maandag 30 november 2015

69. Slagzij en averij

De commandant besloot, toen bleek dat het schip genoeg op het half gehesen zeil reageerde om de roergangers in staat te stellen de kop goed op de wind te houden, dat het niet verstandig was om nodeloos het leven van een man op het spel te zetten.
Hij gaf bevel de dappere mannen, die er nu nogal verslagen bij stonden vanwege het verlies van twee van hun kameraden, benedendeks een extra oorlam te geven om hun verstijfde lichamen weer wat op te warmen.
Het zorgde voor een aantal dankbare blikken in zijn richting.
De storm hield nu al uren aan en nog steeds nam hij in kracht toe!
Het schip kreeg er flink van langs en kreunde onder de marteling van tonnen water die telkens opnieuw over het dek spoelde.
De mannen waren nu al uren achtereen in de weer om de hevige storm het hoofd te bieden.
William had een beschut plekje gevonden dat uit het zicht van de commandant lag.
Hij volgde met zijn ogen een aantal mannen die onderweg waren naar de sloep die op het kuildek stond vastgesjord.
Waarschijnlijk hadden ze de opdracht gekregen om te controleren of hij nog wel goed gesjord stond.
Ze konden zich niet permitteren nogmaals een sloep te verliezen.
Hij besloot dat het alweer de hoogste tijd was om eens bij zijn moeder te gaan kijken.
Hij hoopte maar dat ze door het slechte weer niet aan zeeziekte zou gaan lijden.
Dat was wel het laatste wat ze kon gebruiken, ze was nu nog zo zwak!
Al die tijd had ze er geen last van gehad, hopelijk zou het dus misschien nu ook wel meevallen.
Hij wilde zich net omdraaien om naar het luikhoofd te lopen, toen een plotseling hevige windvlaag het schip zeer sterk naar stuurboord deed overhellen.
Enkele mannen tuimelden langs het spekgladde dek naar beneden en klampten zich in doodsangst aan de verschansing vast.
William zag met verbijstering een huizenhoge golf aan komen stormen die zich kort daarop met donderend geraas over het dek uitstortte.
De kolkende schuimende massa begroef alles en iedereen die zich daar op het dek bevond.
Tegenover dit enorme geweld waren de uitgegleden mannen volkomen kansloos.
Medogenloos werden ze door de golf over de verschansing gesleurd en werden ook zij verzwolgen door het ijskoude donkere water.
Ook William, die zich zoals gezegd op een beschutte plaats aan bakboord had bevonden, was door de plotselinge slagzij die het schip maakte van de voeten geworpen.
Hevig spartelend hing hij aan zijn lijflijn te bengelen, in een hulpeloze poging weer overeind te komen.                                                        
Door de enorme watermassa die over het dek beukte bleef het schip steeds meer naar stuurboord overhellen.
Een kanon schoot los uit zijn gordings en raasde daarna, alles op zijn weg verpletterend, langs het hellende dek naar beneden.
Door zijn gewicht en snelheid versplinterde hij een stuk verschansing en verdween in zee.
Een enorm gapend gat was het enige wat er nog van getuigde.
Maar er was niemand die hier oog voor had, daar het schip nu zeker een slagzij van dertig graden had bereikt en de helling nog steeds bleef toenemen!
William dacht dat het einde was gekomen en dat de schuit zeker zou kenteren. Diep in het schip waren geluiden te horen van versplinterend hout door de enorme ravage die de slagzij daar veroorzaakte.
De barkas, die op het kuildek had gestaan, was nu van zijn stroppen losgeslagen en werd door de golven tot wrakhout geslagen tegen de grote mast.
Net toen alles verloren leek sloegen de stagzeilen door de enorme druk met donderend geraas aan flarden. Dit bleek uiteindelijk hun redding te zijn.
Verlost van de druk die de wind op het zeil had uitgeoefend begon het schip zich tergend langzaam weer op te richten en zich te ontdoen van het enorme gewicht aan water waaronder het begraven was.
De stukken van de wrak geslagen sloep werden in zee gezogen toen de duizenden liters water met kolkend geweld door de spuigaten en de opengeslagen geschutspoorten naar buiten gutste, waardoor langzaam maar zeker het kuildek weer zichtbaar werd.
Daardoor was ook meteen de enorme schade te zien die de golven hadden achtergelaten.
Het dek bleek een ware ravage te zijn.
De overige resten van de sloep lagen her en der over het dek verspreid.
Een groot deel van de verschansing en gangboord aan stuurboord was verdwenen.
De huidnaden van het dek waren onder het enorme gewicht van de duizenden liters water opengebarsten en enkele planken waren bijna hoepel krom getrokken door de zuiging die was ontstaan op het moment dat de golven zich van het dek hadden terug getrokken.
De dekroosters waren zwaar beschadigd, en het luik dat eens het luikhoofd had afgedicht bleek spoorloos verdwenen te zijn. Ook het voordek was een enorme chaos.
De klokkenstoel was geheel uit het lood geslagen en de scheepsbel was gedeukt en miste de klepel.
De schoorsteen van de kombuis stond in een haakse hoek geknikt over het stoomrooster en ook hier waren grote stukken reling weggeslagen.
William krabbelde inmiddels weer moeizaam overeind en keek in het rond.
Hij had, net zoals iedereen ondertussen, geen droge draad meer aan zijn lichaam en had geluk gehad dat zijn lijflijn niet was gebroken zoals bij die anderen die in zee waren verdwenen.
Gelukkig had hij net de mazzel gehad dat hij op een beschut plekje had gezeten om uit het zicht van de commandant te blijven.
Want ondanks het gierende weer wilde hij liever aan dek blijven dan dat hij opgesloten moest blijven zitten in een kleine bedompte hut.
De commandant had nu wel wat anders aan zijn hoofd en scheen hem, precies zoals hij gehoopt had, geheel vergeten te zijn.                                                      
Overal klonken bevelen die opriepen om de ravage zo snel mogelijk op te ruimen.
De mannen renden naar de pompen en gingen als gekken aan het werk om zoveel mogelijk water uit het ruim te krijgen.
Hij hoorde de bootsman tegen de scheepstimmerman zeggen dat er anderhalve voet water in het ruim stond.
Samen gingen ze op inspectie uit om de opgelopen schade te bekijken.
Hij was net als iedereen hevig geschrokken toen het schip op het punt had gestaan te kapseizen, en begreep terdege dat het gevaar nog lang en breed niet voorbij was.
Zijn eerste reactie nu was om zo snel mogelijk bij zijn moeder te gaan kijken.
Maar tegelijkertijd wist hij dat aan dek nu ook alle hulp hard nodig was.
Echter zijn bezorgdheid om zijn moeder won het tenslotte van de puinhoop aan dek.
Vastberaden liep hij naar het luikhoofd en daalde hij naar beneden af.
Ook de ravage benedendeks was onbeschrijfelijk.
Het water droop tussen de opengebarsten deknaden naar beneden.
Enkele manschappen waren druk in de weer om wat stormlantarens te ontsteken die door het sijpelende water waren uitgegaan.
Eenmaal ontstoken, zorgden ze voor een spookachtig licht waardoor de chaos nog meer indruk maakte dan even daarvoor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten