vrijdag 13 november 2015

52. Vaarwel vaderland

“Ja moeder, zelfs beter dan dat ik ooit verwacht zou hebben.
Er is met mij niets ernstigs aan de hand.
Ik heb alleen mijn ribben gekneusd, hetgeen wel erg pijnlijk, is maar dat na verloop van tijd vanzelf wel over zal gaan.
Verder heb ik dan net als u, alleen wat tijd nodig om weer aan te sterken.
De kapitein is zo vriendelijk geweest om mijn verzoek vrij aan dek te mogen wandelen in te willigen.
Ik heb hem mijn woord als officier moeten geven dat ik geen poging zou ondernemen om het schip en de bemanning in enig gevaar te brengen of te saboteren.”
Ze knikte begrijpend. “Ik vraag me alleen af, vanwaar die bijzondere gunsten?
Tegen mij waren ze ook al zo vriendelijk, ik begrijp er niets van!”
“Ik kan wel een poging doen om dat te verklaren moeder.
Op deze manier willen ze ons hun dankbaarheid tonen voor het feit dat we geprobeerd hebben om de bemanning van de sloep te redden.
De bemanning heeft zelfs drank en vruchten van hun eigen rantsoenen opgespaard om het ons te kunnen aanbieden.
Zelf stond ik ook nogal verbaasd over hun goede zorg, maar blijkbaar heeft onze houding bij hen respect afgedwongen.”
Zijn moeder keek hem bewogen aan.
“Ik kan bijna nog niet geloven dat ik je hier weer levend voor me zie staan jongen.
Zolang we maar bij elkaar zijn, kunnen we wat de toekomst ons ook brengt, alles aan.”
Hij zag dat haar vreugde weer enige glans over haar bleke gezicht bracht.
Maar meteen daarop kreeg ze een zware hoestbui en zonk ze vermoeid weer in haar kussens terug. Hij streek haar zachtjes door haar lange haren.
“Het is beter dat u nu wat gaat rusten moeder.” zei hij bezorgd “Ga maar weer rustig slapen, ik kom over een tijdje wel weer even bij u langs, dan praten we wel weer verder.”
“Dat is goed jongen” klonk het vermoeid “Dat is goed.”
Ze sloot vermoeid haar ogen en viel vrijwel onmiddellijk in een diepe maar onrustige slaap.
Voorzichtig om haar niet wakker te laten schrikken dekte hij haar nog wat toe en verliet hij vervolgens daarna zachtjes haar hut. De marinier stond hem buiten de hut geduldig op te wachten.
Hij maakte aan hem duidelijk dat hij nog aan dek wilde gaan.
De man wees hem met zijn geweer de richting waarheen hij lopen moest en liet hem voorgaan.
Hij wilde proberen te weten te komen waar het schip zich nu op dit moment bevond.Nu was er misschien nog de mogelijkheid om wat van Engeland te zien te krijgen.Het zou waarschijnlijk wel eens de aller laatste keer kunnen zijn, bedacht hij somber.
Met moeite lukte het hem de trap die naar het kuildek leidde op te komen.
Tot zijn grote verbazing passeerde hij een Fransman die in een Engels uniform gestoken bleek te zijn.
Hij bekeek hem belangstellend na en probeerde te begrijpen wat hij zojuist had gezien.
Nieuwsgierig geworden klom hij verder langs de trap omhoog en betrad hij vervolgens het kuildek.Zijn aanwezigheid baarde duidelijk opzien en hij hoorde de manschappen onder elkaar staan smoezelen. Maar blijkbaar hadden ze orders gekregen om hem niet aan te spreken en hielden ze daarom enige afstand.
De frisse zeewind blies hem in het gezicht en hij voelde de fijne waternevel op zijn wangen.
En hoewel hij rilde, genoot hij met volle teugen van dit moment en was hij blij even uit de bedompte ruimte van het tussendek te zijn ontsnapt.
Hij ademde diep de frisse zilte zeelucht in en voelde die prikkelend in zijn longen dringen.
Het schip lag zwaar te stampen op de ruwe golven van de North Channel.
Daarom voer het alleen onder gereefde bovenbram en stagzeilen en ook zijn bezaanzeil was zwaar gereefd en moest alleen zorgen voor voldoende druk op het roer om goed koers te kunnen houden.
Het buiswater spatte telkens hoog op als het schip met zijn kop in de golven dook. Miljoenen fijne druppeltjes stoven over het dek en sloegen hem in het gezicht.
Hij proefde het zout op zijn lippen en in zijn ogen bijten.
Opeens viel het hem op dat het dek verdacht veel op dat van een Engelse brik leek die hij eerder, nog niet eens zo gek lang geleden, op een van zijn reizen had gezien.
En op het moment dat hij beter om zich heen keek zag hij tot zijn verbazing dat de voltallige bemanning aan dek in Engelse uniformen bleek rond te lopen.
Plotseling begon bij hem te dagen hoe het mogelijk was geweest dat het schip zonder argwaan te wekken voor de kust had kunnen blijven liggen.
Langs de vlaggenlijn wapperde fier de Union Jack in de wind om de camouflage compleet te maken.
Het schip leek werkelijk als twee druppels water op de echte Monitor, wat een oorlogsbrik was die hij op zijn vorige reis nog in de stille oceaan was tegengekomen.
Het had zich toen een paar dagen bij het konvooi gevoegd dat zij, samen met nog twee andere fregatten, hadden moeten escorteren.
Het was onmogelijk dat dit schip zelf de Monitor zou kunnen zijn, mits het vleugels had gekregen natuurlijk, want hij wist dat het schip een opdracht had ontvangen wat het nog verder van Engeland vandaan had gevoerd.
Toen hij ook beter keek zag hij een aantal zaken die afweken van de oorspronkelijke Monitor.
Maar die waren zo goed gecamoufleerd dat het vrijwel niet te zien was.
Hij zag onder andere op het halfdek aan weerskanten vijf twaalfponders staan die gecamoufleerd waren door middel van een soort loopbrug.
In totaal telde hij, afgezien van de draaibassen, over de gehele lengte van het schip zo’n twaalf kanonnen aan weerszijden.
Hij keek over de verschansing en zag de zwart wit geblokte buitenhuid, wat zo typerend was aan de Engelse oorlogsbodems.
De geschutspoorten waren hierin kunstig weggewerkt zodat een ander schip onmogelijk kon zien hoe sterk deze schuit bewapend was.
Het dek zag er blinkend, geschuurd en opgeruimd uit, zoals hij dat aan boord van elke Engelse oorlogsbodem gewend was geweest.
Dit in tegenstelling tot de meeste Franse schepen, waar het er vaak wat rommeliger aan toe ging.
De Fransen hadden ook dit dus weer zeer goed voor elkaar, bedacht William, en ze hadden werkelijk niets aan het toeval overgelaten.
Als hij niet beter had geweten, dan was hij nu aan boord van de Engelse brik Monitor. Alleen het Franse gebrabbel dat hij rondom hem hoorde spreken gooide enig roet in het eten.
Die verdraaide Fransen speelden wel een zeer hoog spel, begreep William.
Als ze de pech hadden om onderschept te worden door een Engels fregat, zou de hele bemanning zonder pardon als spionnen worden opgehangen.
Zoals al eerder gezegd, gold onder andermans vlag en uniform vechten als een halsmisdaad waardoor je niet werd beschermd door de krijgswetten.
Ze namen hiermee dus opnieuw een enorm risico.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten