donderdag 12 november 2015

51. "Ben je daar jongen?"

Maar tot zijn verbazing betrok het gezicht van de kapitein helemaal niet.
Integendeel, hij glimlachte warempel zelfs naar hem!
“Ik had al verwacht dat u dit zou gaan zeggen.
En ik moet u bekennen dat uw eerlijkheid u tot eer strekt.
Ik zou in uw geval precies hetzelfde hebben gedaan!
Het spijt mij nu zelfs des te meer dat we door ongelukkige omstandigheden op dit moment vijanden van elkaar moeten zijn
Maar ik wil u bij deze laten weten dat ik in vredestijd graag met u een flink glas wijn zou willen drinken in één van de betere taveernes van Parijs.
Misschien dat het er op een goede dag ooit nog eens van mag komen?"
“Daarom heb ik besloten” ging hij door, “Dat u zich beiden vrij op het dek zullen mogen bewegen, zij het wel onder begeleiding van één van de mariniers!
Maar mocht u zich op welke wijze dan ook toch niet houden aan uw woord van eer dat u mij zojuist heeft gegeven, dan rest mij niet anders om u en uw moeder gedurende de verdere reis in ijzeren ketens in de voorpiek onder te brengen!
Ik hoop oprecht met mijn hele hart dat dit niet nodig zal blijken te zijn!”
Hij stond hierna abrupt op en groette William beleefd, waarna hij zich omdraaide en de hut verliet, daarbij William verwonderd achterlatend.
Het was inderdaad jammer dat ze elkaars vijanden waren, bedacht William.
Maar hij wist dat hij zich nu niet door zijn gevoelens van sympathie mocht laten leiden.
Hopelijk dat de wens van de kapitein op een goede dag nog eens uit zou mogen komen, en dat ze elkaar later in betere tijden nog eens tegen het lijf liepen.
Alleen dan niet in Parijs, maar liever in Londen, bedacht hij lachend in zichzelf.
Ook de kapitein bleek een man van zijn woord te zijn, want even later werd er weer geklopt en stond de marinier die hen beiden zou begeleiden voor de deur.
“Ik ben sergeant Georges Duprie, om u te dienen, monsieur.”
Hij sprong in de houding en gaf een korte knik met zijn hoofd.
Te begeleiden!, te bewaken bedoel je!, dacht William grimmig in zichzelf.
Maar hij zette zich er toe om vriendelijk naar de man te glimlachen en antwoordde,
”Gun mij een moment de tijd om mijzelf even klaar te maken.”
De man draaide zich beleefd om en ging voor de deur op hem staan wachten.
William verbaasde zich meer en meer over de hoffelijkheid waarmee hij werd behandeld.
Het moest waarschijnlijk erg veel respect hebben afgedwongen dat hij zich zo voor de levens van de bemanning van de sloep had ingezet.
Hij besefte terdege dat het er heel anders aan toe was gegaan als dit allemaal niet gebeurd zou zijn.
En dat hij dan in dat geval waarschijnlijk in een stinkend hok diep beneden in het schip met handen en voeten in de ijzers gezeten zou hebben.
Dit was in ieder geval zeker niet wat hij ooit in zijn stoutste dromen had kunnen bedenken.
Hij probeerde ondertussen wankelend zijn bezwete hemd uit te trekken, wat hem pas na enige tijd worstelen met zijn armen en mouwen maar uiterst moeizaam lukte.                                                        
Zijn hoofd duizelde en hij voelde pijnlijke steken en druk op zijn borst.
Hij moest weer een moment gaan zitten en ging zo verder met aankleden.
Vooral de poging om zijn broek aan te trekken was één en al ellende, omdat hij daarvoor met zijn hoofd naar beneden moest kijken en daarbij zijn hoofd nog erger duizelde dan daarvoor.
Toen na lang tobben hij dan toch eindelijk zo ver was gekomen dat ie hem op kon hijsen, schoten bij hem enkele vreselijke pijnscheuten door de borst waardoor hij hijgend naar adem hapte.
Hij moest zelfs weer een moment op zijn kooi terugzinken om op adem te komen.
Over zijn sokken aantrekken wilde hij niet eens meer denken, en daarom friemelde hij net zo lang met zijn voeten totdat hij uiteindelijk zijn schoenen aan zijn voeten had.
Zo, nu zijn schone hemd nog!
Opnieuw was daar die marteling toen hij zijn armen in zijn mouwen probeerde te steken.
Hij moest flink op zijn tanden bijten om het niet uit te schreeuwen van de pijn.
Maar hij had zichzelf voorgenomen geen krimp te geven.
Op één of andere manier vond hij dat zijn eer te na.
Hij moest even om zichzelf glimlachen en over de ijdelheid waarmee hij zich nu gedroeg!
Maar, uiteindelijk was hij dan zo ver en stond hij van zijn kooi op en opende hij daarna vervolgens beheerst de deur van zijn hut.
“Zullen we?” zei hij zo luchtig mogelijk terwijl hij met zijn hand een teken maakte dat de man voor hem uit kon lopen.
Maar de man glimlachte slechts en maakte hem duidelijk met een knik van zijn hoofd dat dit niet de bedoeling was en dat hij degene was die voor hem uit moest gaan lopen.
“Vooruit dan maar!” mompelde William in zichzelf, “Het is tenslotte jouw dag!”
De man wees hem met zijn geweer de richting die hij moest lopen en gebaarde dat hij bij de tweede deur aan bakboord naar binnen moest gaan.
Hij gaf een lichte klop op de deur en wachtte tot er toestemming werd verleend om de hut binnen te treden.
Een zachte stem, die hij herkende als die van zijn moeder, verleende hem die, waarna hij rustig de deur opende.
Hij zag haar onmiddellijk liggen in het zachte schijnsel van de olielamp.
Haar gezicht zag er vaal en bleek uit, en haar lichaam lag verder diep verscholen onder schapenvachten.
Maar toen ze William herkende gleed er een blijde glimlach over haar bleke gelaat.
“Ben je daar jongen?” klonk het zwak maar opgewekt van blijdschap, “Wat ben ik blij om je hier weer levend terug te zien!, is alles wel in orde met je?” vroeg ze er vrijwel direct achter aan.
William boog zich over zijn moeder heen en omhelsde haar stevig.
“Met mij is alles in orde moeder, maar ik had vernomen dat u ernstig onderkoeld bent geraakt.
Er werd zelfs gevreesd voor uw leven.”
“Ik voel me nog erg zwak jongen, maar gelukkig ben ik verder in orde en is er niets ernstig of blijvend beschadigd.
Maar ik zal nog wel enige tijd nodig hebben om weer helemaal aan te sterken, maar we kunnen dankbaar zijn dat we voor elkaar gespaard zijn gebleven.
Maar vertel eens jongen, hoe gaat het met jou?
Er werd mij verteld dat ook jij ernstig onderkoeld was geraakt maar dat je er net als ik gelukkig goed doorheen was gekomen.
Er was volgens hen dan ook geen direct levensgevaar meer.
Blijkbaar hebben ze daarin dus volkomen gelijk gehad.
Hebben ze je wel goed behandeld William?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten