was achtergebleven en gooide met zijn handen het frisse zeewater in zijn gezicht.
Hij knapte hier flink van op, en besloot vervolgens maar weer snel naar zijn moeder te gaan kijken.
In gedachten verzonken liep hij richting het trapgat en verdween hij benedendeks.
De volgende dag liet William de chirurgijn weten dat hij de officier van de sloep wilde bezoeken.                                                        

Geen opmerkingen:

Een reactie posten